vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 355734 / KG ZA 06-2013 OdC/PvV
Vonnis in kort geding van 14 december 2006
1. [eiseres 1],
wonende te Amsterdam,
2. [eiseres 2],
wonende te Groningen,
eiseressen, bij gelijkluidende dagvaardingen van 13, 14 en 15 november 2006,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. A. van Traa te Groningen,
1. [gedaagde 1],
wonende te Amsterdam,
gedaagde, niet verschenen,
2. [gedaagde 2],
wonende te Kaatsheuvel,
gedaagde, niet verschenen,
3. [gedaagde 3],
wonende te Rijswijk,
gedaagde,
procureur mr. R.J.F. Wigman.
De procedure
Ter terechtzitting van 24 november 2006 hebben eiseressen, verder gezamenlijk ook in enkelvoud te noemen [eiseres 1] c.s. en ieder afzonderlijk respectievelijk [eiseres 1] en [eiseres 2], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Tegen de niet verschenen gedaagden sub 1 en sub 2 is verstek verleend. Gedaagde sub 3, verder te noemen [gedaagde 3], heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Vervolgens hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
[eiseres 1] heeft met [betrokke[betrokke[betrokkene] (hierna: [betrokke[betrokkene]) een affectieve relatie gehad waaruit op 11 juli 2002 in Amsterda[betrokkene]etrokke[betrokkene] (hierna: [betrokkene]) is geboren. [betrokkene] heeft de Amerikaanse nationaliteit. [eiseres 1] heeft de Nederlandse nationaliteit en [betrokkene] heeft zowel de Amerikaanse als de Nederlandse nationaliteit.
[eiseres 1] en [betrokkene] zijn op 19 januari 2003 in New York met elkaar getrouwd. In november 2003 zijn zij naar Hawaï verhuisd. Op 24 januari 2004 heeft [eiseres 1] met [betrokkene] de echtelijke woning verlaten en op 8 juni 2005 is tussen [eiseres 1] en [betrokke[betrokkene] de echtscheiding uitgesproken.
Bij beschikking van 8 juni 2005 (hierna: stipulation) heeft de Family Court of the Third Circuit, State of Hawaï, aan [eiseres 1] toestemming verleend om van 13 juni 2005 tot 3 (of 5) juli 2005 met [betrokkene] naar Amsterdam te gaan. Onder de voorwaarde dat [eiseres 1] met [betrokkene] voor laatstgenoemde datum weer terug zou keren naar Hawaï. Op grond van deze stipulation is [eiseres 1] met [betrokkene] naar Amsterdam vertrokken, doch zij is daarna niet met [betrokkene] naar Hawaï teruggekeerd.
Bij beschikking van 7 juli 2005 heeft de Family Court of the Third Circuit, State of Hawaï, [betrokke[betrokkene] alleen met het gezag over [betrokkene] belast. Van deze beschikking is op 24 november 2005 door deze rechtbank, sector kanton, een aantekening opgenomen in het gezagsregister.
Bij beschikking van 13 februari 2006 heeft deze rechtbank, op verzoek van [betrokke[betrokkene] en de (Nederlandse) Centrale Autoriteit, de teruggeleiding van [betrokkene] uiterlijk op 23 februari 2006 naar Hawaï bevolen. Bij beschikking van
29 juni 2006 heeft het gerechtshof te Amsterdam de beschikking van
13 februari 2006 vernietigd en het inleidende verzoek van [betrokke[betrokkene] en de Centrale Autoriteit alsnog afgewezen. Bij Beschikking van 20 oktober 2006 heeft de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van
29 juni 2006 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing doorverwezen naar het gerechtshof te ’s-Gravenhage.
[eiseres 2] heeft met [betro[betrokkene] (hierna: [betrokkene]) een affectieve relatie gehad waaruit de kinderen [betrokkene] en [betrokkene] zijn geboren. [eiseres 2] heeft de
Zuid-Afrikaanse nationaliteit en [betrokkene] de Spaanse.
