ECLI:NL:RBAMS:2005:AZ1298
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M.P.M. Strengers
- Rechtspraak.nl
Vernietiging aandelenlease-overeenkomsten door echtgenote op grond van artikel 1:88 BW
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de echtgenote van de heer [de echtgenoot], en Dexia Bank Nederland B.V. De zaak betreft de vernietiging van aandelenlease-overeenkomsten die door de echtgenoot van eiseres zijn afgesloten zonder haar schriftelijke toestemming. Eiseres heeft gesteld dat zij op het moment van het sluiten van de overeenkomsten, in 1999 en 2000, met haar echtgenoot was gehuwd en dat deze overeenkomsten derhalve vernietigbaar zijn op grond van artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis het tussenvonnis van 23 juni 2005 overgenomen, waarin eiseres in de gelegenheid was gesteld om bewijs te leveren van haar huwelijk en om informatie te verstrekken over de betalingen die haar echtgenoot aan Dexia heeft gedaan. Eiseres heeft een uittreksel uit het huwelijksregister overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 13 oktober 1986 met haar echtgenoot is gehuwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door eiseres betaalde bedragen aan Dexia moeten worden aangemerkt als burgerlijke vruchten in de zin van artikel 3:120 BW.
De rechter heeft geoordeeld dat de aandelenlease-overeenkomsten gekwalificeerd moeten worden als overeenkomsten van koop op afbetaling, waarop artikel 1:88 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. De overeenkomsten zijn door eiseres vernietigd bij brief van haar gemachtigde op 14 april 2003. Dexia is veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van eiseres zijn gevallen, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Dexia niet te goeder trouw was bij het sluiten van de overeenkomsten, omdat zij wist dat de echtgenoot van eiseres de schriftelijke toestemming van zijn echtgenote nodig had.
De uitspraak benadrukt de bescherming die het Burgerlijk Wetboek biedt aan echtgenoten tegen rechtshandelingen van hun wederhelft zonder toestemming, en bevestigt dat dergelijke overeenkomsten alleen vernietigbaar zijn voor de echtgenoot die geen partij is bij de overeenkomst.