ECLI:NL:RBAMS:2006:AX8572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338815 / KG 06-607 P
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van COC Breda tegen COC Nederland en haar bestuurders inzake onrechtmatige aanstelling en betaling van directeurstaken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de afdeling Breda van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC en COC Nederland, alsook de voorzitter en de secretaris van COC Nederland. De afdeling Breda vorderde onder andere dat COC Nederland geen gebruik meer zou maken van de diensten van de voorzitter en de secretaris in hun rol als directeur, en dat zij de ontvangen vergoedingen zouden terugbetalen. De achtergrond van de zaak ligt in de aanstelling van de voorzitter en de secretaris als tijdelijke directeuren van COC Nederland, wat volgens de afdeling Breda in strijd zou zijn met de statuten van de vereniging. De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorzitter en de secretaris slechts tijdelijk operationele taken vervulden en dat er geen sprake was van een onrechtmatige aanstelling. De vorderingen van de afdeling Breda werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de genomen besluiten voorlopig geldig waren en dat er geen grond was voor terugbetaling van de vergoedingen. De afdeling Breda werd in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in de besluitvorming binnen verenigingen en de scheiding van taken binnen het bestuur.

Uitspraak

P/MB
vonnis 4 mei 2006
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 338815 / KG 06-607 P v a n:
de vereniging NEDERLANDSE VERENIGING TOT INTEGRATIE VAN HOMOSEXUALITEIT COC REGIO BREDA, gevestigd te Breda,
e i s e r e s bij dagvaarding van 4 april 2006,
procureur mr. K. Watanabe,
t e g e n :
1. de vereniging FEDERATIE VAN NEDERLANDSE VERENIGINGEN TOT
INTEGRATIE VAN HOMOSEXUALITEIT COC NEDERLAND ,
gevestigd te Amsterdam,
2. [de voorzitter], wonende te [woonplaats],
3. [de secretaris], wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e n ,
procureur gedaagde sub 1 mr. M.A.C. Vijn,
procureur gedaagden sub 2 en 3 mr. P.L. Visser.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 21 april 2006 heeft eiseres, verder te noemen de afdeling Breda, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, verder gezamenlijk ook te noemen het COC en afzonderlijk COC Nederland, [de voorzitter] (of: de voorzitter) en [de secretaris] (of: de secretaris), hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. COC Nederland is een vereniging die zich volgens haar statuten ten doel stelt:
“ a. het bevorderen van maatschappelijke hervormingen om daardoor tot integratie van
homoseksualiteit te komen;
b. het bevorderen van persoonlijke emancipatie door het stimuleren van de
bewustwording omtrent de eigen homo- of biseksuele identiteit en de
maatschappelijke situatie (en de relatie daartussen) ten aanzien van homoseksuele
gevoelens en man/vrouwrollen.”
b. Bij COC Nederland zijn 23 lidverenigingen aangesloten die tezamen de Algemene
Vergadering (AV) vormen. De afdeling Breda is één van de 23 lidverenigingen.
c. COC Nederland heeft een bestuur dat volgens de statuten uit tenminste 3 bestuursleden
moet bestaan. Het bestuur bestaat thans uit 7 bestuursleden. [de voorzitter] is voorzitter van het bestuur, [de secretaris] is secretaris. Het bestuur legt verantwoording af aan de AV over het gevoerde beleid.
d. COC Nederland heeft tevens een door het bestuur benoemde directeur. De directeur legt
verantwoording af aan het bestuur over de door hem uitgevoerde taken. De taken van de directeur zijn vastgelegd in een directiereglement. Artikel 3 lid 6 van het directiereglement bevat de volgende bepaling:
“Het bekleden van de functie van directeur van de federatie is onverenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur.”
e. In artikel 9 lid 2 van de statuten is het volgende vermeld:
“Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het hebben van een dienstverband met de federatie. (...)”, in artikel 9 lid 9:
“De algemene vergadering is bevoegd te allen tijde ieder lid van het bestuur als zodanig te schorsen of van zijn/haar functie te ontheffen. (...)” en in artikel 10 lid 9:
“Het bestuur is belast met de interpretatie van de statuten, het huishoudelijk reglement en besluiten van de federatie.”