[eiseres 2] en [betrokkene] zijn met elkaar gehuwd. Samen hebben zij een aantal jaren in Spanje gewoond. Vanaf februari 2006 hebben zij samen in Hoofddorp gewoond, totdat [eiseres 2], onder medeneming van [betrokkene] en [betrokkene], de echtelijke woning heeft verlaten. [betrokkene] is daarna in Spanje een echtscheidingsprocedure gestart.
Bij brief van 12 oktober 2006 heeft de Centrale Autoriteit aan de raadsman van [eiseres 2] (en [eiseres 1]) meegedeeld dat een door [betrokkene] ingediend verzoek tot teruggeleiding van [betrokkene] en [betrokkene] niet meer in behandeling is bij de Centrale Autoriteit en dat zij het dossier zal sluiten.
[gedaagde 3] biedt hulp aan slachtoffers van kinderontvoering. Zijn hulp bestaat onder meer uit het wegwijs maken in de talloze regelingen, het adviseren over te volgen procedures en de in te schakelen instanties. Daarnaast houdt [gedaagde 3] een website bij: www.kinderontvoering.nl. Gedaagden sub 1 en sub 2 staan bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) als respectievelijk de administratieve en de technische contactpersoon voor de domeinnaam www.kinderontvoering.nl geregistreerd.
Zowel [betrokke[betrokkene] als [betrokkene] laten zich bijstaan door [gedaagde 3]. Op de website www.kinderontvoering.nl (hierna: de website) zijn op enig moment onder het kopje “Nederland” foto’s van [betrokke[betrokkene] met [betrokkene] en [betrokkene] met [betrokkene] en [betrokkene] geplaatst.
Bij brieven van 25 oktober 2006 heeft de raadsman van [eiseres 1] c.s. [gedaagde 3], alsmede gedaagden sub 1 en sub 2, gelast om binnen 3 dagen de afbeeldingen van [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] van de website te verwijderen. Ten tijde van de inleidende dagvaarding was daaraan nog geen gehoor gegeven.
[eiseres 1] c.s. vordert - samengevat – [gedaagde 3] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van de foto’s van [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene], alsmede gedaagden sub 1 en sub 2 te veroordelen tot het verwijderen van de website binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis indien alsdan vastgesteld wordt dat [gedaagde 3] de foto’s niet heeft verwijderd. Een en ander op straffe van een dwangsom. Verder vordert [eiseres 1] c.s. [gedaagde 3] te veroordelen tot het vergoeden van door [eiseres 1] c.s. geleden immateriële schade.
[eiseres 1] c.s. stelt daartoe dat voor het plaatsen van de foto’s van [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] op de website door [eiseres 1] c.s. geen toestemming is verleend en dat bovendien van ontvoering van deze kinderen geen sprake is. Het gerechtshof te Amsterdam heeft immers in de zaak van [eiseres 1] tegen de Centrale Autoriteit geoordeeld dat [betrokkene] niet teruggeleid hoeft te worden. Daarnaast heeft [eiseres 2] vanaf februari 2006 met [betrokkene] en haar ouders in de echtelijke woning in Hoofddorp gewoond, totdat zij wegens de houding van [betrokkene] haar toevlucht heeft genomen tot een “Blijf van mijn lijf huis”. Nadat [eiseres 2] in juni 2006 geconfronteerd werd met het bericht dat de Centrale Autoriteit op verzoek van [betrokkene] een onderzoek deed naar ontvoering van [betrokkene] en [betrokkene] uit Spanje, heeft zij uitgebreide informatie aan de Centrale Autoriteit verstrekt. Naar aanleiding daarvan heeft de Centrale Autoriteit aan de raadsman van [eiseres 2] meegedeeld dat het onderzoek zou worden gestaakt. De Centrale Autoriteit gaf daarmee te kennen dat van ontvoering van [betrokkene] en [betrokkene] geen sprake is. De reden van het plaatsen van de foto’s van [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] op de website is duidelijk. [gedaagde 3] probeert zo achter de verblijfplaats van de kinderen te komen om vervolgens de kinderen aan hun vaders over te dragen en zodoende aan de moeders te ontrekken. Dit is onrechtmatig nu er van kinderontvoering door [eiseres 1] c.s. geen sprake is. Het recht van de kinderen en hun verzorgende moeders op hun portretrecht dient gezien de omstandigheden van het geval te prevaleren boven de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde 3]. Aldus [eiseres 1] c.s.
[gedaagde 3] heeft als verweer aangevoerd dat het portretrecht niet aan [eiseres 1] c.s. toekomt, maar aan [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene]. Deze kunnen zich tegen openbaarmaking van hun portret verzetten voor zover een redelijk belang zich daartegen verzet. Aangezien de kinderen geen partij zijn bij deze procedure kan de vordering tot verwijdering van de foto’s niet worden toegewezen. Voor het optreden door [eiseres 1] c.s. namens deze kinderen ontbreekt de rechterlijke machtiging. Overigens hebben de vaders van de kinderen toestemming gegeven voor publicatie van de foto’s. Daarnaast gaat het hier om onschuldige foto’s van kinderen met hun vader.
Ten aanzien van [eiseres 1] heeft [gedaagde 3] nog als verweer aangevoerd dat zij niet het ouderlijk gezag over [betrokkene] heeft. Bij rechterlijk vonnis is [betrokke[betrokkene] belast met het ouderlijk gezag over [betrokkene]. [eiseres 1] is vertrokken met medeneming van [betrokkene] tegen de wil van [betrokke[betrokkene] en is in strijd met de door de Amerikaanse rechter opgelegde voorwaarde niet met [betrokkene] naar Hawaï teruggekeerd. [eiseres 1] wordt daarom internationaal gezocht. Ook het gerechtshof Amsterdam heeft vastgesteld dat in dit geval sprake is van ongeoorloofde overbrenging van het kind in de zin van het Haags Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (HVOK) en derhalve van kinderontvoering. De beschikking van het gerechtshof dat [betrokkene] niet teruggeleid hoeft te worden is bovendien vernietigd door de Hoge Raad.
Ten aanzien van [eiseres 2] heeft [gedaagde 3] als verweer aangevoerd dat [eiseres 2] niet alleen is belast met het gezag over [betrokkene] en [betrokkene]. [eiseres 2] en [betrokkene] zijn op dit moment nog getrouwd, het ouderlijk gezag berust daarom bij hen beiden. Zolang het gezag berust bij beide ouders gezamenlijk, kan [eiseres 2] niet alleen namens de kinderen in rechte optreden.
Verder heeft [gedaagde 3] aangevoerd dat de foto’s inmiddels van de website zijn verwijderd. De ratio daarachter is dat de zaak van [betrokkene] nog onder de rechter is. Zodra het gerechtshof heeft beslist zal opnieuw worden bekeken of plaatsing van de foto nodig en/of wenselijk is. Met betrekking tot [betrokkene] en [betrokkene] is aangevoerd dat het teruggeleidingsverzoek daarvan nog moet worden gehonoreerd. Hangende zo een regeling is de foto van deze kinderen vooralsnog verwijderd. Aldus steeds [gedaagde 3].
De beoordeling
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde 3] dat de in geding zijnde foto’s inmiddels van de website zijn verwijderd, wordt overwogen dat [gedaagde 3] niet heeft betwist, zoals door [eiseres 1] c.s. ter zitting gesteld, dat op de website een aantal links zijn geplaatst die direct leiden naar andere websites waarop de in geschil zijnde foto’s wel te zien zijn. Gelet hierop wordt de vordering van [eiseres 1] c.s. zo begrepen dat die mede ziet op de mogelijkheid om via een link op de website de desbetreffende foto’s op andere websites te kunnen bekijken. [eiseres 1] c.s. heeft derhalve nog steeds een (spoedeisend) belang bij het gevorderde.
Uitgangspunt is dat degene die op een foto is afgebeeld zich op grond van artikel 21 van de Auteurswet 1912 tegen openbaarmaking daarvan kan verzetten, indien hij daarbij een redelijk belang heeft, zoals zijn recht op privacy, de bescherming van zijn eer en goede naam, en/of een financieel belang. Mocht het recht van de afgebeelde persoon in strijd komen met rechten van anderen, zoals bijvoorbeeld met het recht op vrijheid van meningsuiting, dan dienen de wederzijdse belangen tegen elkaar te worden afgewogen, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
Niet in geschil is dat noch [eiseres 1] noch [eiseres 2] (mede) op de in geding zijnde foto’s zijn afgebeeld. In geschil is derhalve uitsluitend de openbaarmaking van de afbeeldingen van [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] op de website. Nu het hier minderjarige kinderen betreft en [eiseres 1] en [eiseres 2] de moeders van deze kinderen zijn, wordt het er voor gehouden dat zij met de onderhavige procedure beogen namens hun minderjarige kinderen op te komen tegen de publicatie van de foto’s op de website.
Ten aanzien van de vordering tot verwijdering van de foto van [betrokkene] van de website wordt overwogen dat ingevolge de beschikking van de Family Court of the Third Circuit, State of Hawaï, van 7 juli 2005 (zie hiervoor onder 2.4.) het ouderlijk gezag ten aanzien van [betrokkene] thans alleen bij [betrokke[betrokkene] berust. Bij gebreke van ouderlijk gezag kan [eiseres 1] derhalve niet namens [betrokkene] opkomen tegen de publicatie van de foto van [betrokkene] op de website. Nu [eiseres 1] evenmin een persoonlijk recht toekomt om tegen de openbaarmaking van de bewuste foto op te komen, aangezien zij niet zelf op de foto staat afgebeeld, zal de vordering van [eiseres 1] daarom worden afgewezen. Hiertoe is te meer reden nu niet in geschil is dat [betrokke[betrokkene] wel toestemming heeft verleend voor publicatie van de foto van [betrokkene] op de website.
Met betrekking tot de vertegenwoordigingsmogelijkheid van [eiseres 2] voor haar kinderen [betrokkene] en [betrokkene], wordt overwogen dat [eiseres 2] en [betrokkene] nog steeds zijn getrouwd en dat zij derhalve het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen. Nu [eiseres 2] zich met de onderhavige procedure tegen publicatie van die foto’s verzet terwijl niet is betwist dat [betrokkene] juist toestemming voor publicatie daarvan heeft verleend, wordt vastgesteld dat tussen [eiseres 2] en [betrokkene] inzake de publicatie van de foto’s op de website een geschil met betrekking tot de gezamenlijke gezagsuitoefening bestaat. Gelet hierop wordt door de voorzieningenrechter in de vordering van [eiseres 2] aanleiding gezien om naar de maatstaf van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van [betrokkene] en [betrokkene] wenselijk voorkomt. In dat kader wordt overwogen dat [betrokkene] zich met de plaatsing van de foto’s op de website en het door hem bij de Centrale Autoriteit ingediende verzoek tot teruggeleiding, kennelijk op het standpunt stelt dat er sprake is van een ontvoering van [betrokkene] en [betrokkene] door [eiseres 2] en dat het in zijn belang is om door middel van de plaatsing van de foto’s op de website achter de verblijfplaats van de kinderen te komen. [eiseres 2] daarentegen heeft gesteld dat het hele gezin, inclusief [betrokkene], in februari 2006 vrijwillig naar Nederland is gekomen. Haar belang bij verwijdering van de foto’s ligt in het voorkomen van de suggestie dat sprake is van kinderontvoering en het voor [betrokkene] geheim houden van haar verblijf en dat van de kinderen. Aangezien partijen over het al dan niet vrijwillig naar Nederland komen van standpunt verschillen, vergt dat een nader onderzoek naar de feiten waarvoor dit kort geding zich niet leent.
