ECLI:NL:RBAMS:2006:BA3548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV 03-12850
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.P.M. Strengers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in het kader van effectenlease-overeenkomst tussen Dexia Bank Nederland N.V. en gedaagde

In deze zaak vorderde Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) betaling van een bedrag van € 837,77 van de gedaagde, die een effectenlease-overeenkomst had gesloten met de Bank. De overeenkomst was gesloten op 3 juni 1999, waarbij de gedaagde een pakket aandelen leaset voor een totaalbedrag van fl. 17.063,06. De gedaagde had echter geen toestemming van zijn echtgenote voor het aangaan van deze overeenkomst. Dexia stelde dat de gedaagde het verschuldigde bedrag niet had betaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen en een sommatie. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zijn echtgenote ook had moeten ondertekenen en dat hij misleid was over de aard van de overeenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat de echtgenote van de gedaagde zich niet had beroepen op de nietigheid van de overeenkomst, waardoor de gedaagde geen rechten kon ontlenen aan het ontbreken van haar toestemming. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet in dwaling verkeerde en dat Dexia voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten voor incasso. De vordering van Dexia werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en rente. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.

De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de effectenlease-overeenkomst en de verantwoordelijkheden van de gedaagde, ondanks zijn claims van misleiding en gebrek aan toestemming van zijn echtgenote. De rechter bevestigde dat de gedaagde niet kon profiteren van de procedures die door de Stichting Leaseverlies tegen Dexia waren aangespannen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk: CV 03-12850
Datum: 22 november 2006
251
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
eiseres
nader te noemen Dexia
gemachtigde: P. Swier, deurwaarder
t e g e n:
[gedaagde]
wonende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
procederende in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 26 juni 2003 heeft Dexia [gedaagde] gedagvaard voor de zitting van 22 augustus 2003. Op de zitting van 18 november 2003 heeft [gedaagde], nadat hij al driemaal uitstel voor antwoord gevraagd en gekregen had, nogmaals om uitstel verzocht. Naar aanleiding van dit laatste verzoek heeft de rolkantonrechter aan Dexia gevraagd, of zij met dit verdere uitstel kon instemmen:
- de dagvaarding van 26 juni 2003 inhoudende de vordering van Dexia
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] met bewijsstukken
Bij tussenvonnis van 1 juni 2006 is bepaald dat er schriftelijk kon worden voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van repliek van Dexia met bewijsstukken
- de conclusie van dupliek van [gedaagde].
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchère N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de Bank, die ook handelde onder de naam Legio en rechtopvolgster was van Legio Lease B.V.
1.2. Op 3 juni 1999 heeft [gedaagde] met de Bank voor de tijd van drie jaar een effectenlease-overeenkomst gesloten onder de voorwaarden, als neergelegd zijn in een contractsformulier met contractsnummer 74201789 van die datum, getiteld “WinstVerDriedubbelaar”, alsmede onder de "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" van de Bank. Voor het aangaan van die overeenkomst had [gedaagde] geen toestemming van zijn echtgenote.
1.3. Op grond van die overeenkomst “leasde” [gedaagde] van de Bank een in het contract genoemd pakket aandelen voor een bedrag van in totaal fl. 17.063,06. Dit bedrag werd door de Bank aan [gedaagde] geleend tegen een rente, die over de looptijd van de overeenkomst fl. 3.580,16 bedroeg, zodat door [gedaagde] in totaal fl. 20.643,23 aan de Bank betaald diende te worden en wel als volgt:
- in 36 maandelijkse termijnen, ieder groot fl. 99,45, vanaf de eerste maand, volgend op de eerste aankoopdag van de effecten;
- een bedrag van fl. 100,-- op of omstreeks de 35e maand;
- het restant ad fl. 16.963,06 aan het einde van de overeenkomst.
1.4. Krachtens artikel 5 van het contract werd [gedaagde] automatisch en van rechtswege rechthebbende van de waarden, zodra hij al datgene aan de Bank betaald had wat hij haar krachtens de overeenkomst en de op de overeenkomst toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd was.
1.5. Ingevolge artikel 2 van de op de overeenkomst toepasselijke bijzondere voorwaarden is de Bank met [gedaagde] overeengekomen dat de eigendom van de door haar ten behoeve van [gedaagde] aangekochte aandelen op [gedaagde] overgaat onder de opschortende voorwaarde, dat [gedaagde] aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst zou hebben voldaan. Op grond van artikel 3 van de bijzondere voorwaarden komen alle baten en waardeveranderingen van de waarden aan [gedaagde] toe en wordt in geval van een keuzedividend de keuze van de Bank bepaald door [gedaagde] behoudens voor zover in de overeenkomst anders is bepaald.
1.6. Bij het einde van de overeenkomst heeft Dexia de effecten verkocht en de opbrengst ad
€ 7.183,44 verrekend met het restant van de hoofdsom ad € 7.697,50, de eerste aflossingstermijn ad € 45,38 en kosten terzake inhaalincasso’s ad € 45,13. De eindafrekening heeft Dexia bij brief d.d. 21 oktober 2002 gestuurd naar [gedaagde] met het verzoek het aan Dexia nog verschuldigde bedrag ad € 604,57 naar haar over te maken. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan ondanks diverse betalingsherinneringen van Dexia, een sommatie d.d. 2 april 2003 van haar incassogemachtigde en een sommatie bij deurwaardersexploot d.d. 22 april 2003.
