ECLI:NL:RBAMS:2005:AT4840

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
313058 / KG 05-654 AB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot ontruiming van het pand Amstelrust in kort geding

In deze zaak verzoekt eiser de rechtbank om de Staat te verbieden het pand Amstelrust aan de Amsteldijk te ontruimen totdat er door de strafrechter onherroepelijk is beslist. De rechtbank, zittende in kort geding, heeft op 28 april 2005 uitspraak gedaan en het verzoek van eiser afgewezen. De zaak betreft een pand dat eind 1999 door eiser is gekocht en dat op 28 januari 2005 door een groep mensen, waaronder eiser, is gekraakt. Eiser stelt dat het pand in het jaar voorafgaand aan de kraak leeg heeft gestaan en niet is gebruikt, en dat de voorbereidingen voor een verbouwing niet als feitelijk gebruik kunnen worden aangemerkt. De Staat heeft echter aangevoerd dat er in de periode voorafgaand aan de kraak renovatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat er een nieuwe aannemer was aangesteld om de verbouwing te starten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie op het moment van de ontruiming een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van de artikelen 138 en 429 sexies van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde voorziening moet worden geweigerd, en eiser is veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

AB/EH
vonnis 28 april 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 313058 / KG 05-654 AB v a n:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
e i s e r bij dagvaarding van 4 april 2005,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. R.B. van Heijningen te ‘s Gravenhage,
t e g e n :
de STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te ’s Gravenhage,
g e d a a g d e ,
procureur mr. L.P. Broekveldt,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te ‘s Gravenhage.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 12 april 2005 heeft eiser, verder te noemen [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding met dien verstande dat hij het gevraagde verbod in tijd heeft beperkt tot aan de beslissing van de strafrechter. Gedaagde, verder te noemen de Staat, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Vervolgens is de zaak pro forma aangehouden tot 19 april 2005 om partijen in de gelegenheid te stellen tot een minnelijke regeling te komen. Daarin zijn zij niet geslaagd. Bij faxbericht van 18 april 2005 heeft de raadsman van [eiser] verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Eind 1999 heeft [koper [koper pand] het pand Amstelrust en een bijbehorend koetshuis aan de Amsteldijk 319-320 te Amsterdam (hierna het pand) gekocht.
b. Op 10 november 2004 heeft Tetteroo Bouw & Projectontwikkeling B.V. (hierna Tetteroo) het pand opgenomen. Op basis hiervan heeft Tetteroo een omvangrijk rapport met tekeningen en foto’s van het pand gemaakt.
c. Op 12 januari 2005 heeft Tetteroo een gedetailleerde begroting gemaakt voor een verbouwing van de binnenkant van het pand.
d. Bij brief van 19 januari 2005 schreef Tetteroo aan [koper pand] onder meer:
“Hiermee bevestigen wij u te hebben aangenomen en u aan Tetteroo Bouw & Projectontwikkeling B.V. te hebben opgedragen de verbouwing van Amstelrust, voor een bedrag van € 540.000,00, exclusief B.T.W. (...)
- Tetteroo Bouw & Projectontwikkeling B.V. heeft op zich genomen het plan op 1 februari 2005 in uitvoering te nemen en het na 6 maanden gebruiksklaar op te leveren.
(...)”
e. Op 28 januari 2005 is het pand gekraakt door een groep mensen onder wie [eiser].
f. Op 30 januari 2005 heeft [medewerkster koper pand] namens [koper pand] aangifte gedaan van huisvredebreuk.
g. Op 1 februari 2005 is [getuige] als getuige gehoord. In het proces-verbaal van dit verhoor staat onder meer:
“Amstelrust is bezig met verbouwen sinds 1999. In 2004 zijn er werkzaamheden aan de woning gebeurd. De aannemer is ontslagen omdat hij zijn werkzaamheden niet goed uitvoerde. (...)
Er zijn nieuwe plannen gemaakt.
Op maandag 24 januari 2005 is afgesproken dat de nieuwe aannemer genaamd Tetteroo Bouw op 1 februari 2005 zou beginnen. (...)”
h. Op 25 maart 2005 heeft de officier van justitie de gebruikers van het pand op grond van de artikelen 138 en 429 sexies van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gesommeerd het pand te ontruimen.
i. Bij brief van 7 april 2005 heeft Imtech Projects, als onderaannemer van Tetteroo, aan Tetteroo installatieschetsen van het pand gezonden. Op sommige van de schetsen staat een stempel waarin met de hand als datum 22 december 2004 is bijgeschreven.
2. [eiser] vordert – kort weergegeven – de Staat te verbieden het pand te ontruimen totdat door de strafrechter onherroepelijk zal zijn beslist.
