ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ3783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
342217
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • W. Tonkens - Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure betreffende minderjarige met bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2006 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 9 november 2005. Eiseres A had D, de moeder van de minderjarige C, veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.600,-. De bijzondere curator B, benoemd op 29 maart 2006, heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat de betekening aan D niet als betekening aan C kan worden beschouwd, gezien de belangenstrijd tussen D en C. De rechtbank heeft vastgesteld dat C, die hulpbehoevend is, niet adequaat vertegenwoordigd was door D, die in een tegenstrijdige positie verkeerde. De bijzondere curator heeft aangevoerd dat C recht heeft op een eerlijke rechtsgang, zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM, en dat het verzet tijdig is ingediend, aangezien de termijn pas begon te lopen na de benoeming van de bijzondere curator.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzettermijn niet is gaan lopen door de betekening aan D, en dat C recht heeft op een behoorlijke vertegenwoordiging. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de bijzondere curator. De beslissing houdt in dat C alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om een verklaring derdenbeslag af te leggen, en dat de tegen hem uitgesproken veroordeling niet in stand kan blijven. De verdere beslissingen in deze procedure zijn aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 342217 / HA ZA 06-1870
Vonnis in verzet van 1 november 2006
in de zaak van
A,
wonende te,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. M. Dickhoff,
tegen
MR. B
in hoedanigheid van bijzondere curator van C,
wonende te,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
procureur mr. D.J.I. Kroezen.
Partijen zullen hierna A en de bijzondere curator genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 9 november 2005
- de verzetdagvaarding van 26 mei 2006, met 4 producties,
- het tussenvonnis van 24 mei 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 4 september 2006, met de daarin genoemde processtukken en de bij brief van de bijzondere curator van 19 september 2006 aan de rechtbank nagezonden stukken
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Bij beschikking van 29 maart 2006 heeft de kantonrechter te Hilversum B benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige C, geboren op 29 september 1995, inwonend bij zijn moeder D aan de Korenbloemstraat 4 te Hilversum. D is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over C. De kantonrechter heeft de bijzonder curator benoemd aangezien gebleken is dat sprake is van een situatie waarbij de belangen van de moeder in strijd zijn met die van C als bedoeld in artikel 1: 250 van het Burgerlijk Wetboek.
2.2. Bij beschikking van 10 augustus 2006 heeft de kantonrechter te Hilversum de bijzondere curator gemachtigd om ten behoeve van C procedures aanhangig te maken, waaronder de onderhavige verzetprocedure.
2.3. Bij verstekvonnis van 27 juli 2005 heeft de rechtbank op vordering van A D veroordeeld tot betaling van € 9.600,- , met de wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2005, aan hoofdsom en van € 2.104,85 aan proceskosten. A heeft dit verstekvonnis op 4 augustus 2005 laten betekenen aan D, die daartegen geen rechtsmiddel heeft aangewend.
2.4. A heeft ter verzekering van haar vordering op D met toestemming van de voorzieningenrechter te Amsterdam, op 23 mei 2005 conservatoir derdenbeslag gelegd onder C, op de vordering van D jegens C wegens verzorging uit hoofde van een aan C toegekend persoonsgebonden budget. Aan de oproep van de voorzieningenrechter om in verband met het beslagverzoek te verschijnen op de zitting van 10 mei 2005 heeft C geen gehoor gegeven.
2.5. Op 24 augustus 2005 heeft A het tegen D gewezen verstekvonnis laten betekenen aan C en hem gesommeerd om binnen vier weken tot afdracht over te gaan. C is in gebreke gebleven met het afleggen van een verklaring derdenbeslag..
2.6. Op 30 september 2005 heeft A, stellende dat C wegens het uitblijven van zijn verklaring derdenbeslag op de voet van artikel 477a Rv. persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, C gedagvaard tot betaling van € 11.704,85, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding.
2.7. Bij verstekvonnis van 9 november 2005 heeft de rechtbank de vordering van A tegen C toegewezen en hem veroordeeld tot betaling van € 11.704,85, rente en kosten. Dit vonnis is op 23 november 2005 aan C betekend.
2.8. Op 19 december 2005 heeft A ten laste van C executoriaal derdenbeslag gelegd onder Onderlinge Waarborgmaatschappij Agis Zorgverzekeringen U.A. te Amersfoort op alle gelden die Agis verschuldigd is of zal worden aan C dan wel aan D in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van C. Op 22 december 2005 heeft A het proces-verbaal van beslaglegging betekend aan C. Bij vonnis van 8 juni 2006 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank dit beslag opgeheven. Van dat vonnis is A in hoger beroep gegaan
2.9. Volgens een verklaring derdenbeslag van Agis van 26 januari 2006 bestaat tussen C en Agis een rechtsverhouding van subsidieverstrekking tot maximaal € 43.014 op jaarbasis, waarop maandelijks een voorschot wordt verleend onder voorwaarde van verantwoording zorg.
2.10. .Alle hiervoor genoemde exploiten van dagvaarding en beslaglegging, gericht aan C, zijn uitgebracht aan D in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van C. De betekening van het verstekvonnis van 9 november 2005 op 23 november 2005 is gedaan aan D in persoon.
2.11. C is rolstoelgebonden en hulpbehoevend in verband met een open rug. Op 1 augustus 2004 is D ten behoeve van C een zorgverleningsovereenkomst aangegaan met zijn tante, E. Bij brief van 15 februari 2006 heeft revalidatiecentrum De Trappenberg aan het kantongerecht Hilversum kenbaar gemaakt dat er geen beslag moet worden gelegd op het persoonsgebonden budget van C en gevraagd om een bijzonder curator te benoemen.
Het geschil
A heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, C veroordeelt tot betaling van € 11.704,85, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, met zijn veroordeling in de proceskosten.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van A integraal toegewezen en is C veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van A tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal EUR .
De bijzondere curator vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van A alsnog worden afgewezen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De eerste vraag die voorligt, is of het verzet tijdig is gedaan. De bijzondere curator
heeft, kort samengevat, aangevoerd dat de betekening van het verstekvonnis van 9 november 2005 aan D in persoon op 23 november 2005 niet beschouwd mag worden als een betekening in persoon aan C, nu D gezien de onderlinge belangenstrijd niet namens hem kon optreden. De bijzondere curator beroept zich op de artikelen 6 en 13 EVRM en voert aan dat C geen fair trial heeft gehad en hij ook niet in de gelegenheid is geweest om een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen het vonnis van 9 november 2005 in te stellen. Hij was immers niet in de gelegenheid om zich deugdelijk te laten vertegenwoordigen totdat er een bijzondere curator werd benoemd. A zowel als D hadden moet inzien dat D niet in rechte voor C kon optreden en zij hadden zelf moeten vragen om benoeming van een bijzondere curator. De verzettermijn is volgens de bijzondere curator pas gaan lopen toen zij kennis kreeg van het tegen C gewezen verstekvonnis, half april 2006. Voor die tijd beschikte zij alleen over het betekeningsexploit van beslaglegging onder Agis van 22 december 2005.
4.2. Namens A is aangevoerd dat termijnen, ook de termijn voor verzet, van openbare orde zijn en dat die niet voor opschorting vatbaar zijn. Bovendien gaf de bijzondere curator volgens A blijk van bekendheid met het vonnis op 3 maart 2006, toen zij een toevoeging aanvroeg.
4.3. De rechtbank stelt allereerst vast dat het tegen C gewezen verstekvonnis niet wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd. Ingeval van derdenbeslag op een vordering tot periodieke betaling, zoals hier, wordt het vonnis geacht ten uitvoer te zijn gelegd na de eerste betaling. Nu geen enkele betaling heeft plaatsgevonden, geldt voor de verzettermijn de hoofdregel van artikel 143,lid 2 Rv. Met de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat de betekening van het tegen C gewezen vonnis aan D in persoon niet tegen C kan gelden. D, die in rechte was veroordeeld om aan A een geldsom te betalen, had er immers belang bij om voor die betaling gelden aan te wenden waarop zij via C’s persoonsgebonden budget aanspraak meende te kunnen maken. Haar belang was dus tegenstrijdig aan het belang van C om zijn persoonsgebonden budget volgens de daarvoor geldende uitkeringsregels aan te wenden. Als wettelijk vertegenwoordiger van C kon D wegens die belangentegenstelling niet optreden, noch bij de beslaglegging onder C, nog in de tegen hem gerichte verklaringsprocedure, noch in de verstekprocedure waarbij C persoonlijk aansprakelijk werd gehouden voor het bedrag waarvoor onder hem beslag was gelegd.
4.4. Dat met de beslaglegging onder Agis op 19 december 2005 de tenuitvoerlegging van het tegen C gewezen verstekvonnis een aanvang heeft genomen, brengt onder die omstandigheden evenmin mee dat de verzettermijn is gaan lopen. Ook dat derdenbeslag is immers uitsluitend aan D betekend en die betekening geldt om de hiervoor genoemde reden niet als een kennisgeving aan C.
4.5. Het recht op toegang tot de rechter mag niet aan zodanige beperkingen onderhevig zijn dat dit illusoir wordt. C had er, gelet op artikel 6 EVRM, recht op dat hij toegang verkrijgt tot de rechter teneinde gehoord te worden, zowel op het verzoek van A om derdenbeslag onder hem te leggen als in de door A tegen hem aangespannen procedure omdat er namens hem geen verklaring derdenbeslag was ingediend. Het belang van C als derde-beslagene , dat zijn financiele situatie en de eventuele aanspraken van D op het aan hem toegekende persoonsgebonden zorgbudget bij de rechter bekend zijn alvorens hij persoonlijk wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag, waarvoor het beslag was gelegd, moet zwaarder wegen dan het belang van A om een tegen C onder deze omstandigheden verkregen verstekvonnis ten uitvoer te leggen. Nu D wegens de hiervoor genoemde belangentegenstelling niet als wettelijk vertegenwoordiger van C kon optreden was hij afhankelijk van de benoeming van een bijzondere curator. Die was pas gerechtigd om voor C op te treden met ingang van haar benoeming op 29 maart 2006. Nu zij binnen vier weken na haar benoeming de verzetdagvaarding heeft uitgebracht, is dat verzet tijdig gedaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het verzet tijdig is gedaan.
4.6. De bijzondere curator heeft gevorderd het verstekvonnis tegen C te vernietigen en A in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Nu C pas na benoeming van de bijzondere curator in de gelegenheid is om een verklaring derdenbeslag af te leggen, komt het geraden voor, dat hij hiervoor in deze procedure gelegenheid krijgt, waarna A desgewenst de verklaring kan betwisten en/of aanvulling daarvan kan eisen met overeenkomstige toepassing van de procedure van artikel 477a, tweede lid Rv.. De rechtbank zal de bijzondere curator dan ook in de gelegenheid stellen om alsnog namens C een verklaring derdenbeslag als bedoeld in art.476a,lid 2 te doen. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen, voor akte, eerst aan de zijde van de bijzondere curator, daarna voor antwoord aan de zijde van A. Nu C alsnog in de gelegengeid wordt gesteld tot het afleggen van een verklaring derdenbeslag kan de tegen hem uitgesproken veroordeling bij verstek op grond dat hij daarmee in gebreke was gebleven, niet in stand blijven. Iedere verdere beslissing in dit geding wordt aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
5.1. Vernietigt het vonnis, waarvan verzet
5.2. Verwijst de zaak naar de rol van 29 november 2006, voor het nemen van een akte door de bijzondere curator als hiervoor bedoeld onder 4.6
5.3. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2006.?