Deel B. Beoordeling van de toegezonden gegevens
- Het journaal van de huisarts te ... (naam mij niet bekend) vermeldt dat de ziekte van Perthes in februari 1980 werd ontdekt. Op 26 juni 1991 bezocht betrokkene de huisarts vanwege “laatste anderhalf jaar toenemend last van de rug”. Er werd waarschijnlijk een relatie gelegd met de heupklachten. Op 10 november 1992 bezocht hij de huisarts wederom vanwege “last van rug en linker heup na dagje tilwerk”. De huisarts stelde een bekkenscheefstand vast.
Op 5 januari 1993 bezocht hij de huisarts vanwege “wat kwakkelend de laatste tijd, eet slecht, laat naar bed, rookt teveel”. Hij kreeg het advies te stoppen met roken.
Op 2 juni 1993 bezocht hij de huisarts vanwege “enkele keren opeens benauwd gevoel”. Ook toen rookte hij nog, gebruikte hij veel koffie, maar had hij wel een onregelmatig leefpatroon. Het was tentamentijd. Er werd gedacht aan hyperventilatie als verklaring. De huisarts heeft hem dit uitgelegd.
Op 2 augustus 1993 bezocht hij de huisarts wederom vanwege toenemende heupklachten. Er werden dit keer röntgenfoto’s van de heup aangevraagd.
Op 24 augustus 1993 bezocht hij de huisarts, (...). Hij had klachten van de nek, van duizeligheid en misselijkheid. De huisarts concludeerde tot “lichte vorm van whiplash”. Hij besloot het aan te zien.
Hierna bezocht hij de huisarts op 2 oktober en 15 oktober. De huisarts heeft genoteerd dat betrokkene bang was voor DM (diabetes mellitus, J.W.), dat hij zorgen had om de heup en somber was. Hij verwees hem naar een fysiotherapeut en liet laboratoriumonderzoek verrichten. Bij 15 oktober staat vermeld dat betrokkene weer een aanval had gehad en dat hij bang was dat er iets in het hoofd zou zitten. Hij klaagde over aanvallen met hoofdpijn. Op 19 oktober bezocht hij de huisarts en had minder klachten. (...)
- Blijkens nr. 24 van de stukken (samenvatting medische behandelingen) is betrokkene in de herfst van 1993 tot en met 27 december 1993 enkele keren behandeld door de fysiotherapeut C. Op 28 oktober 1993 heeft hij een zachte halskraag aangeschaft. Op 12 juli 1994 heeft hij voor het eerst de huisarts te Amsterdam geraadpleegd. In september 1994 werd hij verwezen naar een fysiotherapeut waar hij tot en met januari 1996 54 behandelingen heeft gehad. In 1995 werd hij verwezen naar de polikliniek neurologie van het VU Ziekenhuis.
- Brief Dr. D, neuroloog in het VU Ziekenhuis van 25 juli 1995 aan de huisarts E te .. die betrokkene had verwezen in verband met een post-whiplashsyndroom. Ook toen waren er bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen. Men heeft de klachten verklaard in het kader van een post-whiplashsyndroom. Ofschoon de anamnese duidelijke aanwijzingen geeft voor hyperventilatie (“aanvallen van evenwichtsstoornissen, bestaande uit een slap gevoel in de benen, algehele vermoeidheid, tintelingen in het gehele lichaam en droge mond”) worden deze niet als zodanig aangeduid.
- (...)
- Vervolgens kwam betrokkene op 16 januari 1996 onder behandeling van Dr. F, arts voor orthomanuele geneeskunde te Amsterdam. (...) Omdat de behandeling geen langdurig succes had, werd hij vervolgens door collega F naar een oefentherapeute Mensendieck verwezen.
- (...)
- Op 4 september 1996 is betrokkene onderzocht door mevr. Dr. G, arts-vestibuloog verbonden aan het AMC (brief 9 september 1996). Zij concludeerde tot klachten in het kader van een deceleratietrauma (post-whiplashtrauma, J.W.). Ook meende zij dat hyperventilatie een rol speelde. Er werd een hyperventilatieprovocatieproef gedaan die positief was.
- (...)
- Inmiddels was betrokkene al aangemeld bij het Revalidatiecentrum Amsterdam aan de Overtoom (brief 1 oktober 1996). Hier concludeerde men tot klachten in het kader van een post-whiplashsyndroom en verwees hem door naar de PELS-groep. Ook de revalidatiearts vond bij zijn onderzoek geen afwijkingen.
- Verslag van 27 januari 1997 van het neurologische deskundigenonderzoek door Dr. H. (...) Er zijn geen discrepanties. Er waren toen ook geen neurologische afwijkingen. De beweeglijkheid van de halswervelkolom was volledig normaal. Ook toen was er kennelijk geen pijngedrag. Er werden bij algemeen en neurologisch onderzoek geen afwijkingen vastgesteld. Gelet op de klachten werd geconcludeerd tot een post-whiplashsyndroom. (...) Er werd geconcludeerd tot blijvende functionele invaliditeit en wel tot een maximum bij dit syndroom van 5%. Ook concludeerde H tot een eindtoestand.
- Bespreking van het dossier PELS: Bij de korte evaluatie op 22 oktober 1997 bleek dat het goed ging. (...)
- (...) Ook collega I is met ondergetekende van mening dat – bij bestudering van de stukken – er in de jaren na het ongeval sprake is geweest van een verbetering. (...) Ten tweede zijn er anamnestisch geen aanwijzingen voor verminderd cognitief functioneren bij betrokkene. Ten derde heeft zich bij het genoemde ongeval geen trauma capitis voorgedaan, was er geen bewustzijnsverlies en geen focale neurologische uitval die kan worden teruggevoerd op letsel van de hersenen. Daarmee is het uitgesloten dat er bij het ongeval ook daadwerkelijk hersenletsel heeft plaats gevonden. (...) Betrokkene functioneert thans naar behoren, maar heeft lichamelijke klachten die hem enigszins hinderen. (...)
- (...)
Deel C. Conclusie
Chronologisch optredende en wisselende klachten en spierspanningsnek-, hoofd, en rugpijn met wisselend optredende evenwichtsstoornissen, slikstoornissen en slaapstoornissen bij de thans 28-jarie man die op 22 augustus ..., toen hij 21 jaar oud was, door een verkeersongeval een whiplashtrauma heeft doorgemaakt. De huidige klachten passen in het kader van een post-whiplashsyndroom. Er zijn geen neurologische of andere afwijkingen. De premorbide toestand vermeldt een heupziekte (ziekte van Perthes) met daardoor wisselende klachten van de heup en de onderrug en tevens in de maanden voor het ongeval klachten van waarschijnlijk hyperventilatie. De klachten van hyperventilatie zijn na het ongeval gedurende een periode aanwezig gebleven.
Deel D. Beantwoording van de door u gestelde vragen
(...)
7. Betrokkene had voor het ongeval al klachten van het houdings- en bewegingsapparaat, welke samenhangen met de heupziekte. Deze klachten traden weinig frequent op, maar waren wel aanleiding af en toe de huisarts te raadplegen. Ik acht het daarom aannemelijk dat dergelijke klachten ook zonder dat hem het ongeval was overkomen, hem zouden hebben gehinderd bij bijvoorbeeld lichamelijke activiteiten zoals tennissen. Ik beschouw deze beperkingen dan ook niet als ongevalsgevolg.
Betrokkene heeft klachten die passen in het kader van een post-whiplashsyndroom. Het gaat om chronische en periodiek optredende spierspanningsnek- en hoofdpijn en rugpijn met daarvan afgeleide klachten. Deze klachten waren voor het ongeval niet aanwezig, althans ze zijn niet gedocumenteerd in de stukken. Wel had hij tevoren klachten van hyperventilatie. De klachten van spierspanningshoofd- en nekpijn worden uitgelokt door inspanning (waarschijnlijk zowel fysiek als mentaal). (...) In dezen lijkt het mij dat hij, wanneer het ongeval hem niet was overkomen, hij deze klachten van spierspanningsnek- en hoofdpijn en rugpijn en daarvan afgeleide klachten niet zou hebben gekregen.
Dat gesteld hebbende wil ik vervolgens opmerken dat dergelijke klachten in de bevolking zeer vaak voorkomen, ook zonder voorafgaande ongevallen. Zij zijn op zichzelf geen beperkende factor voor activiteiten van het dagelijks leven, bij de vrije tijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden of bij het verrichten van loonvormende arbeid.
Ik moet tenslotte opmerken dat het zwaar tillen bij patiënten met spierspanningsnek- en hoofdpijn meestal de klachten doet uitlokken en daarmee dus feitelijk beperkt is.
(...)
9. Thans, bijna zeven jaar na het genoemde ongeval, bestaat er een eindtoestand.
10. Ik verwacht geen verdere verslechtering. Feitelijk is betrokkene de afgelopen drie jaar in betere toestand dan in de periode daarvoor.
11. Naar mijn mening is er bij betrokkene sprake van chronische spierspanningshoofd- nek- en rugklachten en daarvan afgeleide klachten in het kader van een post-whiplashsyndroom. De Guides to the Evaluation of Permanent Impairment van de American Medical Association geeft ook in haar 4e editie geen handvaten voor het inschatten van blijvende functionele invaliditeit in het kader van een post-whiplashsyndroom. De Commissie van Invaliditeit van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie doet dat wel en onder verwijzing naar de door de Vereniging geformuleerde criteria stel ik vast dat betrokkene aan deze criteria voldoet (...): Het trauma staat vast, het ongeval gaf aanleiding tot een mechanisch te begrijpen geweldsinwerking op de halswervelkolom, de pijnklachten waren en zijn gelokaliseerd in de nek en/of vanuit de nek en traden op binnen 48 uur na het ongeval en bestonden voor het ongeval in het geval van betrokkene niet. Betrokkene heeft in het jaar na het ongeval regelmatig medische hulp gezocht en dit is voldoende gedocumenteerd. Ook moet hij bepaalde activiteiten laten dan wel is hij gehinderd in het volhouden van die activiteiten of in het tempo waarin hij ze kan verrichten.
Tenslotte is er sprake van concordantie. De beweeglijkheid van de nek is niet beperkt, maar het bewegen van de nek wordt wel ontzien zoals hierboven toegelicht. Ten tijde van het onderzoek door collega H kwam deze tot dezelfde conclusie. Hij kende een maximum percentage van 5% blijvende functionele invaliditeit toe in het kader van een post-whiplashsyndroom bij betrokkene door het ongeval op 22 augustus 1993. Ikzelf kom op grond van de thans ter beschikking staande gegevens uit op een lager percentage. Bij het vaststellen daarvan beroep ik mij vooral op de anamnestische gegevens die ik heb verkregen bij mijn onderzoek op 16 juni. Ik kom nu uit op een percentage van ten hoogste 3% (drie procent).
(...)