ECLI:NL:RBAMS:2005:AU3510

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
324399 / KG 05-1762 Pee
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over gijzeling na onterechte belastingteruggave

In deze zaak vorderde eiseres, die in gijzeling was genomen op basis van een onherroepelijk vonnis, opheffing van de gijzeling in kort geding. De rechtbank Amsterdam, onder leiding van vice-president J.A.J. Peeters, behandelde de zaak op 29 september 2005. Eiseres had een belastingteruggave ontvangen die abusievelijk was vastgesteld op een veel hoger bedrag dan waar zij recht op had. De Belastingdienst had daarop een definitieve aanslag opgelegd en executiemaatregelen getroffen, waaronder gijzeling. Eiseres stelde dat de Ontvanger misbruik maakte van zijn bevoegdheid en dat er nieuwe feiten waren die de gijzeling onterecht maakten. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had voldaan aan het vonnis dat tot de gijzeling had geleid en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding. De rechtbank benadrukte dat de executie van een onherroepelijk vonnis slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan worden geschorst, en dat eiseres niet had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen had voldaan. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Pee/JR
vonnis 29 september 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 324399 / KG 05-1762 Pee v a n:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
e i s e r e s bij dagvaarding van 13 september 2005,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. F.H. Barwegen te Utrecht,
t e g e n :
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
procureur mr. S.C. Züm Vörde Sive Vörding.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 19 september 2005 heeft eiseres, verder te noemen [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen de Ontvanger, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. [eiseres] heeft op haar aangiftebiljet Inkomstenbelasting over 2002 bij de ingehouden loonheffing € 4.704,02,00 ingevuld, waarvan de laatste twee getallen (nullen) zijn doorgestreept.
b. De scanner van de Belastingdienst heeft daarop abusievelijk gelezen dat een bedrag van € 470.402,= aan loonheffing was ingehouden, in plaats van € 4.704,02. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een voorlopige teruggave IB 2002 van € 479.878,=, hetgeen op 28 oktober 2003 is overgemaakt naar de girorekening van [eiseres].
c. Bij brief van 4 november 2003 heeft de Inspecteur [eiseres] aangekondigd dat dit ten onrechte aan haar betaalde bedrag zou worden teruggevorderd.
d. Op 9 december 2003 heeft de Ontvanger een definitieve aanslag IB 2002 aan [eiseres] opgelegd, waarmee [eiseres] werd gesommeerd het bedrag van € 477.002,= voor 9 februari 2004 terug te betalen.
e. Nadat betaling door [eiseres] uitbleef, heeft de Ontvanger vervolgens een aantal executiemaatregelen getroffen.
f. Op 17 juni 2004 heeft [eiseres] bij de Ontvanger een verklaring afgelegd, inhoudende – kort gezegd – dat zij niet meer de beschikking over het geld had, maar dat een vriend – ene [vriend eiseres] – het geld in zijn bezit had.
g. Op 6 oktober 2004 heeft de Ontvanger [eiseres] gedagvaard en gevorderd dat het tegen haar uitgevaardigde dwangbevel terzake van de € 477.002,=, vermeerderd met de kosten van vervolging en met de invorderingsrente, door middel van lijfsdwang tegen haar ten uitvoer zal moeten worden gelegd en wel door opneming van haar in gijzeling. Tevens heeft de Ontvanger gevorderd [eiseres] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan de Ontvanger alle door hem gewenste gegevens te verstrekken omtrent het verdwenen geld, bij gebreke waarvan zij ook terzake van de juiste nakoming van deze verplichting in gijzeling kan worden genomen.
h. Bij vonnis van 1 juni 2005 van deze rechtbank (hierna het vonnis) zijn, nadat een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 26 april 2005, de hiervoor onder g. genoemde vorderingen van de Ontvanger toegewezen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
i. Blijkens de akte van ingijzelingstelling is [eiseres] op 7 juli 2005 in gijzeling gesteld in het Huis van Bewaring te Nieuwersluis.
2. [eiseres] vordert thans de Ontvanger te veroordelen de executie van het vonnis te staken en gestaakt te houden en haar gijzeling op basis van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, een en ander onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van dit geding.
