1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Weekbladpers is uitgever van onder meer VN. [gedaagde 2] is hoofdredacteur van dit weekblad en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn journalisten.
b. Op 8 april 2006 publiceerde VN een artikel van de hand van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] onder de titel “Jagen op getuigen”. Het artikel gaat over (georganiseerde) misdaad en in het bijzonder over de vastgoedhandel door personen rond [X.].
Het artikel begint aldus:
“Het was ‘een gekkenhuis’ op maandag 31 januari jongstleden in restaurant Het Kalfje. Een informant van de Amsterdamse recherche zag die avond kopstukken uit de hoofdstedelijke vastgoedscene de eetgelegenheid aan de Amstel binnengaan. ‘Handelaren zoals [handelaar 1], [eiser], [hand[handelaar 2] en anderen die bij de onroerendgoedzaken van [X.] betrokken zijn geweest, hebben daar gesproken over hoe het nu verder moet.’ Volgens de informant zijn de heren bang dat gegevens over hun zakelijke deals met de groep-[X.] binnenkort op straat liggen. ‘Iedereen probeert nu zijn straatje schoon te vegen.’
Deze observatie is terug te vinden in de meest recente aanvulling op het justitieel onderzoek naar de bende-[X.], waarin de oud-Heineken-ontvoerder en ettelijke anderen worden verdacht van afpersing van Amsterdamse vastgoedondernemers. Het gaat hier om zogenaamde ‘zachte’ informatie, afkomstig van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die geanonimiseerd is toegevoegd aan het dossier. VN vroeg commentaar aan [eiser] en [handelaar 2], maar de zakenmannen reageerden tot op heden niet.
(…)”
c. Bij brief van 10 april 2006 sommeerde de raadsman van [eiser] VN tot rectificatie van hetgeen in het artikel over [eiser] is vermeld.
d. Daarop heeft VN aan de raadsman van [eiser] onder meer geschreven:
“We hebben contact gehad met onze advocaat G.J. Kemper. Hij is met ons van mening dat wij voldoende tegemoet komen aan de eisen van uw client, als we bijgevoegde tekst volgende week in Vrij Nederland plaatsen.
(…)”
e. Op 22 april 2006 publiceerde VN een artikel onder de kop “‘Ik kán er niet zijn geweest’”. In het artikel staat onder meer:
“Verscheidene Amsterdamse vastgoedhandelaren werden begin dit jaar gezien tijdens een hectische bijeenkomst in het Amsterdamse restaurant Het Kalfje, zo meldden we twee weken geleden. De ondernemers zouden daar hebben gesproken over hun zaken met de van afpersing verdachte [X.]. Informatie over die ontmoeting is afkomstig van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE) en staat te lezen in de laatste toevoeging aan het dossier tegen [X.] en de zijnen. CIE-informatie die wordt toegevoegd aan een strafzaak is doorgaans als ‘betrouwbaar’ gekenmerkt door de politie. In het stuk worden ook namen genoemd van aanwezigen op die bewuste avond in Het Kalfje, zoals [eiser] en [handelaar 2]. Voor publicatie belde Vrij Nederland met beide zakenlieden, maar ze reageerden niet op onze voicemailberichten.
Tot vorige week. We kregen een fax van de advocaat van [eiser], waarin deze dreigde met een kort geding. (...)
(...) en [eiser] ontkennen aanwezig te zijn geweest in het restaurant en zeggen nooit zaken te hebben gedaan met [X.]. (...)
De advocaat van de Amsterdamse ondernemer [eiser], onder andere investeerder in it-projecten, laat per fax weten dat zijn cliënt ‘geen kopstuk uit de hoofdstedelijke vastgoedscene’ is, en dat niet gebleken is dat [eiser] ‘bij onroerendgoedzaken van [X.] betrokken is geweest’.
(…)”
f. VN heeft in dit geding als productie een bladzijde overgelegd met de CIE-informatie waaraan zij in het artikel refereert. Daarin staat, voor zover hier relevant:
“Afgelopen maandag 31 januari 2006, is het bij het restaurant het kalfje een gekkenhuis geweest. Alle onroerendgoedhandelaren, zoals [handelaar 1], [eiser], [handelaar 2] en vele anderen die bij de onroerend goedhandel van [X.] betrokken zijn geweest, hebben daar gesproken hoe het nu verder moet. Wellicht komt er binnenkort onroerend goed vrij dat in het verleden eigendom is geweest van de [X.] groep en iedereen probeert nu zijn straatje schoon te vegen.”