ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ8018
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om uitlevering aan Litouwen
Op 26 januari 2007 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om uitlevering aan Litouwen. De vordering tot uitlevering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), dat was uitgevaardigd op 7 februari 2005 door de Deputy Prosecutor General van Litouwen. De opgeëiste persoon, Andrejus Tokeris, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 22 december 2006, waar de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. W.J.M. van der Putten, aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd de behandeling aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de Litouwse autoriteiten over de betrokkenheid van Tokeris bij het feit waarvoor zijn uitlevering werd gevraagd.
De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet onterecht had geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit, dat volgens de Litouwse wetgeving strafbaar was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de grote hoeveelheden verdovende middelen die de broer van de opgeëiste persoon bij zijn aanhouding had, en de omstandigheden waaronder deze middelen bedoeld waren voor verdere verspreiding. De rechtbank concludeerde dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de uitlevering van Tokeris aan Litouwen moest worden toegestaan.
De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van het bewijs en de schuldvraag aan de Litouwse justitiële autoriteiten was en dat de Nederlandse rechtbank niet kon oordelen over de vraag of de opgeëiste persoon daadwerkelijk schuldig was aan het feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in de Overleveringswet.