ECLI:NL:RBAMS:2005:AT3184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/420123-05
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot diefstal met geweld in woning

Op 5 april 2005 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 januari 2005 een poging tot diefstal in een woning heeft gedaan. De verdachte werd betrapt door de bewoner, waarna hij deze zwaar lichamelijk letsel toebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de woning van het slachtoffer binnenging met de intentie om goederen of geld te stelen. Toen de verdachte en zijn mededaders door het slachtoffer werden betrapt, heeft de verdachte excessief geweld gebruikt om te ontsnappen. Dit geweld resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder blijvende ontsiering van het gelaat.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 4.066,14 aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaarwegend zijn. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat hij zelf de confrontatie is aangegaan en excessief geweld heeft gebruikt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/420123-05
Datum uitspraak: 5 april 2005
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, vijfde meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende op het adres [adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2005.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 januari 2005 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan [straatnaam], weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer], de deur van voornoemd pand heeft geopend en voornoemd pand is binnengegaan en via de trap naar de eerste etage van voornoemd pand is gegaan, welke poging tot diefstal in vereniging werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], geboren in 1947, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, nadat hij, verdachte, en zijn mededaders door die [slachtoffer] op heterdaad werden betrapt en die [slachtoffer] hem, verdachte, wilde tegenhouden, opzettelijk gewelddadig en dreigend vanaf een trap op die [slachtoffer] is gesprongen en een vuistslag in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven en kopstoten tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven en vingers in de ogen van [slachtoffer] heeft gestoken en meermalen met een boormachine die [slachtoffer] op het hoofd geslagen en meermalen met kracht in de armen van die [slachtoffer] heeft gebeten en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en die [slachtoffer] een knietje heeft gegeven tegen het hoofd en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “He ouwe, jij gaat eraan, jij bent dood, we weten waar je woont en hoe kun jij dit doen terwijl je een kind hebt, we weten waar je huis staat” en “Ga niet dood”, welk voornoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten wonden in het gelaat met blijvende ontsiering, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het geweld dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu dit is gepleegd ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer en dat de enkele omstandigheid dat verdachte zich wederrechtelijk in de woning van het slachtoffer bevond niet automatisch inhoudt dat hem het beroep op noodweer niet meer toekomt.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wederrechtelijk verblijf in de woning van het slachtoffer in beginsel een succesvol beroep op noodweer niet uitsluit.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is echter het volgende gebleken. Het slachtoffer heeft de daders in zijn woning betrapt en medegedeeld dat zij aangehouden waren en dienden te wachten op de komst van de politie. Verdachte heeft in die situatie niet willen berusten en is in een ultieme ontsnappingspoging de confrontatie zelf aangegaan. Nu verdachte zelf het gevecht met het slachtoffer is aangegaan, faalt het beroep op noodweer.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezengeachte feit onder meer zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is slechts met het oogmerk van financieel gewin samen met een ander de woning van het slachtoffer binnen gegaan om geld of goederen weg te nemen. Toen verdachte en zijn mededaders door het slachtoffer werden betrapt heeft verdachte excessief geweld gebruikt in zijn poging om te vluchten. Hierbij heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Door zijn handelen draagt verdachte bij aan de in de maatschappij heersende gevoelens van onveiligheid. De ervaring leert dat slachtoffers van feiten als de onderhavige, hiervan nog lange tijd de psychische schade ondervinden. In deze zaak blijkt dit eens te meer door de verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat zijn zoontje ten gevolge van het feit onder behandeling van een jeugdpsycholoog is. Tevens is ter terechtzitting gebleken dat de commotie rond deze zaak de nodige beroering in de buurt heeft veroorzaakt. Een buurmeisje heeft volgens het slachtoffer enige tijd slaapproblemen gehad.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het feit heeft begaan in de woning van het slachtoffer. De woning is bij uitstek de plek waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Eén en ander rechtvaardigt in beginsel de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, alsmede met de omstandigheid dat verdachte, zoals blijkt uit het hem betreffende Uittreksel Justitieel Documentatieregister, d.d. 21 januari 2005, slechts één keer eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet hierop, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd in die zin dat de rechtbank de straf enigszins zal matigen en deels in voorwaardelijke vorm zal opleggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 4.066,14 (vierduizend zesenzestig euro en veertien eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover, zoals gevorderd vanaf 22 maart 2005. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 10 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 4.066,14 (vierduizend zesenzestig euro en veertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 22 maart 2005.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 768,-- (zevenhonderd achtenzestig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 4.066,14 (vierduizend zesenzestig euro en veertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 22 maart 2005, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 81 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De goederen genoemd onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
De goederen genoemd onder de nummers 12, 13, 14, 15, 16 en 17 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 sigaret, Marlboro filter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en S.P. Pompe, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2005.
De oudste rechter is buiten staat om te tekenen.