3. [eiseres] stelt hiertoe dat het vonnis berust op een kennelijke feitelijke juridische misslag, althans lijkt het erop dat de Ontvanger misbruik maakt van zijn bevoegdheid door de executie voort te zetten. De Belastingdienst mist de bevoegdheid een aanslag IB/PVV op te leggen, omdat geen sprake is van enig inkomen. Slechts zou sprake kunnen zijn van onverschuldigde betaling van de belastingdienst aan [eiseres]. Verder is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. De ontvanger heeft ten onrechte gesteld niet te kunnen beschikken over het volledige strafdossier van de FIOD in deze zaak. De rechtbank heeft daarmee de veroordeling gebaseerd op onvolledige gegevens, namelijk niet het gehele strafdossier. [eiseres] beschikt inmiddels wel over dit dossier. Hieruit blijkt waar het geld is en ook dat de eerdere verklaringen van [eiseres] wel juist waren. Tenslotte heeft zij een spoedeisend belang bij staking van de gijzeling, aangezien zij een minderjarige dochter heeft die haar zorg behoeft.
4. De ontvanger heeft gemotiveerd verweer gevoerd hetgeen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil aan de orde zal komen.
De beoordeling van het geschil:
5. Uitgangspunt is dat het vonnis van 1 juni 2005 niet alleen uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, maar dat hiertegen bovendien geen hoger beroep is ingesteld door [eiseres]. Zoals ter zitting gebleken, is het vonnis door het verstrijken van de beroepstermijn inmiddels onherroepelijk. De in dit kort geding gevraagde voorziening kan dan ook slechts worden verleend, indien zou komen vast te staan dat de Ontvanger misbruik van bevoegdheid maakt door gebruik te maken van de hem verleende titel of, voor zover het voortduren van de gijzeling betreft, zou komen vast te staan dat [eiseres] na het wijzen van het vonnis heeft voldaan aan dat vonnis of dat is komen vast te staan dat [eiseres] buiten staat is aan het veroordelend vonnis te voldoen.
6. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan de voorzieningenrechter de staking van de executie van een onherroepelijk vonnis verbieden. De minimale voorwaarde daarvoor is dat de partij die zich er op beroept dat haar wederpartij misbruik van bevoegdheid maakt door tot executie van een dergelijk vonnis over te gaan een vordering in een bodemgeschil aanhangig heeft gemaakt of op zeer korte termijn zal maken, en voorts vervolgens in kort geding stelt op grond waarvan, in afwachting van een uitspraak in dat geschil, de wederpartij onrechtmatig handelt door uitvoering aan het vonnis te geven dat in kracht van gewijsde is gegaan. Niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] een dergelijke eis in rechte heeft ingesteld of dat zij van plan is op korte termijn een dergelijke eis in te stellen. Reeds daarop stuit haar vordering tot staking van de executie af, voor zover het niet betreft het beëindigen van de gijzeling.
7. Voor zover het betreft de vordering tot staking van de gijzeling is niet gesteld of gebleken van feiten of omstandigheden die niet aan de rechter bekend waren toen deze het vonnis wees waarvan de executie thans in geschil is, en die zonder twijfel de rechter met betrekking tot de gijzeling tot een ander oordeel zouden hebben gebracht. Evenmin is aannemelijk geworden dat [eiseres] aan het veroordelend vonnis heeft voldaan of dat zij buiten staat is daaraan te voldoen. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat [eiseres] heeft voldaan aan haar verplichting om aan de Ontvanger de gewnste inlichtingen te verstrekken als bedoeld in het dictum van dat vonnis. De Ontvanger heeft in dat kader verschillende feiten en omstandigheden genoemd, die onvoldoende door [eiseres] zijn weerlegd. Zo zou uit een opgenomen telefoongesprek zijn op te maken dat [eiseres] in ieder geval na de comparitie van partijen nog steeds de beschikking had over (een deel van) het geld. Ook de aankoop van een bontjas en het boeken van een verre reis na het moment waarvan [eiseres] had gesteld niet meer over het geld te beschikken, rechtvaardigen het vermoeden van de Ontvanger dat [eiseres] in deze niet de volledige waarheid heeft gesproken.
8. Hoe zeer onaangenaam voor [eiseres], van een noodtoestand die tot – tijdelijke – staking van de gijzeling zou moeten leiden, kan op grond van hetgeen daartoe is gesteld evenmin worden gesproken, zodat ook een belangenafweging niet kan leiden tot opschorting van de executie van het vonnis.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen grond bestaat voor het schorsen of verbieden van de executie van het vonnis van 1 juni 2005. De gevraagde voorziening dient dan ook te worden geweigerd.
10. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit geding.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Ontvanger begroot op:
- € 244,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. J.A.J. Peeters, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 29 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: