a. Eiser woont met zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen in [woonplaats].
b. Op 8 juni 2005 is eiser, in aanwezigheid van zijn echtgenote en hun kinderen, door een arrestatieteam van de politie bij een inval in zijn woning aangehouden. Bij die inval is tevens in de bij de woning behorende kelderbox aangetroffen en aangehouden [M. H. ]. De woning is volledig doorzocht en er zijn spullen in beslag genomen. Onder die spullen bevinden zich een videoband met een compilatie van berichten over de moord op Theo van Gogh en de bedreigingen aan [kamerlid1] en [kamerlid2] en een diskette met daarop brieven geschreven door [M. B.], de moordenaar van Theo van Gogh.
c. Op 10 juni 2005 is eiser in bewaring gesteld. Na twee weken is eiser in vrijheid gesteld. Zijn gevangenhouding is niet door de officier van justitie gevorderd.
d. Bij brief van 10 augustus 2005 heeft de officier van justitie de raadsman van eiser meegedeeld dat hij voornemens is eiser verder te vervolgen ter zake van het misdrijf van artikel 205 Sr. wegens de verdenking dat eiser twee postings op de MSN-groep ‘MuwahiddinDeWare Moslims’ heeft gedaan tot werving voor de gewapende strijd tegen de ongelovigen. Verder heeft de officier van justitie meegedeeld:
Ik ben niet voornemens uw cliënt verder te vervolgen ter zake van deelneming aan een organisatie ex artikel 140 of 140 Sr. Hoewel:
- bij uw cliënt op 10 december 2004 een diskette is gevonden met de “Open brief aan de liegende” en de “Open brief aan de wethouder van Amsterdam” _ geschreven door [M. B.] en ook bij andere verdachten aangetroffen,
- bij uw cliënt ook een videoband is gevonden met een compilatie van berichten over de moord op Van Gogh en de bedreigingen aan [kamerlid1] en [kamerlid2],
- de verdachte [Z. L. A. ] bij uw cliënt korte tijd onderdak heeft gevonden,
- ook de kennelijk sterk geradicaliseerde [M. H.] bij uw cliënt onderdak heeft gevonden, en deze [M. H. ] heeft verklaard dat uw cliënt dezelfde denkbeelden over de jihad aanhangt als hijzelf,
- er historisch telefonische links zijn vastgesteld tussen de GSM van uw cliënt en die van de ‘Hofstad’-verdachten [J. W.], [Z. L. A. ], [M. H. ], [El B.], [T.], [B.], [E.] en [A. L.],
- uw cliënt door [El B.] ook bij [M. B.] thuis is gezien,
- en uw cliënt en de medeverdachte [El F.] samen gebruik maakten van hetzelfde hotmailaccount,
acht ik dit, bij gebreke van voldoende duidelijkheid over de inhoud van de genoemde contacten, onvoldoende voor het bewijs van deelneming aan de organisatie ex art. 140(a) Sr zoals ik die in het ARLES-dossier zie. (..)
e. Begin november 2005 is eiser aangesproken door de buurtregisseur met de mededeling dat hij door de politie in de gaten wordt gehouden.
f. In antwoord op een brief van 11 januari 2006 van de raadsman van eiser aan de burgemeester van Amsterdam, heeft de raadsman van de burgemeester bij faxbrief van 31 januari 2006 – onder meer – geschreven:
(..) dat juist is dat jegens uw cliënt (..), in opdracht van de Burgemeester en op grond van artikel 12 Politiewet verstoringmaatregelen worden toegepast. De buurtregisseur heeft dit aan de heer [eiser] in november 2005 al medegedeeld. (..)
Het verstoren vindt onder andere zijn grond in de omstandigheid dat de heer [eiser] contacten heeft onderhouden c.q. mogelijk opnieuw contacten zal onderhouden met (uit voorlopige hechtenis ontslagen) leden van de Hofstadgroep en uw cliënt actief is geweest op het internet met het plaatsen van zogenaamde “postings”. Tijdens de doorzoeking van de woning van de heer [eiser] in het kader van een recent strafrechtelijk onderzoek is voorts belastend materiaal aangetroffen.
Sinds de aanvang van het verstoren werd aanvankelijk vijf keer per dag op gezette tijden door een herkenbare politieauto in een rustig tempo door de straat gereden waar de heer [eiser] woont. Deze frequentie is in december 2005 teruggebracht tot drie keer per dag. De buurtregisseur van de politie Amsterdam-Amstelland en een collega bezoeken de heer [eiser] sinds november 2005 zo’n twee keer per maand. De verstoringsactiviteiten worden periodiek geëvalueerd. Ik berichtte u dat de Burgemeester van Amsterdam zich op maandag 6 februari 2006 nader zal uitlaten omtrent het staken van de verstoring.
(..)
Ik wijs er voorts op dat de heer [eiser] jegens de buurtregisseur heeft erkend dat de verstoring blijkt te beantwoorden aan zijn doel, het bieden van weinig gelegenheid activiteiten te verrichten die een bedreiging vormen voor de openbare orde en anderzijds om de aantrekkelijkheid en het gewicht van de heer [eiser] binnen het netwerk te verminderen. Mede als gevolg daarvan heeft de Burgemeester aanleiding gezien om de surveillance in december 2005 te verminderen tot drie maal per dag.
(..)
g. Bij faxbrief van 9 februari 2006 heeft de raadsman van de burgemeester de raadsman van eiser meegedeeld dat de burgemeester de eerder gegeven instructies met betrekking tot het verstoren niet heeft gewijzigd.