e. Vanaf het voorjaar van 2005 was mevrouw [directeur] aangesteld als directeur van COC Nederland. De arbeidsovereenkomst tussen [directeur] en COC Nederland is per
f. 1 februari 2006 weer ontbonden. Gedurende de maanden december 2005 en januari 2006 was [directeur] door het bestuur vrijgesteld van werkzaamheden.
g. Eind 2005 heeft het bestuur besloten het salaris voor een (toekomstige) directeur te
verhogen.
h. Volgens een “beslisdocument” (productie 3 bij de dagvaarding) is in een
bestuursvergadering op 19 december 2005 besloten “het budget dat beschikbaar is voor de directeur in te zetten om de operationele werkzaamheden voor de voorzitter en secretaris gedurende de periode dat het COC zonder operationele directeur zit te kunnen laten uitvoeren.” In dit document is verder het volgende opgenomen:
“Zowel de voorzitter als secretaris dienen de vergoeding door middel van BTW-facturen in te dienen en zullen als zodien niet als medewerker bij COC Nederland in dienst komen. Met beide zal een contract gesloten worden waarin alle werkgeversaansprakelijkheid zal worden uitgesloten. Hierin zal tevens worden opgenomen dat alleen gewerkte uren kunnen worden gedeclareerd (dus geen vakantie en/of ziekte uren). (...) Het bestuur besluit voor de voorzitter en secretaris een bedrag van € 75,- per uur beschikbaar te stellen, vermeerderen met 19% BTW, voor de werkzaamheden die behoren tot de operationele invulling van de directeursfunctie, met een maximum van 28 uur per week. Uitgegaan wordt van een maximum van 3,5 dagen per week voor een periode tot uiterlijk 1 mei 2006.”
i. Bij brief van 6 februari 2006 heeft COC Nederland het onder g genoemde besluit aan de
besturen van de aangesloten verenigingen meegedeeld en toegelicht. In de brief is onder meer, met een verwijzing naar de weinig gelukkige historie van COC Nederland ten aanzien van haar directeuren, vermeld dat het budget voor de directeur is opgetrokken naar een marktconform niveau en dat de eisen aan de aan te trekken directeur navenant zijn aangescherpt. Verder staat in de brief dat met name vanwege het kostenaspect is gekozen voor de optie om de voorzitter en de secretaris tijdelijk, tot uiterlijk 1 mei 2006, te belasten met de operationele directeurstaken in plaats van een interimdirecteur aan te trekken.
j. Bij brief van 22 februari 2006 heeft de raadsman van voorzitter Van Wanrooij van de afdeling Breda aan COC Nederland meegedeeld dat de afdeling Breda bezwaar heeft tegen het onder h genoemde besluit om de voorzitter en de secretaris tijdelijk te belasten met directeurstaken, omdat dit een “bestuurlijk onzuivere” situatie zou zijn en bovendien in strijd met de statuten. Deze brief bevat de volgende passage:
“De onzuiverheid van het besluit (...) wordt versterkt door het gegeven dat kort voor dit besluit het bestuur tevens heeft besloten tot een aanzienlijke verhoging van het salaris van de directeur (...) en dat dit verhoogde salaris (met terugwerkende kracht) per 1 december 2005 aan [de voorzitter] en mevrouw [de secretaris] is toegekend. Ongeacht de vraag of de verhoging van het salaris gerechtvaardigd is, kan de timing van het besluit op zijn minst opmerkelijk worden genoemd.”
In deze brief heeft de afdeling Breda aan COC Nederland voorgesteld om òf de voorzitter en secretaris te ontslaan als directeur en hen te verplichten de helft van hun vergoeding weer terug te betalen, met gelijktijdige benoeming van een interim directeur, òf de voorzitter en de secretaris tijdelijk te laten aftreden als bestuurders van COC Nederland.
k. Bij brief van 28 februari 2006 heeft de raadsman van COC Nederland aan de raadsman
van de afdeling Breda meegedeeld dat de voorzitter en de secretaris geen dienstverband
hebben met COC Nederland, maar alleen een aantal operationele taken van de directeur uitvoeren ter overbrugging van de directeurloze periode, dat van nietige besluitvorming derhalve geen sprake is en dat zij aan het verzoek van de afdeling Breda dus niet zal voldoen.
l. Eveneens bij brief van 28 februari 2006 heeft COC Nederland de aangesloten
verenigingen op de hoogte gesteld van de onder i genoemde brief en van haar eigen standpunt in deze materie. Verder heeft zij meegedeeld van oordeel te zijn dat eerst de interne verenigingsdemocratie een kans moet krijgen, zodat de meningen van alle lidverenigingen worden gehoord en meegewogen, alvorens juridische procedures worden gestart, of zaken in de publiciteit (bijvoorbeeld in de Gaykrant) worden gebracht, zoals in deze kwestie eerder al is gebeurd.
m. Bij brief van 7 maart 2006 heeft de afdeling Breda in antwoord op de onder j genoemde
brief haar standpunt herhaald en een kort geding aangekondigd, voor het geval COC Nederland niet binnen een week ervoor zou zorgdragen dat de verenigingsstructuur zodanig zou worden aangepast dat deze weer in overeenstemming met de statuten zou zijn.
n. Op 9 maart 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden (waarvoor de voorzitters van alle lidverenigingen waren uitgenodigd) bij COC Haaglanden waarbij getracht is voor de directeurskwestie een oplossing te vinden. COC Nederland heeft daarbij voorgesteld om alle controlerende bevoegdheden ten aanzien van de directie over te dragen aan een algemeen bestuurslid ([algemeen bestuurslid]), die daarvoor verantwoording zou afleggen aan de AV. Namens de afdeling Breda heeft Van Wanrooij met die oplossing ingestemd, onder voorbehoud van goedkeuring van de overige bestuursleden.
o. In een beslisdocument van 10 maart 2006 heeft COC Nederland overeenkomstig het onder m genoemde voorstel besloten. Verder is besloten dat de voorzitter en de secretaris voor de periode dat zij de taken van de directeur waarnemen ontheven worden van hun toezichthoudende taken en dat [algemeen bestuurslid] van het Algemeen Bestuur deze taken tijdelijk waarneemt.
p. Bij brief van 14 maart 2006 heeft de raadsman van de afdeling Breda aan de raadsvrouw
van COC Nederland meegedeeld dat de overige bestuursleden van de afdeling Breda niet met de voorgestelde oplossing kunnen instemmen, aangezien dat volgens hen onvoldoende waarborgen biedt voor een strikte scheiding van taken. De afdeling Breda heeft een tegenvoorstel gedaan inhoudend dat een college wordt benoemd van drie lidverenigingen, welk college rechtstreeks toezicht zal houden op de directievoering door de voorzitter en de secretaris.
q. Bij brief van 20 maart 2006 heeft COC Nederland de lidverenigingen op de hoogte gesteld van het onder n genoemde besluit.
r. De eerstkomende Algemene Vergadering zal plaatsvinden op 20 mei aanstaande.
2. De afdeling Breda vordert thans, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, primair:
I. Veroordeling van COC Nederland om geen gebruik meer te maken van de diensten van [de voorzitter] en [de secretaris] die horen bij de functie van directeur en veroordeling van [de voorzitter] en [de secretaris], op straffe van verbeurte van een dwangsom, tot het staken en gestaakt houden van hun werkzaamheden als directeur van COC Nederland;
II. Veroordeling van [de voorzitter] en [de secretaris] om binnen een week na de betekening van het vonnis alle gelden die zij van COC Nederland hebben ontvangen uit hoofde van hun functie van directeur terug te betalen en COC Nederland te veroordelen deze (terug-)betalingen in ontvangst te nemen en COC Nederland te verbieden om aan hen nog verder salaris uit te betalen;
Zij vordert subsidiair:
III. [de voorzitter] en [de secretaris] te ontslaan als bestuurders van COC Nederland, althans
te schorsen zolang zij de functie van directeur bekleden en COC Nederland te verbieden om hen weer als bestuurder te benoemen.
