In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. G.J. Jaspers, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden die niet zijn verschenen. De eiseres heeft buitengerechtelijke kosten gevorderd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde kosten niet meer omvatten dan gebruikelijke kosten die al onder de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vallen. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van deze kosten afgewezen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het overige gevorderde bedrag van EUR 30.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 juli 2006, toewijsbaar is. Dit bedrag is toegewezen aan eiseres, met de bepaling dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres zijn begroot op EUR 1.432,62. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.
De uitspraak is gedaan in het kader van een enkelvoudige eerste aanleg en betreft een proceskostenveroordeling in een verstekprocedure. De zaak is geregistreerd onder het rolnummer 365102 / HA ZA 07-753.