3. Daartoe stelt hij dat het pand in het jaar voorafgaand aan de kraak heeft leeggestaan en niet is gebruikt als bedoeld in de artikelen 138 en 429 sexies Sr. De voorbereiding van een verbouwing kan niet worden aangemerkt als “feitelijk” gebruik als het pand ondertussen onbewoond is. Omwonenden en voorbijgangers hebben ongeveer anderhalf jaar voorafgaande aan de kraak geen activiteiten in en om het pand waargenomen. De politie die door de krakers is ingelicht heeft langdurige leegstand geconstateerd. Het pand is niet gebruikt voor vergaderingen dan wel overnachtingen in het jaar voorafgaand aan de kraak. Er was geen stromend water op het moment van de kraak en het pand was niet gestoffeerd. Het was er vies en vochtig. De opgeslagen bouwmaterialen waren onbruikbaar geworden en de in de ijskast aangetroffen etenswaren hadden verlopen houdbaarheidsdata. Ook al zouden voorbereidingen voor een verbouwing zijn getroffen, dan zouden deze geen zin hebben, aangezien [koper pand] niet beschikt over de benodigde vergunningen voor een verbouwing.
4. De Staat heeft zich gemotiveerd tegen de vordering verweerd, welk verweer zo nodig hierna zal worden besproken.
Beoordeling van het geschil
5. De vraag is of het de Staat kan worden verboden strafrechtelijke dwangmiddelen jegens [eiser] toe te passen en tot feitelijke ontruiming van het pand over te gaan. Voorop staat dat aan de officier van justitie in het kader van de aan hem opgedragen taak tot strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een zekere beleidsvrijheid toekomt. De voorzieningenrechter kan een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming op grond van de artikelen 138 en 429 sexies Sr dan ook slechts marginaal beoordelen.
6. Het gaat erom of de officier van justitie op het moment dat de ontruiming werd aangezegd een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van de artikelen 138 dan wel 429 sexies Sr. Voor strafbaarheid op grond van artikel 138 Sr is van belang of het pand op het moment van de kraak werd gebruikt, terwijl strafbaarheid op grond van artikel 429 sexies Sr wordt aangenomen indien gedurende het jaar voorafgaande aan de kraak gebruik is gemaakt van het pand. Onder gebruik door de rechthebbende dient mede te worden verstaan het effectief en voortvarend bezig zijn met activiteiten die de functie van het gebouw weer mogelijk maken.
7. De Staat heeft in dit verband aangevoerd dat in het jaar voorafgaand aan de kraak renovatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat een nieuwe aannemer opnames en een offerte heeft gemaakt voor een verbouwing die op 1 februari 2005 zou beginnen. Ten behoeve van deze verbouwing, aldus de Staat, hebben bovendien besprekingen in het pand plaatsgevonden. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het in de jaren na de aankoop door de huidige eigenaar heeft ontbroken aan een effectieve aanpak om het gebouw weer geschikt te maken voor bewoning. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de eigenaar in die tijd meermalen plannen heeft ingediend die in de ogen van de Commissie van Welstand en Monumenten een onwenselijke aantasting vormden van de monumentale karakteristiek van het landhuis en/of van de historische tuin. Gevolg hiervan was dat de voorgenomen verbouwingen niet doorgingen en dat de eigenaar nog steeds niet zijn intrek in de woning heeft genomen.
9. In het halve jaar voorafgaand aan de kraak – en daarmee in de voor strafbaarheid op grond van artikel 429 sexies Sr relevante periode – was er echter juist schot in de activiteiten van de eigenaar gekomen. De nieuwe aannemer Tetteroo heeft het pand opgenomen en een omvangrijk rapport gemaakt, op basis waarvan hij een offerte heeft uitgebracht voor een verbouwing van het – niet als monument beschermde – interieur. Daarmee is een bedrag van € 540.000,= gemoeid en zes maanden werk. De eigenaar had de opdracht kort voor de kraak verleend en er zou op 1 februari 2005 daadwerkelijk begonnen worden. Een en ander is voldoende aannemelijk gemaakt met door de Staat overgelegde en hiervoor onder 1 weergegeven stukken. Daaruit blijkt ook voldoende dat het om reële plannen gaat.
Tenslotte is voldoende aannemelijk gemaakt dat in verband met de voorgenomen werkzaamheden in dat laatste halve jaar ook ter plaatse activiteiten zijn ontplooid die als gebruik kunnen worden aangemerkt. Zo is het nog aanwezige meubilair vanwege de voorgenomen verbouwing afgevoerd en elders opgeslagen. Verder moeten aan een zo uitgebreid rapport als dat van Tetteroo meerdere besprekingen met onder meer eigenaar en architect en een uitgebreide opname ter plaatse zijn voorafgegaan. Het door de Staat overgelegde overzicht van besprekingen in het pand komt, voorzover die verband houden met de verbouwing door Tetteroo, dan ook aannemelijk voor. Het ging daarbij om beperkte activiteiten ter plaatse en het is dus goed mogelijk dat omwonenden en voorbijgangers de indruk hielden dat er nog steeds weinig of niets gebeurde.
10. De officier van justitie kon deze activiteiten ter plaatse, in onderling verband en in samenhang met de administratieve voorbereidingen, redelijkerwijs aanmerken als het effectief en voortvarend bezig zijn met activiteiten die de functie van het gebouw weer mogelijk maken en aldus concluderen tot een redelijk vermoeden van overtreding van in ieder geval artikel 429 sexius Sr. De gevraagde voorziening zal dan ook worden geweigerd met verwijzing van [eiser], als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Staat begroot op:
- € 244,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 28 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: