Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
meervoudige kamer
in het geding met reg.nr. AWB 05/5056 AW
[eiser], wonende te Loosdrecht,
eiser,
vertegenwoordigd door W.G. Brunsveld,
de korpsbeheerder van de politie Gooi en Vechtstreek,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. A.M.A.C. Theunissen.
De rechtbank heeft op 26 oktober 2005 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 22 september 2005 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 17 januari 2007.
Eiser is op 16 maart 1996 aangesteld bij de regiopolitie Gooi en Vechtstreek en was laatstelijk werkzaam als teamleider hondenbrigade en teamleider Muiden in de rang van inspecteur.
Naar aanleiding van een melding van een getuige verklaard dat een zekere [betrok[betrokkene 2] van een diender een C2000- dienstportofoon had gekregen heeft het Bureau Interne Onderzoeken (hierna: BIO) een uitgebreid feitenonderzoek ingesteld. Dit heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. Eiser heeft van 21 februari 2005 tot en met 25 februari 2005 in voorlopige hechtenis gezeten op verdenking van onder meer verduistering van goederen in dienstbetrekking, oplichting en het meerdere malen lekken van politie-informatie aan derden.
Bij besluit van 21 februari 2005 heeft verweerder eiser per heden buiten functie gesteld en de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen en dienstterreinen dan wel het verblijf aldaar ontzegd, in afwachting van nader onderzoek en eventuele nadere besluitvorming.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 april 2005 heeft de verweerder eiser het voornemen kenbaar gemaakt tot oplegging van onvoorwaardelijk strafontslag wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Eiser is tevens met onmiddellijke ingang geschorst met behoud van bezoldiging ingevolge artikel 84, eerste lid, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
Bij brief van 4 mei 2005 heeft eiser zijn bedenkingen tegen het ontslagvoornemen van verweerder ingediend.
Bij besluit van 15 juni 2005 heeft verweerder eiser onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd. Het zeer ernstig plichtsverzuim van eiser valt volgens verweerder uiteen in vier elementen:
1. het verkopen, althans verstrekken van een C2000 dienstportofoon
2. het meermalen schenden van het ambtsgeheim,
3. het aannemen van goederen van en het leveren van diensten aan een freelance-fotograaf
4. het verduisteren van twee mobiele hondenkennels.
Volgens verweerder heeft eiser op of omstreeks 10 september 2004 aan een freelance-fotograaf voor onder andere RTL4 en RTV Noord-Holland, te weten [betrok[betrokkene 2] (verder: “de fotograaf”), een politieportofoon verkocht althans verstrekt.
Eiser heeft meerdere malen in elk geval in de maand december 2004 het ambtsgeheim geschonden, dan wel informatie naar derden gelekt volgens verweerder.
Over de periode juli, augustus en september 2004 heeft eiser handelingen verricht die strijdig zijn met zijn ambtsplicht, bestaande uit: het aannemen van de fotograaf van een beertender voor het bedrag van 1 euro, het aannemen van twee geluidsboxen voor het bedrag van 50 euro, het aannemen van een hoeveelheid vlees voor een barbecue voor de hondengeleiders, het laten meedraaien van de fotograaf met diverse politiediensten, het ontvangen van de fotograaf in het politiebureau teneinde diens boekhouding te verzorgen en het in de gelegenheid stellen van de fotograaf om een fotopresentatie te maken van hondentrainingen.
Voorts wordt eiser verweten dat hij op of omstreeks september 2004 twee mobiele hondenkennels heeft verduisterd en die heeft verstrekt aan de fotograaf.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank. Bij uitspraak van 10 augustus 2005, verzonden 12 augustus 2005 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser afgewezen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiser tegen de besluiten van 21 februari 2005, 26 april 2005 en 15 juni 2005 ongegrond verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat eiser zich gezien zijn gedragingen schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Verweerder verwijst voor de weerlegging van de inhoudelijke bezwaren tegen het strafontslag naar voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter. De formele bezwaren van eiser treffen volgens verweerder evenmin doel.
Het beroep van eiser is gericht tegen de handhaving van het onvoorwaardelijk strafontslag. Eiser is van mening dat verweerder door het achterwege laten van het ondervragen van getuigen à décharge niet op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging heeft kunnen verkrijgen dat eiser zich heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Eiser ontkent dat hij de hem verweten gedragingen heeft gepleegd. Van plichtsverzuim is geen sprake. Verweerder heeft naar de mening van eiser gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
Wettelijk kader.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat ingevolge artikel 76, tweede lid, van het Barp zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. In artikel 77, eerste lid, van het Barp is een opsomming gegeven van de straffen die kunnen worden opgelegd. Onvoorwaardelijk strafontslag is de zwaarste straf.
De bevoegdheid van verweerder om een disciplinaire straf op te leggen is vastgelegd in artikel 76 van het Barp. Het gaat hier om een discretionaire bevoegdheid, waarvan verweerder naar eigen inzicht gebruik kan maken. Naar vaste jurisprudentie van de CRvB geldt dat op basis van deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de desbetreffende ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt. De rechtbank dient vol te toetsen of sprake is van plichtsverzuim en of de opgelegde straf niet onevenredig is.
Eiser betwist dat hij de verweten gedragingen heeft verricht. De rechtbank zal in het hiernavolgende per verweten gedraging nagaan of verweerder op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging heeft kunnen verkrijgen dat eiser zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.
1. Het verkopen of verstrekken van een politieportofoon aan een freelance-fotograaf.
Ten aanzien van het door eiser verkopen of verstrekken van een politieportofoon aan een freelance-fotograaf is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende deugdelijk vastgestelde gegevens voorhanden zijn om tot de overtuiging te komen dat eiser zich aan deze gedraging schuldig heeft gemaakt.
In de gedingstukken is geen aanwijzing te vinden voor de verkoop of verstrekking van een portofoon door eiser aan de fotograaf.
Uit de stukken blijkt dat de fotograaf de portofoon met ISSI-nummer 3147015 PGV-VE-70-15 onder zich heeft gehad en dat met die portofoon berichten zijn afgeluisterd in de periode van 26 september 2004 tot 13 oktober 2004. Dit was geen portofoon van de hondenbrigade waar eiser leiding aan gaf, maar van de politie Gooi- en Vechtstreek. Uit de stukken blijkt niet hoe deze portofoon in handen van de fotograaf is gekomen. Uit de stukken blijkt voorts dat eiser bij de inventarisatie van de portofoons in oktober 2004 aan de fotograaf heeft gevraagd of deze een portofoon in zijn bezit had en dat eiser deze portofoon op 14 oktober 2004 om 09.00 uur telefonisch terecht heeft gemeld.
Dit staat los van een eerder incident dat plaatsvond in augustus 2004. Uit de verklaringen van [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en eiser blijkt dat de fotograaf begin augustus 2004 in opdracht van eiser op het bureau te Naarden een portofoon heeft opgehaald en bij eiser heeft afgegeven, welke portofoon op de avond van diezelfde dag, of in ieder geval kort daarop door [betrokkene 4] bij eiser thuis is opgehaald. Niet aannemelijk is derhalve dat die portofoon in september of oktober nog steeds in het bezit was van de fotograaf.
De rechtbank is van oordeel dat met deze gegevens niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat eiser de in het najaar van 2004 vermiste portofoon met voornoemd ISSI-nummer aan de fotograaf heeft verkocht of verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de gedingstukken het verkrijgen van en beschikken over een portofoon door de fotograaf niet is te verbinden met een handelen of nalaten van eiser. Op grond hiervan kan de rechtbank verweerder niet volgen in zijn conclusie dat eiser zich heeft schuldig gemaakt aan deze gedraging.
2. het meermalen schenden van het ambtsgeheim
De gedragingen die verweerder aanmerkt als schendingen van het ambtsgeheim hebben betrekking op een aantal te onderscheiden incidenten.
Ten aanzien van het zogenoemde poederincident in Huizen blijkt uit de gedingstukken dat eiser aan de fotograaf het adres van de locatie heeft doorgegeven. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser als politieman deze informatie niet aan een derde zoals de fotograaf heeft mogen doorspelen. Hiervan had eiser zich bewust moeten zijn. De rechtbank is van oordeel dat eiser zich ten aanzien hiervan heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim.
Ten aanzien van het aan de fotograaf doorgeven van de locatie van een alcoholcontrole zodat de fotograaf de alcoholcontrole kon bijwonen en aldaar filmopnamen kon maken, blijkt uit de gedingstukken dat eiser daarvoor toestemming heeft gevraagd en gekregen van een medewerker van de afdeling Communicatie. Dat de hierbij door eiser gevolgde procedure niet, zoals verweerder stelt, in overeenstemming met de interne voorschriften is, omdat de fotograaf door eiser verwezen had moeten worden naar de afdeling Voorlichting, acht de rechtbank niet zodanig nalatig dat deze gedraging van eiser als plichtsverzuim aangemerkt dient te worden.
Eiser heeft verklaard dat hij de fotograaf een aantal politiediensten heeft laten meedraaien. Eiser had gezien zijn ervaring ervan op de hoogte behoren te zijn dat het niet past om een burger, in dit geval een cameraman, politiediensten te laten meedraaien. De rechtbank acht eisers verklaring dat hij in de veronderstelling was dat de fotograaf een collega was niet geloofwaardig. De rechtbank is derhalve van oordeel dat eiser zich op dit punt niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Dezelfde conclusie geldt ook ten aanzien van de bemiddeling van eiser bij de aangifte die de ex-vriend van de dochter van de partner van de fotograaf wilde doen tegen de fotograaf. Eiser had zich in dezen, gelet op zijn functie, afzijdig moeten houden.
3. het aannemen van goederen van en het leveren van diensten aan een freelance-fotograaf
Het aannemen van geluidsboxen, een beertender en vlees ten behoeve van een barbecue door eiser van de fotograaf is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. Uit het dossier blijkt niet dat betreffende goederen aan eiser zijn overhandigd of dat eiser daarmee vergaande bemoeienis heeft gehad. De rechtbank kan daarom verweerder niet volgen in zijn conclusie dat eiser zich heeft schuldig gemaakt aan deze gedragingen.
Aangezien eiser voor het bedrijfsmatig verzorgen van de boekhouding voor derden toestemming van zijn werkgever had, zijn de boekhoudkundige werkzaamheden die hij voor de fotograaf buiten diensttijd verricht zou hebben in dit kader niet van belang. Uit de gedingstukken kan naar het oordeel van de rechtbank voorts niet de conclusie getrokken worden dat eiser werkzaamheden met betrekking tot de boekhouding van de fotograaf heeft verricht tijdens diensttijd of op het politiebureau. Van plichtsverzuim kan in dit opzicht derhalve niet gesproken worden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat als al zou komen vast te staan dat eiser door de fotograaf een fotopresentatie van een hondentraining heeft laten verzorgen niet valt in te zien waarom eiser zich hiermee zou hebben gedragen in strijd met wat een goed ambtenaar in soortgelijke omstandigheden behoort te doen. Van plichtsverzuim is daarom geen sprake.
4. het verduisteren van twee mobiele hondenkennels.
Ten aanzien van de verstrekking van de mobiele hondenkennels aan de fotograaf is niet komen vast te staan dat dit is geschied zonder toestemming van eisers meerdere. Uit de gedingstukken komt naar voren dat ten tijde van belang tussen eiser en zijn meerdere sms-verkeer heeft plaatsgevonden. De uitgeschreven versie van dat sms-verkeer maakt van de gedingstukken geen onderdeel uit. Nu niet blijkt wat de inhoud van het sms-verkeer is geweest en de rechtbank de uitleg van verweerder dat hierin nimmer toestemming gegeven kan zijn voor het uitlenen van de mobiele hondenkennels niet op voorhand aannemelijk acht, heeft de rechtbank niet de overtuiging verkregen dat eiser zich aan de verweten gedraging heeft schuldig gemaakt.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim ter zake van het laten meedraaien van de fotograaf met politiediensten, het vertellen van de locatie van het poederincident aan de fotograaf en het zich mengen in de aangifte tegen de fotograaf en het bemiddelen daarbij. Eiser had gezien zijn ervaring en leidinggevende positie, naar het oordeel van de rechtbank, beter moeten en kunnen weten. In de voormelde situaties heeft hij zich niet gedragen zoals een goed ambtenaar dat in gelijke omstandigheden behoort te doen, zodat eiser zich, ook naar het oordeel van de rechtbank, schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Niet is gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat deze gedragingen niet aan eiser kunnen worden toegerekend, zodat verweerder bevoegd was eiser disciplinair te straffen.
De evenredigheid tussen plichtsverzuim en straf.
De rechtbank dient vervolgens de evenredigheid van de opgelegde straf te beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat de aan eiser opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig is aan het hem te verwijten plichtsverzuim, nu slechts een beperkt deel van de door verweerder aan eiser verweten gedragingen naar het oordeel van de rechtbank als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt. Tevens heeft de rechtbank daarbij acht geslagen op de aard van de verweten gedragingen, de omvang daarvan en eisers langdurige dienstverband.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit geen stand kan houden. De rechtbank zal het beroep van eiser daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen is overwogen.
Aangezien het bovenstaande oordeel ertoe leidt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen, kan pas dan vast komen te staan of eiser schade heeft geleden. Het verzoek van eiser om veroordeling van verweerder tot betaling van een schadevergoeding moet daarom nu worden afgewezen. Verweerder zal bij het nemen van een nieuw besluit moeten beoordelen of aanleiding bestaat om eiser schadevergoeding toe te kennen.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van eiser, welke kosten onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair worden begroot op een bedrag van € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift plus 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 322,00). Tevens dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiser betaalde griffierecht van € 138,00 te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak en met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
- bepaalt dat de regiopolitie Gooi- en Vechtstreek het betaalde griffierecht ad € 138,- (zegge: honderd achtendertig euro) aan eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van eiser, begroot op
€ 644,- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de regiopolitie Gooi- en Vechtstreek aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2007 door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzitter, en mrs. R.B. Kleiss en A.C. Loman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koenders griffier en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier is buiten staat De voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B