ECLI:NL:RBAMS:2005:AU1617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/088778-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F. Salomon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Wet op de kansspelen door een rechtspersoon

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de Hollandsche de Club Vereniging. De vereniging werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben en exploiteren van speelautomaten zonder de vereiste vergunningen, in strijd met de Wet op de kansspelen. De feiten vonden plaats op 18 januari 2003 te Nieuw-Loosdrecht, waar de vereniging elf speelautomaten had geplaatst zonder de benodigde vergunningen van de burgemeester en de Minister van Economische Zaken. De rechter oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks verweren van de verdediging over eerdere vervolgingen en de redelijke termijn. De rechter concludeerde dat de termijnoverschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid, maar tot strafvermindering.

De rechter achtte de telastelegging wettig en overtuigend bewezen, waarbij de vereniging op meerdere punten in strijd met de wet had gehandeld. De verdediging voerde aan dat de vereniging een besloten club was en dat er geen bedrijfsmatig handelen was, maar de rechter oordeelde dat het lidmaatschap niet voldeed aan de voorwaarden voor een besloten vereniging. De rechter verklaarde de feiten strafbaar en legde een geldboete op van € 16.000,-, waarvan € 8.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak benadrukte de ernst van de overtredingen en de noodzaak van handhaving van de wetgeving omtrent kansspelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/088778-02
Datum uitspraak: 26 augustus 2005
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de economische politierechter Amsterdam in de strafzaak tegen:
Hollandsche de Club Vereniging,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland maar met als voormalig [adres]
De economische politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2005.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
1. Het verweer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat er eerder een vervolging is geweest, faalt aangezien deze vervolging op een andere tijdsperiode betrekking had zodat er geen sprake is van vervolging voor hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 Wetboek van Strafrecht.
2. De stelling dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er geen vervolging had mogen worden ingesteld aangezien het hier een besloten vereniging betreft faalt evenzeer. Indien het standpunt van de verdediging dat de vereniging inderdaad besloten is zou worden aanvaard leidt dit tot vrijspraak en dus niet tot de door de raadsman bedoelde beslissing.
3. De stelling dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de redelijke termijn is overschreden wordt als volgt beoordeeld. Met de verdediging is de economisch politierechter van oordeel dat deze termijn is overschreden. Als beginperiode moet echter worden aangemerkt de laatste datum in de telastelegging, 18 januari 2003, en de data van de verhoren van de twee natuurlijke verdachten, te weten juni 2003. Maar ook rekening houdend met deze data is er meer dan twee jaar verstreken. Dit betekent echter niet dat dit tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Gelet op de beperkte termijnoverschrijding en de ernst van de verweten feiten kan deze omissie ook langs de weg van strafvermindering worden gecorrigeerd. Hierop wordt hieronder nader ingegaan. Het verweer wordt derhalve verworpen.
3. Waardering van het bewijs
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op
02 oktober 2001, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Loosdrecht, en
06/07 december 2001, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Loosdrecht, en
05 maart 2002, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, en
10/11 april 2002, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, en
11 september 2002, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, en
17/18 januari 2003, te Nieuw Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
in een perceel aan de [adres], opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan het publiek om door middel van de hieronder omschreven kansspelen, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, te weten:
roulette, en,
(stud)poker, en,
blackjack,
- zijnde in art 4.1 Beschikking casinospelen 1996 aangewezen als casinospelen en daarmee als kansspelen -
zulks terwijl daarvoor telkens geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 18 januari 2003 te Nieuw-Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, zonder vergunning van de burgemeester van de gemeente Wijdemeren, in een perceel aan de [adres], zijnde een voor het publiek toegankelijke plaats, opzettelijk aanwezig heeft gehad elf speelautomaten, te weten tien kansspelautomaten, type Golden Real Magic en een kansspelautomaat type Jolly Joker 5000;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
op 18 januari 2003 te Nieuw-Loosdrecht, gemeente Wijdemeren zonder vergunning van de Minister van Economische zaken, in een perceel aan de [adres], opzettelijk elf speelautomaten, te weten tien kansspelautomaten type Golden Real Magic en een kansspelautomaat type Jolly Joker 5000, heeft geëxploiteerd;
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
op 18 januari 2003 te Nieuw Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, in een perceel aan de [adres], opzettelijk elf speelautomaten, te weten tien speelautomaten type Golden Real Magic en een speelautomaat type Jolly Joker 5000, heeft geexploiteerd, zulks terwijl die automaten niet overeenstemden met door de Minister van Economische Zaken toegelaten modellen daarvan en die niet ten bewijze daarvan waren voorzien van het ingevolge artikel 30r, eerste lid, met betrekking tot die toelatingen vastgestelde merktekens.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De economische politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Door de verdediging is het bewijsverweer gevoerd dat er sprake is van een besloten club en dat er niet bedrijfsmatig is gehandeld. De economisch politierechter oordeelt als volgt. Gebleken is dat slechts leden toegang hebben tot de lokaliteit, alsmede dat nieuwe leden moeten worden aangebracht door bestaande leden. Deze omstandigheid betekent echter nog niet zonder meer dat de vereniging deswege een besloten karakter had. Hiervan kan slechts sprake zijn als met betrekking tot het lidmaatschap wordt voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden in hun onderling verband bezien:
a. het betalen van contributie;
b. het verrichten van activiteiten in overeenstemming met de doelstelling van de vereniging;
c. enige vorm van ballotage;
d. een goed functionerend bestuur.
