d. In Het Parool van 2 juli 2005 is op pagina 22 een artikel verschenen, eveneens van de hand van [gedaagde2], onder de kop:
Camp Kleyn (vastgoed) en de Israëlische maffia
In het artikel is onder meer het volgende opgenomen:
Bij vastgoedconglomeraat Camp Kleyn groeiden de bomen jaren tot in de hemel. Anderhalf jaar geleden ging er iets mis: (mede-)oprichter [eiser2] ging zich zwaar beveiligen en het paradepaardje van het concern, AMS Hotels, verloederde zienderogen. Wie financieren Camp Kleyn, en wie trekken er aan de touwtjes? En wat is de rol van rabbijn [eiser3]?
(...)
Camp Kleyn werd gevestigd aan de Boeing-avenue op Schiphol-Rijk en er volgde een reeks duizelingwekkende transacties, waarbij tientallen miljoenen euro’s over tafel vlogen. (...)
In 2000 sloegen Kleyn en [eiser3] opnieuw een geruchtmakende slag: ze namen voor een onbekend, maar zonder twijfel aanzienlijk bedrag de AMS Hotel Group over van investeringsmaatschappij Uni-Invest. In AMS zaten acht kleinere, maar zeer sjieke hotels, (...).
En in 2002 nam Camp Kleyn samen met de Imca-groep, toen nog van [betrokkene2], ook het gebouw van het Conservatorium van Amsterdam in de Van Baerlestraat over, een prestigeobject met tal van mogelijkheden, (...). Zo sloot Camp Kleyn de ene na de andere miljoenentransactie af, (...).
Hoe Kleyn en [eiser3] aan het geld kwamen, vroeg niemand zich af. (...) In de loop van 2003 kwam er echter een kentering. [eiser3], bevestigen zakenrelaties van Camp Kleyn en bronnen bij de AMS Hotel Group, begon zichzelf plotseling zwaar te beveiligen. Zijn villa moest worden voorzien van kogelvrij glas en hij begaf zich niet meer zonder bodyguards op straat. Eind 2003 charterde hij twee Israëlische lijfwachten, die werden ondergebracht in het Museum Square Hotel in de De Lairessestraat. Althans: de twee werden geïntroduceerd als lijfwachten, maar al snel bleek er meer aan de hand te zijn. Tussen de lijfwachten en [eiser3] rees een grimmig conflict, en de Israëliërs gedroegen zich daarbij alsof het hotel hun eigendom was. Uiteindelijk werd de politie ingeschakeld. “Die heeft die twee van hun bed gelicht,” zegt een bron die bij de arrestatie aanwezig was. Beide bodyguards, ex-militairen, werden daarop het land uitgezet.
Er kwam een geruchtenmachine op gang: Camp Kleyn had blijkbaar een ernstig conflict met Israëlische investeerders, die wellicht geld terugeisten. In dat verband viel al snel de term ‘Israëlische maffia’.
Een zakenrelatie van Camp Kleyn: “Als je plotseling allemaal kogelvrij glas moet hebben en je durft niet meer zonder lijfwachten de straat op, dan ben je bang. Dan is er wat aan de hand. Het betekent dat achter het front van je maatschappij een heel andere wereld schuilgaat – investeerders met eigen spelregels.”
Camp Kleyn begon halsoverkop geld te onttrekken aan eigen projecten. Zo stapten Cleyn en [eiser3] uit het Amsterdamse Conservatorium. “Wij hebben ze uitgekocht,” bevestigt [betrokkene2]. Ten aanzien van de sjieke hotels in de AMS Group werd een proces van Verelendung in gang gezet. Eerst werden de hotels in 2004 als brokstukken te koop aangeboden, en toen dat niet het gewenste resultaat opleverde, werd de geldkraan dichtgedraaid: aan de eigenaren van de panden waarin de hotels gevestigd zijn werd geen huur meer afgedragen, leveranciers werden niet meer betaald, personeel moest soms weken wachten op salaris, et cetera.
(...)
Recentelijk werden opnieuw twee hotels van de hand gedaan: het Best Western Museum Hotel (...) en het Ramada City Centre South (...) zijn verkocht aan de Irakees [betrokkene1] – ook al een omstreden transactie, aangezien [betrokkene1] door de commissie-Van Traa werd gerekend tot een van de criminele ondernemers op en rond de Wallen. De AMS Group heeft nu nog maar één hotel over, het Hofpark Hotel aan de Koninginneweg.
De vraag rijst: wat voor soort investeerders gaan er schuil achter Camp Kleyn. En wie trekken bij het vastgoedconcern achter de schermen aan de touwtjes? Daarbij komt in elk geval één bijzondere naam naar voren: die van rabbijn [eiser3], raadslid voor het CDA in de deelraad ZuiderAmstel, de vader van [eiser2] [eiser3] beschikt over uiteenlopende contacten in Israël. Hij leidt in feite het concern.
[eiser3] is al sinds 1996 directeur van CTC, [eiser2] is er sinds eind 1997, toen de samenwerking met Kleyn al beklonken was, gevolmachtigde. Wie er allemaal aandeelhouder van CTC zijn, is onbekend, en dat geldt ook voor Camp Kleyn. Klopt het dat achter Camp Kleyn Israëlische investeerders zitten die niet schromen tot bedreigingen over te gaan en dat die investeerders zijn aangetrokken door de rabbijn?
[eiser2] is echter niet te bereiken voor commentaar op dat soort vragen. “Hij heeft wel een mobiel, maar die heeft hij niet aan staan,” zegt de secretaresse van Camp Kleyn. Heeft zij enig idee wanneer hij op kantoor komt? “Nee, dat weet ik niet. Ik weet af en toe ook niet wat ik moet zeggen.”