ECLI:NL:RBAMS:2006:AV3966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.497.545-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering naar Duitsland op basis van onschuldverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de officier van justitie in Aschaffenburg, Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in een huis van bewaring in Zwaag. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld tijdens een openbare zitting, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, aanwezig waren. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB was gebaseerd op een arrestatiebevel van het kantongerecht Aschaffenburg, gedateerd 27 juli 2005, en dat het verzoek om overlevering verband hield met een strafrechtelijk onderzoek naar een vermeend strafbaar feit. De opgeëiste persoon heeft echter een onschuldverweer gevoerd, waarbij hij heeft aangetoond dat hij op de datum van het vermeende feit, 14 december 2004, in een ziekenhuis in Roemenië was behandeld voor acute virale hepatitis A en B. Dit werd onderbouwd met een formulier van het ziekenhuis, waaruit bleek dat hij van 10 tot 22 december 2004 in behandeling was.

De officier van justitie uitte twijfels over de echtheid van het overgelegde formulier, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoende had aangetoond dat hij niet op de plaats delict kon zijn op de datum in kwestie. Gezien het feit dat de rechtbank tot de conclusie kwam dat de opgeëiste persoon niet schuldig was aan het feit waarvoor de overlevering werd gevraagd, heeft zij de overlevering geweigerd en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De jongste rechter was niet in staat om te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.545-2005
RK nummer: 06/75
Datum uitspraak: 10 februari 2006
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 december 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 1 augustus 2005 door de officier van justitie bij het openbaar ministerie Aschaffenburg (Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2006. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrestatiebevel van het kantongerecht Aschaffenburg d.d. 27 juli 2005, referentie 1 Gs 902/05, ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Roemeense nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. Het feit valt onder nummer 24 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
vervalsing van betaalmiddelen.
Op dit feit is bovendien naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit tijdens het verhoor ter zitting aangetoond door middel van een formulier van het ziekenhuis “Prahova, Spitalul de Boli Infectioase” te Ploiesti waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon van 10 tot 22 december 2004 in dat ziekenhuis is behandeld wegens een acute virale hepatitis A en B.
De officier van justitie heeft haar twijfels over de echtheid van het door de raadsman van de opgeëiste persoon overgelegde formulier geuit.
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon heeft kunnen onderbouwen dat hij wegens verblijf in een ziekenhuis in Roemenië onmogelijk op de in het onderhavige EAB vermelde datum 14 december 2004 in Aschaffenburg kon zijn.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat de opgeëiste persoon daaraan niet schuldig is, dient de overlevering te worden geweigerd.
7. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de hoofdofficier van justitie bij het openbaar ministerie Aschaffenburg.
HEFT OP het bevel gevangenhouding.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L.E. Kalff en S.K. de Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Boyer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2006.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.