Aan geen der voorwaarden wordt voldaan. Wat a betreft: deze eis mag worden gesteld om aldus een vrijblijvend karakter aan het lidmaatschap te ontnemen. Wat b betreft wordt overwogen dat de vereniging blijkens de statuten een educatief oogmerk had. Het deelnemen aan kansspelen kan hiertoe redelijkerwijs niet worden gerekend. Wat c betreft: uit de statuten blijkt dat het lidmaatschap moet worden goedgekeurd door de algemene ledenvergadering met algemene stemmen. Hieraan werd geenszins de hand gehouden. Bevestigd werd dat het bestuur besliste. De criteria aan de hand waarvan de aanvraag werd beoordeeld bleven ook ter zitting uiterst vaag. Wat d betreft. Ter zitting is bevestigd dat de secretaris nauwelijks wist wat zijn functie inhield en zelfstandig niet als zodanig kon functioneren. Tevens is ter zitting komen vast te staan dat geen penningmeester van het bestuur deel uitmaakte. Sinds geruime tijd is de functie van penningmeester onvervuld gelaten.
Op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat het lidmaatschap uitsluitend in het leven was geroepen om langs die weg de wettelijke bepalingen te ontduiken. Het betreft hier derhalve een openbare gelegenheid.
Voor zover betoogd is dat verdachten moeten worden vrijgesproken omdat niet te bewijzen valt dat het hier kansspelen betreft faalt het betoog op grond van het proces-verbaal (pag. 225) waarvan de inhoud niet is bestreden.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het verweer dat de feiten voor zover bewezen geen strafbare feiten opleveren omdat het gestelde in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de kansspelen in de telastlegging had moeten zijn geïncorporeerd faalt. Indien de aldaar bedoelde uitzondering zich voordoet zou dit het strafbare karakter van het feit wegnemen. Er is echter geen enkele rechtsregel die de officier van justitie zou verplichten de telastelegging hierop toe te snijden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De raadsman stelt dat verdachten door het steeds wisselende standpunt van de overheid niet konden weten dat hun activiteiten illegaal waren. Bij brief van 20.2.02 heeft de officier van justitie hen meegedeeld dat het openbaar ministerie van oordeel was dat er hier sprake is van een illegaal casino. Aan de omstandigheid dat voordien mogelijk een ander standpunt was ingenomen hadden verdachten niet het vertrouwen mogen ontlenen dat dit standpunt nimmer zou kunnen worden herroepen. De overheid is immers bevoegd tot beleidswijziging over te gaan. Dit standpunt gaat wel op voor de feiten die van voor 20 februari 2002 dateren omdat in deze periode de overheid zich klaarblijkelijk op het standpunt stelde dat de activiteiten niet illegaal waren. Ter zake van deze data zal dan ook tot ontslag van alle rechtsvervolging worden overgegaan.
Er is verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook met inachtneming van het vorenstaande strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 20.000,-, waarvan een gedeelte, groot € 10.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De gevorderde straffen komen alleszins redelijk voor. Gelet op de (geringe) tijdsoverschrijding en het ontslag van alle rechtsvervolging voor de feiten van vóór 20 februari 2002 zal tot strafvermindering worden overgegaan. Een vermindering met 20% komt de economische politierechter passend voor.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 1, 30b, 30h en 30t van de Wet op de kansspelen en op de artikelen 1 (oud) en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten.
De economische politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 30b, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 30t, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, Hollandsche de Club Vereniging, daarvoor strafbaar.
Ontslaat verdachte, Hollandsche de Club Vereniging, van alle rechtsvervolging terzake van feit 1 voorzover het de data 02 oktober 2001 en 06/07 december 2001 betreft.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 16.000,- (zegge: zestienduizend euro).
Beveelt dat een gedeelte, groot € 8.000,- (zegge: achtduizend euro) van deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. Grob, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2005.