ECLI:NL:RBAMS:2006:AX8689

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA-877/06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.A.M. Groenendaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst Bondscoach Nationale Heren Volleybalteam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2006 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Bondscoach van het Nationaal Heren Volleybalteam en de Nederlandse Volleybal Bond. De arbeidsovereenkomst, die op 1 mei 2005 was aangegaan voor de duur van vier jaar, werd ontbonden per 1 juli 2006. De Nederlandse Volleybal Bond had verzocht om ontbinding van de overeenkomst wegens gewichtige redenen, zoals het verlies van vertrouwen in de Bondscoach door zowel het bestuur als een deel van de spelers. De Bondscoach, [verweerder], voerde aan dat hij niet had gefunctioneerd onder de maat en dat er andere motieven waren voor de ontbinding. Tijdens de mondelinge behandelingen werd duidelijk dat de prestaties van het nationale team teleurstellend waren en dat er twijfels bestonden over de leiding van de Bondscoach. De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar dat de Bondscoach recht had op een vergoeding van EUR 160.000,= bruto, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank stelde dat de Nederlandse Volleybal Bond de kosten van de procedure diende te dragen, tenzij zij haar verzoek tot ontbinding introk voor een bepaalde datum. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede communicatie en de verwachtingen die partijen van elkaar mogen hebben in een arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton, locatie Amsterdam
EA-877/06
datum: 24 mei 2006
6
Beschikking op het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
20 februari 2006 van:
NEDERLANDSE VOLLEYBAL BOND, verzoekster
gevestigd te Woerden
gemachtigde: mr. E.J.A. Vilé
tegen:
[verweerder], verweerder
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Verzoekster, De Bond, heeft een verzoekschrift ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partij-en gesloten arbeids-overeen-komst wegens gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Ter terechtzitting van 28 maart 2006 heeft de monde-linge behan-de-ling plaats gevonden waarbij partijen en hun gemachtig-den zijn gehoord. Op 26 april 2006 heeft een tweede mondelinge behandeling plaats gehad.
GRONDEN VAN DE BESLISSING:
feiten
1. [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 1 mei 2005 in dienst getreden van De Bond als Bondscoach van het Nationale Herenteam voor de duur van vier jaar. Het salaris van [verweerder] bedraagt EUR 96.000,= bruto per jaar, inclu-sief de vakantie-toeslag, maar exclusief overige emolumenten.
2. Als bondscoach heeft [verweerder] de leiding van het nationale herenteam. Hij ressorteert onder de [manager topsport]
3. Het nationale herenteam heeft zich in 2005 niet gekwalifi-ceerd voor het Wereldkampioenschap Volleybal. Bij de Europese kampi-oenschappen Volleybal in 2005 eindigde het team op de elfde plaats.
EA-877/06 - 2 -
4. In november 2005 heeft een evaluatie onder de selectiespe-lers plaats gehad, alsmede onder de technische en medische staf van het nationale herenteam.
5. Aan het einde van het jaar 2005 heeft De Bond aan [verweerder] verzocht een beleidsplan voor zijn werkwijze voor de komende jaren te schrijven. Op verzoek van De Bond is dat plan her-schreven. Het herziene plan is door De Bond aan twee exter-nen, de oud-bondscoaches [dhr. A.] en [dhr. G.], voorgelegd voor advies. Zij hebben het plan als ver beneden de maat beoor-deeld.
6. Per 31 januari 2006 is [verweerder] op non-actief gesteld.
standpunten van partijen:
6. De Bond is van mening dat [verweerder] te kort schiet in zijn mogelijkheden het herenteam te leiden naar overwinningen. Hij zou daardoor het vertrouwen van de spelers hebben verloren en [verweerder] zou geen enkele inspanning hebben ondernomen om dat vertrouwen te herstellen. Ook het begeleidingsteam en de manager Topsport zouden ieder vertrouwen in [verweerder] hebben verloren. Naar de mening van de Bond is er daarom geen moge-lijkheid de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Zij verzoekt om die reden de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De Bond is van mening dat aan [verweerder] geen vergoeding toekomt omdat hij aan zichzelf te wijten zou hebben dat het vertrouwen weg is. Hij zou namelijk weigeren te voldoen aan de eisen welke hem door De Bond worden gesteld.