Vordering
2. Dexia vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 837,77, waarvan € 604,57 wegens het door hem nog verschuldigde restant van de hoofdsom uit hoofde van voormelde effectenlease-overeenkomst, € 161,84 wegens buitengerechtelijke incassokosten en € 71,36 wegens vanaf 28 juni 2002 verschuldigd geworden contractueel bedongen rente van 0,96 % per maand. De contractueel bedongen rente van 0,96 % per maand wordt voorts over € 604,57 gevorderd vanaf 26 juni 2003.
3. Dexia wijst erop dat [gedaagde] geen rechten kan ontlenen aan een eventueel voor [gedaagde] ongunstig vonnis in de lopende procedure tussen haar en de Stichting Leaseverlies, waarbij hij zich aangesloten heeft.
4. Dexia is van oordeel dat de onderhavige overeenkomst niet gekwalificeerd kan worden als een koop op afbetaling en er dus geen sprake kan zijn van dat de echtgenote van [gedaagde] ingevolge artikel 1:88 W aan hem toestemming had moeten geven voor het aangaan van deze overeenkomst. Subsidiair beroept Dexia zich erop dat de echtgenote van [gedaagde] de nietigheid van de overeenkomst niet heeft ingeroepen.
Verweer
5. [gedaagde] verweert zich tegen deze vordering. Hij heeft zich erop beroepen dat zijn echtgenote de overeenkomst ook had moeten ondertekenen. Hij is aangesloten bij de Stichting Leaseverlies, die een procedure gestart is tegen Dexia om een antwoord te krijgen naar aanleiding van haar slechte handelwijze jegens haar klanten en die voor hem het woord doet.
6. Bij dupliek heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat Dexia zijn echtgenote en hem niets verteld heeft dat het over een lening ging en zij daardoor aangemeld werden bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel. Zijn echtgenote en hij zijn misleid. In het verleden had hij ook een uitbetaling van Dexia ontvangen, maar een deel hiervan had hij bij Dexia vastgezet door een nieuw contract af te sluiten ten behoeve van zijn oudendag. Dat wil nog niet zeggen dat hij weet hoe je moet beleggen. In beleggen is Dexia naar zij zelf zegt, specialist. Dexia heeft heel veel winst gemaakt. Hij en zijn echtgenote zijn de slachtoffers.
Beoordeling
7. In het midden kan blijven of de onderhavige overeenkomst van partijen een overeenkomst van koop op afbetaling is en derhalve de echtgenote van [gedaagde] ingevolge artikel 1:88 lid 1 onder d BW aan [gedaagde] toestemming had moeten geven om deze overeenkomst met de Bank aan te gaan. De echtgenote van [gedaagde] heeft zich immers niet vanwege het ontbreken van haar toestemming op de nietigheid van de overeenkomst beroepen. Op grond van artikel 1:89 lid 1, tweede zinsnede kan alleen de echtgenoot die de overeenkomst niet is aangegaan, dat beroep doen en dus niet de echtgenoot die de overeenkomst gesloten heeft.
8. Het is juist, zoals Dexia naar voren gebracht heeft, dat [gedaagde] niet rechtstreeks rechten kan ontlenen aan mogelijke rechterlijke uitspraken in procedures tussen de Stichting Leaseverlies en Dexia. Dat [gedaagde] zich bij deze stichting heeft aangesloten, kan hem dus in deze procedure niet helpen.
9. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij indertijd gereageerd heeft op een mailing van de Bank, die onder meer bestond uit een brochure betreffende de overeenkomst, door het aan de brochure bevestigde aanvraagformulier te ondertekenen en terug te sturen. Ook heeft hij niet betwist dat - wat ook door Dexia naar voren gebracht is – hij vervolgens de overeenkomst in tweevoud, een fiscale opinie en een rekenvoorbeeld toegezonden gekregen heeft. Uit wat door Dexia en door [gedaagde] zelf bij dupliek naar voren gebracht is, moet voorts geconcludeerd worden dat hij, voordat hij de onderhavige overeenkomst gesloten had, al effectenlease-overeenkomsten gesloten had, die hem wel winst - volgens Dexia
fl. 28.792,33 - hadden opgeleverd.
10. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet gezegd worden dat [gedaagde] bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst in dwaling verkeerd heeft of dat de Bank hem bedrogen heeft dan wel misbruik van omstandigheden gemaakt heeft.
11. Het verweer van [gedaagde] gaat dan ook niet op.
12. Dexia heeft afdoende aangetoond dat zij in redelijkheid ter incasso van haar vordering buitengerechtelijke kosten gemaakt heeft.
13. De vordering van Dexia moet dan ook worden toegewezen.
14. Bij deze uitkomst van de procedure moet [gedaagde] veroordeeld worden in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] om aan Dexia te betalen:
- € 604,57 wegens hoofdsom
- € 161,84 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
- € 71,36 wegens rente tot 26 juni 2003;
- de overeengekomen rente van 0,96 % per maand over € 604,57 vanaf 26 juni 2003 tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 123,00
- voor het exploot van dagvaarding € 88,16
- voor salaris van gemachtigde € 120,00
In totaal: € 331,16
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter