ECLI:NL:RBAMS:2006:BA3548
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M.P.M. Strengers
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling in het kader van effectenlease-overeenkomst tussen Dexia Bank Nederland N.V. en gedaagde
In deze zaak vorderde Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) betaling van een bedrag van € 837,77 van de gedaagde, die een effectenlease-overeenkomst had gesloten met de Bank. De overeenkomst was gesloten op 3 juni 1999, waarbij de gedaagde een pakket aandelen leaset voor een totaalbedrag van fl. 17.063,06. De gedaagde had echter geen toestemming van zijn echtgenote voor het aangaan van deze overeenkomst. Dexia stelde dat de gedaagde het verschuldigde bedrag niet had betaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen en een sommatie. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zijn echtgenote ook had moeten ondertekenen en dat hij misleid was over de aard van de overeenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat de echtgenote van de gedaagde zich niet had beroepen op de nietigheid van de overeenkomst, waardoor de gedaagde geen rechten kon ontlenen aan het ontbreken van haar toestemming. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet in dwaling verkeerde en dat Dexia voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten voor incasso. De vordering van Dexia werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en rente. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.
De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de effectenlease-overeenkomst en de verantwoordelijkheden van de gedaagde, ondanks zijn claims van misleiding en gebrek aan toestemming van zijn echtgenote. De rechter bevestigde dat de gedaagde niet kon profiteren van de procedures die door de Stichting Leaseverlies tegen Dexia waren aangespannen.