7. [verweerder] daarentegen stelt zich op het standpunt dat hij niet heeft gedisfunctioneerd of ernstig onder de maat zou hebben gefunctioneerd. Zijn herschreven plan van aanpak zou in orde zijn. Hij meent dat er thans andere motieven in het spel zijn waarom De Bond zijn arbeidsovereenkomst wil beëindigen. De Bond zou zijn kwaliteiten kennen, omdat hij in het verleden ook bondscoach is geweest. De Bond zou bewust een arbeidsover-eenkomst voor de duur van vier jaar hebben geslo-ten tot en met de Olympische Spelen in Peking om tot uitdrukking te brengen dat er vertrouwen in [verweerder] bestond. De uitgangspo-sitie van het team was evenwel slecht omdat vier sleutelspe-lers waren vertrokken en hun vervangers nog niet over vol-doende interna-tionale ervaring beschikten. Verder zouden de trainingsfacili-teiten verre van optimaal zijn. Aan-vankelijk was [verweerder] vol goede moed. Hij zou de spelers optimaal hebben kunnen motive-ren en de oefenwedstrijden zou hij voor een belangrijk deel in winst hebben kunnen omzetten. Dat het EK in 2005 een elfde plaats opleverde voor het team zou te wijten zijn aan de zware tegenstand en aan het gebrek aan internationale ervaring van de spelers. Onmiddellijk na de verloren wedstrijd in het EK
EA-877/06 - 3 -
is de manager topsport met het team gaan evalueren. Het zou daarom niet verbazingwekkend zijn dat de spelers nogal nega-tief waren gestemd. Vervolgens is op verzoek van het bestuur een plan van aanpak door [verweerder] opgesteld. Dat plan is herschreven. Dat plan van aanpak zou uitgangspunt zijn voor verdere activiteiten. De Bond heeft dat plan aan deskundigen voorgelegd en die hebben een vernietigend oordeel uitgespro-ken onder meer omdat het visie zou missen en verder zou het draag-vlak bij de spelers voor [verweerder] zijn vervallen. [verweerder] is van mening dat in de laatste bespreking over het plan van aanpak afgesproken was dat hij dat niet meer zou veranderen. Voorts ontkent [verweerder] dat de spelers geen vertrouwen meer in hem zouden hebben. Ook het begeleidingsteam zou nog steeds achter hem staan. Naar de mening van [verweerder] is er daarom geen sprake van een verandering van omstandigheden en zou het verzoek afgewezen dienen te worden.
beoordeling van het geschil:
8. Als eerste dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van een gewichtige reden op grond waarvan het dienstver-band van [verweerder] beëindigd dient te worden. Tijdens de twee monde-linge behandelingen is duidelijk geworden dat in elk geval het bestuur van De Bond en de manager topsport elk vertrouwen in [verweerder] hebben verloren. Voorts is aannemelijk geworden dat in elk geval een gedeelte van de spelers ook het standpunt inneemt dat het het vertrouwen in [verweerder] als coach kwijt is. [verweerder] stelt wel dat de spelers onder ede gehoord zouden moeten worden in een voorlopig getuigenverhoor, maar gegeven de door De Bond overgelegde verklaringen is niet aannemelijk dat de door De Bond opgevoerde spelers onder ede anders zouden verklaren. Daar komt bij dat van de zijde van [verweerder] geen harde geluiden met een ander bericht zijn ge-toond, althans niet van een voldoende representatief aantal. Bovendien zou te verwachten zijn dat, als de spelers zich niet zouden herkennen in de uitingen van de spelersraad, zij dat kenbaar zouden hebben gemaakt. Er kan daarom met voldoen-de waarschijn-lijkheid worden vastgesteld dat het draagvlak van [verweerder] inmiddels onvoldoende is geworden om als een succes-vol bonds-coach te kunnen opereren, te meer nu [verweerder] al geruime tijd op non-actief is gesteld en reeds een andere bondscoach is aange-treden.
9. Dan komt de vraag aan de orde of [verweerder] aanspraak kan maken op betaling van een vergoeding. Uitgangspunt is dat partijen bewust een overeenkomst voor de duur van vier jaar zijn aangegaan. Dat brengt mee dat [verweerder] in beginsel de plicht zou hebben de afgesproken vier jaar vol te maken, maar anderzijds De Bond de plicht deze vier jaar te betalen.
EA-877/06 - 4 -
10. Op het hiervoor aangegeven beginsel is slechts uitzonde-ring te maken als het resultaat tot een onaanvaardbaar resul-taat zou leiden gezien de omstandigheden van deze zaak. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als [verweerder] te verwij-ten zou zijn dat de ontbinding uitgesproken dient te worden. Ook speelt een rol in hoeverre [verweerder] elders inko-men zou kunnen verwerven en op welke termijn. Tot slot is de financi-ële -positie van De Bond nog van belang, zij het in mindere mate. Een ver-goeding van een vertrekkende coach van een bond als de onder-havige laat zich daarom niet eenvoudig bepa-len aan de hand van de elementen van de zogenaamde kantonrech-tersfor-mule. Deze zal dus naar de gegeven omstandigheden naar maat-staven van rede-lijkheid vastgesteld dienen te worden.
