ECLI:NL:RBAMS:2006:AV3966
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- L.E. Kalff
- S.K. de Groot
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering naar Duitsland op basis van onschuldverweer
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de officier van justitie in Aschaffenburg, Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in een huis van bewaring in Zwaag. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld tijdens een openbare zitting, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, aanwezig waren. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB was gebaseerd op een arrestatiebevel van het kantongerecht Aschaffenburg, gedateerd 27 juli 2005, en dat het verzoek om overlevering verband hield met een strafrechtelijk onderzoek naar een vermeend strafbaar feit. De opgeëiste persoon heeft echter een onschuldverweer gevoerd, waarbij hij heeft aangetoond dat hij op de datum van het vermeende feit, 14 december 2004, in een ziekenhuis in Roemenië was behandeld voor acute virale hepatitis A en B. Dit werd onderbouwd met een formulier van het ziekenhuis, waaruit bleek dat hij van 10 tot 22 december 2004 in behandeling was.
De officier van justitie uitte twijfels over de echtheid van het overgelegde formulier, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoende had aangetoond dat hij niet op de plaats delict kon zijn op de datum in kwestie. Gezien het feit dat de rechtbank tot de conclusie kwam dat de opgeëiste persoon niet schuldig was aan het feit waarvoor de overlevering werd gevraagd, heeft zij de overlevering geweigerd en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De jongste rechter was niet in staat om te tekenen.