ECLI:NL:RBAMS:2006:BY3771

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
353902 / KG ZA 06-1834 P/MA
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
  • M.H. Abbas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot inzicht in inkomens- en vermogenspositie van gedaagde in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de curator van de failliete boedel van [A] en gedaagde, die een bedrag van EUR 3 miljoen aan de curator verschuldigd is. De curator heeft gedaagde in de gelegenheid gesteld om vrijwillig aan het vonnis te voldoen, maar gedaagde heeft geweigerd om volledige openheid van zaken te geven over zijn inkomens- en vermogenspositie. De curator heeft daarom de voorzieningenrechter verzocht om gedaagde te bevelen inzicht te verschaffen in zijn financiële situatie, met het oog op het verhalen van de schuld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat het dwangmiddel van lijfsdwang gerechtvaardigd is, gezien de weigering van gedaagde om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechter heeft gedaagde bevolen om inzicht te geven in zijn bezittingen en de bestemming van het ontvangen bedrag van EUR 3 miljoen, en heeft bepaald dat dit vonnis uitvoerbaar is bij lijfsdwang. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de curator, die zijn begroot op EUR 1.148,87.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 353902 / KG ZA 06-1834 P/MA
Vonnis in kort geding van 23 november 2006
in de zaak van
[EISER], CURATOR IN FAILL. VAN [A],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. A. van Hees,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 14 november 2006 heeft de curator gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 29 april 2003 heeft [A] (hierna: [A]) van [gedaagde] een stuk grond in Turkije gekocht, tegen contante betaling van EUR 3 miljoen. Overdracht van de koopsom vond plaats in Lausanne (Zwitserland).
2.2. [gedaagde] dreef voorheen een snackbar te Gouda. Korte tijd na de verkoop van het stuk grond heeft hij deze zaak verkocht.
2.3. In 2005 hebben [A] en [gedaagde] de koop van het stuk grond in een notariële akte laten opnemen. Levering van de grond heeft nimmer plaatsgevonden.
2.4. Op 15 juni 2005 is [A] in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator in die hoedanigheid. Uit een Turks taxatierapport blijkt dat de waarde van het in 2.1. bedoelde stuk grond niet meer dan EUR 32.000,= bedroeg.
2.5. Op 12 oktober 2005 heeft de curator de koopovereenkomst op grond van artikel 42 Faillissementswet (Fw.) vernietigd, aangezien volgens de curator de koopovereenkomst onverplicht was aangegaan, de schuldeisers als gevolg van de koop van het stuk grond in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld en de gefailleerde dit wist, althans behoorde te weten, terwijl de koopovereenkomst gezien de geringe tegenprestatie van EUR 32.000,= als ‘om niet’ moest worden aangemerkt. Bij brief van dezelfde datum heeft de curator [gedaagde] verzocht om de koopprijs van EUR 3 miljoen binnen 14 dagen terug te betalen en te storten op de faillissementsrekening. [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.6. Op 14 augustus 2006 heeft deze rechtbank [A] veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens oplichting, bedrieglijke bankbreuk, deelname aan het plegen van valsheid in geschrifte en overtreding van de Wet toezicht kredietwezen en witwassen.
2.7. Bij verstekvonnis van 8 februari 2006 van deze rechtbank (333108 / H 06.0096) is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan de curator van een bedrag van EUR 3 miljoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2005 en de proceskosten. Dit vonnis is aan [gedaagde] betekend, waarna vervolgens op 2 maart 2006 ten laste van [gedaagde] onder de Sociale Verzekeringsbank executoriaal derdenbeslag is gelegd. [gedaagde] ontvang een AOW-uitkering van de SVB. [gedaagde] is niet in verzet gekomen van het vonnis, zodat dit onherroepelijk is geworden.
2.8. Bij brief van 31 maart 2006 heeft de curator [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om vrijwillig aan het vonnis te voldoen en verder het volgende geschreven:
“Mocht u daartoe niet in staat zijn dan verzoek en voor zover nodig sommeer ik u hierbij mij gespecificeerde opgave te doen van uw vermogen waarop ik verhaal zou kunnen nemen. Voorts sommeer ik u mij informatie te verschaffen over wat u indertijd met de door u ontvangen koopprijs hebt gedaan. Mocht u binnen 8 dagen na heden niet aan deze sommatie hebben voldaan dan ik genoodzaakt zijn mij opnieuw tot de rechter te wenden en hem te vragen u te bevelen mij de hiervoor vermelde informatie te verschaffen en dat bevel te versterken met lijfsdwang. Dat laatste betekent dat u in het huis van bewaring zult worden geplaatst zolang u weigert aan het bevel van de rechter te voldoen.”
2.9. Op 11 april 2006 heeft (de zoon van) [gedaagde] aan de curator een “rapport” gestuurd, waarin verslag is gedaan van de gang van zaken rondom de verkoop van het stuk grond in Turkije. Dit rapport vermeldt samengevat het volgende.
[A] en [gedaagde] kenden elkaar al meer dan 10 jaar. Toen [gedaagde] op een dag liet vallen dat hij een stukje grond in Turkije bezat waarvan hij niet wist wat hij er mee moest, riep [A] dat hij er ongezien EUR 3 miljoen voor wilde geven. Deze koop is alstoen tot stand gekomen. Om de koopsom in ontvangst te nemen diende [gedaagde] naar Lausanne (Zwitserland) te reizen, alwaar [A] over een kluis beschikte. [gedaagde] heeft aldaar een tas met EUR 3 miljoen van [A] overhandigd gekregen. Na deze transactie heeft [gedaagde] binnen twee weken zijn broodjeszaak te Gouda verkocht.
Medio juni 2003 liet [A] [gedaagde] weten dat hij op zeer korte termijn EUR 4,5 miljoen nodig had. Op 15 juli 2003 had [gedaagde] een bedrag van EUR 4,3 miljoen bij elkaar en heeft dit aan [A] uitgeleend. [gedaagde] heeft hiervoor het bedrag van EUR 3 miljoen, dat hij nog thuis had liggen, aangewend en het meerdere heeft hij bij buitenlandse investeerders losgekregen. De lening zou een looptijd van een jaar hebben met een rente van 25% per jaar. Van deze lening is niets op schrift gesteld: alles is mondeling en in goed vertrouwen geschied. Na afloop van het jaar verzocht [A] om nog een verlenging van de termijn met een jaar, wederom tegen een rente van 25%. In juli 2005 zou de lening worden terugbetaald. De zoon van [gedaagde], [zoon van gedaagde], diende in opdracht van [A] hiervoor naar Zwitserland te reizen om daar een bankrekening te openen, waarna het geld door [A] op die rekening gestort zou worden. Op 21 juli 2005 reisde [zoon van gedaagde] naar Lausanne om daar een rekening bij de UBS bank te openen. Bij terugkomst in Nederland op 25 juli 2005 bleek [zoon van gedaagde] dat [A] was gedetineerd.
Het geld is tot op heden niet terugbetaald. Dat [gedaagde] dit relaas niet eerder aan de curator heeft meegedeeld, komt omdat [A] hem, [gedaagde], had toegezegd dat zijn advocaten met een rapport met daarin de gang van zaken zouden komen, hetgeen [gedaagde] slechts hoefde te bevestigen. Aldus het rapport van (de zoon van) [gedaagde].
3. Het geschil
3.1. De curator vordert samengevat – [gedaagde] te bevelen
1) a) inzicht te verschaffen in zijn inkomens- en vermogenspositie, zoals nader gespecificeerd onder 1 a van het petitum;
1) b) afschrift te geven van eigendomsbewijzen, rekeningafschriften en andere stukken waaruit de gerechtigdheid van [gedaagde] tot deze vermogensbestanddelen blijkt dan wel waardoor deze vermogensbestanddelen geïdentificeerd kunnen worden;
2) [gedaagde] te bevelen inzicht te geven in de bestemming van het door hem op 29 april 2003 ontvangen bedrag van EUR 3 miljoen, onder afgifte van afschriften aan de curator van alle daarop betrekking hebbende schriftelijke stukken
3) met uitvoerbaarverklaring van dit vonnis bij lijfsdwang en
4) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De curator heeft de koopovereenkomst vernietigd als gevolg waarvan [gedaagde] de ontvangen koopsom van EUR 3 miljoen dient terug te betalen aan de boedel. Bij onherroepelijk geworden verstekvonnis van 8 februari 2006 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van (onder meer) de hoofdsom van EUR 3 miljoen. Ter uitvoering van dit vonnis heeft de curator het recht om zich te verhalen op het vermogen van [gedaagde].
4.2. [gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij de koopsom van EUR 3 miljoen niet meer in zijn bezit heeft en heeft de gang van zaken zoals weergegeven in het “rapport” van zijn zoon (zie 2.9) bevestigd. Op de vraag van de voorzieningenrechter waarom in de in juli 2005 opgemaakte notariële akte omtrent de in 2003 gesloten koopovereenkomst niets is opgenomen over de lening door [gedaagde] aan [A], heeft [gedaagde] geen uitsluitsel kunnen geven. De curator heeft in reactie op het verweer van [gedaagde] gesteld dat tussen partijen vele contacten hebben plaatsgehad, waarbij [gedaagde] steeds wisselende elkaar tegensprekende verhalen heeft verkondigd, zodat de curator aan het thans gevoerde verweer geen geloof meer kan hechten.
4.3. De voorzieningenrechter is het met de curator eens dat het verweer van [gedaagde] ongeloofwaardig voorkomt. Zo valt niet te begrijpen waarom de koopovereenkomst met betrekking tot het stuk grond in Turkije na verloop van twee jaar nog in een notariële akte wordt opgenomen, maar de beweerde lening van [gedaagde] aan [A] niet. [gedaagde] heeft zich hierdoor zelf in een voor hem nadelige bewijspositie gemanoevreerd, hetgeen voor zijn rekening en risico moet blijven. Ook merkwaardig te noemen is dat [gedaagde] een tas met EUR 3 miljoen in ontvangst neemt en deze tas met de volledige inhoud vervolgens thuis bewaart. Opmerkelijk is eveneens dat in een kort tijdsbestek [gedaagde] nog een bedrag van EUR 1,3 miljoen bij elkaar heeft weten te krijgen en dat ook van deze investeringen door bui-tenlandse investeerders blijkbaar niets op schrift is gesteld. Kortom, aan de zaak zit een “luchtje” en aannemelijk is in elk geval dat [gedaagde] informatie achterhoudt, ook gelet op het feit dat [gedaagde] jegens de curator iedere keer met andere, elkaar tegensprekende, versies van de gang van zaken komt. Het verweer van [gedaagde] dat hij in afwachting was van een rapport van de advocaten van [A] verklaart niet waarom [gedaagde] steeds tegenstrijdige verklaringen aflegt.
4.4. Een schuldenaar is verplicht om een schuldeiser inzicht in zijn inkomens- en vermogenspositie te verschaffen (HR 20 september 1991, NJ 1992, 552). Op grond van het onherroepelijk geworden vonnis is [gedaagde] een bedrag van EUR 3 miljoen aan de curator verschuldigd. Nu [gedaagde] het verschuldigde niet aan de curator heeft voldaan, dient hij de curator inzicht in zijn inkomens- en vermogenspositie te verschaffen.
4.5. Het dwangmiddel van lijfsdwang moet, gelet op de ingrijpendheid ervan, als een ultimum remedium worden gehanteerd. In het onderhavige geval heeft het opleggen van een dwangsom als dwangmiddel geen zin, aangezien [gedaagde] stelt geen vermogen te hebben en slechts een AOW uitkering te ontvangen. De curator heeft het vonnis aan [gedaagde] doen betekenen en heeft [gedaagde] daarna nog in de gelegenheid gesteld om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Tevens heeft de curator, zoals onbetwist door hem is gesteld, vele contacten met [gedaagde] gehad. Nu [gedaagde] tot op heden blijkbaar weigert (volledige) opening van zaken te geven, komt het dwangmiddel van lijfsdwang aangewezen voor. Dat de gezondheid van [gedaagde], zoals hij heeft aangevoerd, te wensen over laat, kan hieraan niet af doen. De gevraagde voorziening zal derhalve worden toegewezen.
4.6. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.148,87
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [gedaagde] inzicht te verschaffen in zijn inkomens- en vermogenspositie, en wel door:
a) een volledig inzicht te geven van al zijn bezittingen, waaronder:
- saldi van bankrekeningen met vermelding bij elk saldo afzonderlijk van het rekeningnummer en de bank (naam en adres) waar de rekening gehouden wordt;
- vorderingen op derden, onder opgave van de hoogte daarvan en de gegevens (naam, adres, woonplaats) van de debiteur;
- contante gelden, sieraden en waardepapieren, onder opgave van de plaats waar deze zich bevinden;
- onroerend goed van welke aard ook, onder opgave van de plaats en ligging daarvan;
b) afschrift te geven van eigendomsbewijzen, rekeningafschriften en andere stukken waaruit de gerechtigdheid van [gedaagde] tot deze vermogensbestanddelen blijkt dan wel waardoor deze vermogensbestanddelen geïdentificeerd kunnen worden;
5.2. beveelt [gedaagde] inzicht te geven in de bestemming van het door hem op 29 april 2003 ontvangen bedrag van EUR 3 miljoen, onder afgifte van afschriften aan de curator van alle daarop betrekking hebbende schriftelijke stukken;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang;
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op EUR 1.148,87,
5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2006.?