275940 / H 03.2727
29 maart 2006
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR CIVIEL RECHT
VONNIS
mr. Cornelis DE JONG
wonende te Bilthoven, kantoorhoudende te Utrecht
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEIJSEN ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUREN B.V.
e i s e r in conventie
v e r w e e r d e r in reconventie
procureur mr. G.W. Kernkamp
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GC PAN EUROPEAN CROSSING NEDERLAND B.V.
gevestigd te Huizen en
2. de vennootschap naar Belgisch recht
GC PAN EUROPEAN CROSSING BELGIË B.V.B.A.
gevestigd te Diegem (België)
g e d a a g d e n in conventie
e i s e r e s s e n in reconventie
procureur mr. L.P. Broekveldt
en
3. A
wonende te
g e d a a g d e
procureur mr. J.J. Mul.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken:
- tussenvonnis van 6 juli 2005 en de daarin genoemde processtukken,
- akte aan de zijde van Global Crossing,
- antwoordakte van de curator.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
in conventie en in reconventie
1. Bij het tussenvonnis is de curator toegelaten tot het bewijs dat Global Crossing bij de kabelbreuk en de accessaanvraag op 3 januari 2002 het Meijsen bewust onmogelijk heeft gemaakt om op de breuk en de accessaanvraag adequaat te reageren, daarbij ge-holpen door A.
De curator heeft afgezien van bewijslevering.
2. Uit hetgeen in het tussenvonnis reeds is overwogen volgt dat de vorderingen in conven-tie van de curator met betrekking tot de betaling van de facturen van Meijsen tot 9 ja-nuari 2002, toewijsbaar zijn en dat de curator jegens Global Crossing aanspraak heeft op vergoeding van buitengerechtelijke kosten als gevorderd. De overige vorderingen in conventie en in reconventie zullen worden afgewezen.
3. Global Crossing heeft na dit vonnis bij akte aangevoerd dat Meijsen geen enkel verhaal biedt voor Global Crossing, zodat de beslissing in conventie niet uitvoerbaar bij voor-raad moet worden verklaard, althans zekerheid dient te worden gesteld voor het geval Global Crossing in hoger beroep zal gaan van dit eindvonnis en alsdan in het gelijk zal worden gesteld.
4. De curator heeft daartegen aangevoerd dat Clobal Crossing onvoldoende belang heeft bij haar verweer. Volgens de curator is het bovendien in strijd met de redelijkheid en billijkheid om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel zekerheid te doen stellen.
5. Bij de beoordeling van het verweer van Global Crossing moeten de belangen van partij-en worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van de curator bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad is in dit geding gegeven. Naar het oor-deel van de rechtbank is het daar tegenover gestelde restitutierisico van Global Crossing voldoende aannemelijk geworden. Dit risico weegt om de volgende redenen zwaarder.
Indien Global Crossing in hoger beroep zal gaan van dit vonnis, hetgeen naar zij aan-voert niet is uitgesloten, zal de curator bij vernietiging van dit vonnis een mogelijk bij voorraad uitgewonnen geldsom als onverschuldigd moeten terugbetalen aan Global Crossing, indien de conventionele vordering alsnog zou worden afgewezen.
De vordering tot terugbetaling dient in een dergelijke geval te worden behandeld als een concurrente boedelvordering (Hoge Raad 7 juni 2002, NJ 2002, 608).
Volgens de curator doet zich in het faillissement van Meijsen geen negatieve boedel voor, zal hij niet overgaan tot uitdeling aan schuldeisers voordat de procedure met Glo-bal Crossing is afgewikkeld en zal de positie van Global Crossing niet slechter zijn dan die van andere crediteuren in het faillissement met een gelijke rang. Dit neemt echter niet weg dat in het algemeen de concurrente schuldeisers in een faillissement niet hun gehele vordering uitgedeeld krijgen. Dat dit in het onderhavige geval wel zo zou zijn, is door de curator niet gesteld. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat Global Crossing in elk geval ten aanzien van een nog onbekend gedeelte van haar vordering een reëel restitutierisico zou lopen, indien de curator tot uitwinning zou overgaan en dit vonnis niet in stand zou blijven.
Het feit dat Global Crossing eerst in een laat stadium van de procedure haar verweer op dit punt heeft gevoerd, doet daar niet aan af.
6. De afweging van de belangen van de curator en Global Crossing leidt er dan ook toe dat de rechtbank de door de curator verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad wel zal uitspreken, maar onder voorwaarde van zekerheidstelling zoals door de curator aange-boden. De redelijkheid en billijkheid staan daaraan niet in de weg.
7. Global Crossing zal zowel in conventie als in reconventie als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten van de curator.
De curator dient de proceskosten van A te dragen, nu zijn vordering jegens A zal wor-den afgewezen.
- veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan de curator van € 225.717,66, te vermeerde-ren met de wettelijke rente daarover vanaf 20 december 2001 tot aan de dag der alge-hele voldoening;
- veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan de curator van € 97.828,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- € 78.192,03 vanaf 26 april 2001,
- € 12.587,72 vanaf 19 juli 2001,
- € 5.036,05 vanaf 23 augustus 2001,
- € 2.012,58 vanaf 20 december 2001,
alles tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan de curator van € 21.843,64, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde sub 2 tot betaling aan de curator van € 71.326,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- € 8.100,- vanaf 28 juli 2001,
- € 63.226,23 vanaf 20 december 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde sub 2 tot betaling aan de curator van € 6.118,67, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 augustus 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk tot betaling aan de curator van € 10.896,-;
- veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op € 4.081,90 aan verschotten en € 11.610,- aan salaris van de procureur;
- veroordeelt de curator tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van A, tot op heden begroot op € 6.085,-, waarvan te betalen aan A € 93,- voor bij hem gevallen kosten aan vastrecht en aan de griffier van deze rechtbank € 5.160,- aan salaris van de procureur en € 832,- aan overig vastrecht;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eisers in reconventie hoofdelijk tot betaling van de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 6.422,- aan salaris van de procureur;
in conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de betalingsveroordelingen jegens gedaagden sub 1 en 2 in conventie/eisers in reconventie uitvoerbaar bij voorraad, met dien verstande dat betaling zal plaatsvinden op de derdenrekening van (het advocatenkantoor van) de cu-rator en dat de betaalde bedragen door de curator niet naar de boedelrekening van het faillissement van Meijsen zullen worden overgemaakt voordat in het onderhavige ge-schil een onherroepelijke rechterlijke uitspraak zal zijn verkregen.
Gewezen door mr. M. van Hees en uitgesproken ter openbare te-recht-zitting van 29 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.