11. De Bond stelt dat [verweerder] te verwijten is dat het tot een ontbinding heeft moeten komen. Weliswaar is De Bond met Brok-king van oordeel, dat het feit dat de resultaten over 2005 teleurstellend waren, [verweerder] niet in de schoenen kan worden geschoven, maar De Bond verwijt [verweerder] wel dat zijn plan van aanpak onder de maat zou zijn. Bij beschouwing van de gang van zaken valt evenwel op, dat tijdens de bespreking van 16 janua-ri 2006 de sfeer tussen de deelne-mers aan dat gesprek niet van dien aard was dat [verweerder] kon ver-wachten dat zijn plan van aanpak onder de maat zou zijn. Er heeft die dag een zakelijke bespreking plaats gehad waarvan het resultaat is geweest dat [verweerder] zijn plan niet zou aanpassen, dat het zou worden doorberekend en dat het aan deskundigen zou worden voorgelegd. [verweerder] mocht verwachten dat zijn plan serieus zou worden bekeken en dat, nadat de afspraken van 16 december 2006 afge-rond zouden zijn, verder overleg over de toekomst en het door hem opgestelde plan van aanpak zou plaats hebben. Bij deze opvatting speelt een rol dat ook de aanloop naar het tweede plan van aanpak in volledi-ge harmonie was en dat [verweerder] ook daaruit niet kon verwach-ten dat het zwaard van Damocles boven zijn hoofd hing. De op non-actiefstelling van [verweerder] is daarom nogal rauwelijks tot stand gekomen. Het verwijt dat De Bond [verweerder] maakt is daarom niet terecht, althans niet in die zin dat hij geen aanspraak op een vergoeding zou kunnen maken.
12. Wat de toekomst van [verweerder] betreft kan worden aangenomen dat hij op redelijke termijn elders weer als coach aan het werk kan. Hij heeft een internationale carrière achter de rug en ook naar zijn eigen zeggen is zijn staat van dienst dusda-nig dat hij als een gezien coach kan worden beschouwd die op redelijke termijn weer aan het werk kan zijn.
EA-877/06 - 5 -
13. De Bond heeft zich nog op haar slechte financiële positie
beroepen als grond om geen vergoeding te kunnen betalen. Het mag zo zijn dat de financiële middelen van De Bond niet bij-zonder groot zijn, De Bond heeft met de wetenschap over haar
financiële positie [verweerder] voor vier jaar aangesteld met het
met hem overeengekomen salaris. Dat salaris zou zij, als er geen verandering in de omstandigheden was gekomen, zonder meer de komende jaren hebben moeten betalen. Nu spaart zij dat ten aanzien van [verweerder] uit. Met de financiële beperkte middelen van De Bond wordt dus maar beperkt rekening gehouden.
14. Al met al wordt geoordeeld dat een redelijke vergoeding, wanneer met alle omstandigheden rekening wordt gehouden, op EUR 160.000,= bruto gesteld dient te worden. Hierbij is ook van belang geweest dat [verweerder] sedert 31 januari 2006 op non-actief is gesteld en De Bond tot 1 juli 2006 zijn salaris zal dienen te betalen.
15. Nu De Bond een vergoeding dient te betalen, zal zij in de gelegen-heid worden gesteld haar verzoek in te trekken. Zij zal dat dienen te doen uiterlijk op 23 juni 2006.
16. Er zijn termen te bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt, tenzij De Bond haar verzoek zou intrekken. In dat geval zal zij de kosten dienen te dragen.
BESLISSING:
I.
1. De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden met ingang van 1 juli 2006.
2. Aan [verweerder] wordt een vergoeding van EUR 160.0-00,= bru-to toegekend. De Bond wordt veroordeeld tot het betalen van deze ver-goe-ding op de door [verweerder] aan te geven wijze, mits fis-caal cor-rect.
3. Iedere partij draagt de eigen kosten.
EA-877/06 - 6 -
II.
1. Het hiervoor onder I. bepaalde geldt niet indien De Bond haar verzoek intrekt vóór 23 juni 2006.
2. In dit geval wordt De Bond veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] te stellen op EUR 2.500,= voor het salaris van zijn gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. J.B.A.M. Groenendaal, kantonrechter en uitgesproken op de openbare zitting van 30 mei 2006 in aanwe-zigheid van de griffier.