3. Ter toelichting op haar vordering heeft de afdeling Breda, samengevat, het volgende gesteld. Het besluit van COC Nederland om de voorzitter en secretaris (tijdelijk) te benoemen als directeur is in strijd met de statuten en het directiereglement. Een lid van het bestuur mag immers geen dienstverband hebben met de Federatie. Het begrip dienstverband moet, vanwege doel en strekking van de bepaling, ruim worden uitgelegd. Ook een overeenkomst tot opdracht valt daaronder. Bovendien is niet wat er op papier staat doorslaggevend, maar de feitelijke invulling van de overeenkomst. De voorzitter en de secretaris moeten persoonlijk arbeid verrichten, COC Nederland betaalt loon en er is sprake van een gezagsverhouding. Er is dan ook in elk geval feitelijk sprake van een dienstverband. Het besluit is bestuurlijk onzuiver en kan leiden tot belangenver-strengeling, omdat de directeur nu in feite verantwoording moet afleggen aan zichzelf. Opvallend is dat COC Nederland vlak vóór de aanstelling van de voorzitter en de secretaris als directeur, het directeursalaris heeft opgetrokken, zodat COC Nederland nu ongeveer
€ 11.000,- per maand kwijt is aan betalingen aan hen. Dat is € 6.000,- per maand meer dan het loon van de voormalige directeur. Voor dit bedrag had ook een interimmanager aangetrokken kunnen worden. Het kostenargument gaat dus niet op. Ook de persoonlijke belangen van de voorzitter en de secretaris lijken in het geding te zijn. De AV was over de gewraakte besluiten niet van tevoren geïnformeerd. COC Nederland heeft daarnaast tot
1 februari 2006 het loon aan [directeur] moeten doorbetalen. Het besluit is dan ook, behalve strijdig met de statuten, in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aangezien van COC Nederland mag worden verwacht dat zij zorgvuldig omspringt met haar financiën, die afhankelijk zijn van contributies, donaties en overheidssubsidies. Nu sprake is van een besluit dat in strijd is met de statuten is het besluit nietig, op grond van het bepaalde in artikel 2:14 van het Burgerlijk Wetboek. Het gevolg van deze nietigheid is dat de voorzitter en de secretaris niet bevoegd zijn om COC Nederland als directeur te vertegenwoordigen en dat er geen geldige rechtsgrond bestond voor het betalen van salaris. Dat moet dan ook worden terugbetaald. De afdeling Breda heeft een zelfstandig en spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Er is nog geen nieuwe directeur, dus de datum van 1 mei 2006 wordt hoe dan ook niet gehaald. Aan de onzuivere situatie moet op zo kort mogelijke termijn een einde worden gemaakt. Voor zover sprake zou zijn van een ‘noodsituatie’ heeft COC Nederland deze zelf gecreëerd. Zij heeft immers zelf besloten tot het op non actief stellen en ontslaan van de vorige directeur. Zij had dan ook zelf de nodige maatregelen moeten treffen om de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen, bijvoorbeeld door het tijdig aanstellen van een interim-directeur. Dat zij dat niet heeft gedaan legitimeert niet de nietige besluitvorming.
4. COC Nederland, de voorzitter en de secretaris hebben tegen de vorderingen gemotiveerd
verweer gevoerd, welk verweer hierna, bij de beoordeling van het geschil, zal worden besproken.
Beoordeling van het geschil.
5. Anders dan het COC heeft betoogd heeft de afdeling Breda een voldoende
spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Indien sprake zou zijn van nietige besluiten heeft de afdeling Breda er als lidvereniging een belang bij dat daaraan niet langer uitvoering wordt gegeven. In dat geval kan van haar niet worden gevergd daartoe de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
6. Uitgangspunt is dat volgens de statuten een dienstverband bij COC Nederland niet
verenigbaar is met het lidmaatschap van het bestuur. Dit betekent dat een door het bestuur aangestelde directeur in beginsel niet tegelijkertijd bestuurslid kan zijn. Over dit beginsel zijn partijen het in feite ook wel eens. Anders dan het COC heeft aangevoerd is deze bepaling niet alleen van toepassing als er een dienstverband bestaat in de vorm van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de artikelen 7: 610 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Ook als sprake zou zijn van een directeur die werkzaam is op basis van een managementovereenkomst, zou een gelijktijdig bestuurslidmaatschap strijd kunnen opleveren met het bepaalde in (artikel 9 lid 2 van) de statuten, zoals ter zitting ook door COC Nederland is erkend, althans voor zover sprake zou zijn van een “permanente situatie”. Als een bepaalde situatie niet strijdig is met de letterlijke tekst van de statuten kan immers nog wel sprake zijn van strijd met het doel en de strekking daarvan. Het feit dat volgens artikel 10 lid 9 van de statuten het bestuur belast is met de interpretatie daarvan, doet daar niet aan af.