Nu de Centrale Autoriteit echter bij brief van 12 oktober 2006 heeft meegedeeld dat zij het dossier inzake [betrokkene] en [betrokkene] zal sluiten, moet daar uit worden afgeleid dat volgens de Centrale Autoriteit geen sprake is van ontvoering door [eiseres 2] in de zin van het HVOK. Gelet hierop is voorshands onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [betrokkene] en [betrokkene] door [eiseres 2] zijn ontvoerd dan wel dat hun verblijf bij [eiseres 2] anderszins onrechtmatig is. De plaatsing van de foto’s van [betrokkene] en [betrokkene] op een website die zich richt op de terugvoering van kinderen die zijn ontvoerd, wordt dan ook niet in hun belang geacht. Te minder nu niet onaannemelijk is dat de plaatsing van de foto’s op de website tot gevolg zou kunnen hebben dat de verblijfplaats van [eiseres 2] en haar kinderen bij derden bekend wordt, hetgeen voorafgaande aan een door de rechtbank in het kader van de echtscheiding vast te stellen regeling inzake het verblijf en omgang tot onwenselijke confrontaties tussen [eiseres 2] [betrokkene] en [betrokkene] enerzijds en [betrokkene] anderzijds kan leiden. Gelet hierop wordt geoordeeld dat [betrokkene] en [betrokkene] er dan ook een redelijk belang bij hebben dat de foto’s, alsmede de links die naar die foto’s leiden, van de website worden verwijderd. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen.
Voor de mede door [eiseres 2] gevorderde algehele verwijdering van de website, indien [gedaagde 3] de foto’s niet verwijdert, wordt geen aanleiding gezien. Daarbij is van belang dat de inhoud van de website op zich niet in strijd is met de openbare orde dan wel dat daarmee strijd beoogd wordt, alsmede dat, gelet op de aan de veroordeling te verbinden dwangsom, er andere middelen zijn om de veroordeling af te dwingen.
Evenmin wordt aanleiding gezien voor de gevorderde vergoeding van geleden immateriële schade. Daarbij is van belang dat vooralsnog niet is aangetoond dan wel anderszins aannemelijk is geworden dat [eiseres 2] (q.q.) door de plaatsing van de foto’s op de website voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft geleden.
Met betrekking tot de jegens gedaagden sub 1 en sub 2 ingestelde vordering is onvoldoende gesteld zodat deze als ongegrond en onrechtmatig worden afgewezen. [eiseres 1] c.s. zal derhalve als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden sub 1 en sub 2, die worden begroot op nihil.
[eiseres 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding tussen [eiseres 1] en [gedaagde 3]. De vergoeding voor de advocaatkosten zullen, conform richtlijn 2004/48/EG, worden vastgesteld volgens de door de raadsman van [gedaagde 3] ter zitting overgelegde en door [eiseres 1] niet betwiste specificatie, zijnde derhalve € 3.000,-.
[gedaagde 3] zal als de in het geschil met [eiseres 2] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres 2] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres 2] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 248,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.148,87
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde 3] om binnen een dag na betekening van dit vonnis de foto’s van [betrokkene] en [betrokkene], alsmede de links op de website die leiden naar andere websites waarop foto’s van [betrokkene] en [betrokkene] aanwezig zijn, te verwijderen en verwijderd te houden,
bepaalt dat [gedaagde 3] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiseres 2] een dwangsom verbeurt van EUR 500,-, tot een maximum van EUR 25.000,-,
bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 260 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op drie maanden,
veroordeelt [eiseres 1] c.s. in de proceskosten van gedaagden sub 1 en
sub 2, tot op heden begroot op nihil,
veroordeelt [eiseres 1] in de proceskosten van [gedaagde 3], tot op heden begroot op EUR 3.000,-,
veroordeelt [gedaagde 3] in de proceskosten van [eiseres 2], tot op heden begroot op EUR 1.148,87,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, bijgestaan door
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2006.?