7. Voldoende aannemelijk is geworden dat, zoals het COC heeft betoogd, de voorzitter en de secretaris slechts tijdelijk, bij wijze van noodmaatregel, zijn belast met een deel van de taken van de directeur, namelijk de zogenoemde “operationele taken”. De afdeling Breda heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken dat tal van andere directeurstaken, zoals financiële taken, coaching van medewerkers, het voeren van functioneringsgesprekken, het initiëren van nieuwe projecten, voorlopig blijven liggen in afwachting van de aanstelling van een nieuwe directeur. Ook heeft de afdeling Breda niet betwist dat de sollicitatieprocedure voor een nieuwe directeur in volle gang is. De afspraken met de voorzitter en de directeur zijn in beginsel beperkt tot 1 mei 2006 en het COC heeft ter zitting de verwachting uitgesproken rond die tijd een geschikte kandidaat voor de vacature van directeur te hebben gevonden. Ook heeft het COC aannemelijk gemaakt dat zij, door het ontheffen van de voorzitter en de secretaris van hun controlerende taken, door het aanstellen van het bestuurslid [algemeen bestuurslid] als toezichthouder op het uitvoeren van een aantal van de directeurstaken door de voorzitter en de secretaris en bij de verdeling van taken tussen de voorzitter en de secretaris voldoende maatregelen heeft getroffen om belangenverstrengeling te vermijden en de besluitvorming transparant te doen plaatsvinden. Alhoewel de gekozen constructie, zoals ook COC Nederland heeft erkend, geen schoonheidsprijs verdient, kan onder de geschetste omstandigheden niet worden gesproken van een “aanstelling” van de voorzitter en de secretaris als directeur, zoals de afdeling Breda heeft gesteld. Dit betekent dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter een situatie als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de statuten hier niet aan de orde is. Voorshands kan dan ook niet worden aangenomen dat sprake is van een nietig besluit. De vorderingen onder I zijn daarom niet toewijsbaar.
8. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
9. Nu vooralsnog wordt uitgegaan van de geldigheid van het besluit om bepaalde taken van de directeur (tijdelijk) door de voorzitter en de secretaris te laten uitvoeren, kan niet op voorhand worden aangenomen dat het betalen van een vergoeding daarvoor geen rechtsgrond heeft. Ook overigens bestaat thans geen grond om de voorzitter en de secretaris deze vergoedingen te laten terugbetalen aan COC Nederland. De vordering onder II voldoet dan ook niet aan het onder 8 genoemde criterium en zal daarom eveneens worden afgewezen.
10. De afdeling Breda heeft subsidiair gevorderd om de voorzitter en de secretaris te ontslaan, althans te schorsen uit hun bestuursfunctie. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, bestaat voorshands voor het treffen van een dergelijke maatregel echter geen aanleiding. Ook de subsidiaire vordering zal derhalve worden afgewezen. Voor zover de afdeling Breda van oordeel blijft dat de door COC Nederland getroffen maatregelen - zoals het tijdelijk ontheffen van de voorzitter en de secretaris van hun controlerende taken als bestuurslid - onvoldoende zijn om een onzuivere besluitvorming te vermijden, kan zij dat in de Algemene Vergadering van 20 mei 2006 aan de orde stellen. Aan de AV is immers uitdrukkelijk de bevoegdheid toegekend om bestuursleden te schorsen of van hun functie te ontheffen ( zie 1 e). Ook de overige punten, zoals de hoogte van de aan de voorzitter en de secretaris te betalen vergoeding, kunnen in een dergelijke vergadering ter sprake worden gebracht. De afdeling Breda kan deze punten op de agenda zetten voor de AV, van 20 mei aanstaande. Er bestaat thans geen grond om op de uitkomst van die vergadering vooruit te lopen.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de afdeling Breda worden veroordeeld in de
kosten van dit geding.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt de afdeling Breda in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van COC Nederland begroot op:
- € 248,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur;
en aan de zijde van [de voorzitter] en [de secretaris] begroot op:
- € 248,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr. M.Y.C. Poelmann, voorzieningenrechter in kort geding in de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 4 mei 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: