ECLI:NL:RBAMS:2007:BA2851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364568 / KG ZA 07-405 OdC/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot financiële bijdrage voor filmproductie door NPS

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen 24 FPS Features B.V. en de Nederlandse Programma Stichting (NPS). 24 FPS vorderde een financiële bijdrage van EUR 20.000,- van NPS voor de productie van de film 'The Bird Can't Fly'. De rechtbank oordeelde dat er geen bindende toezeggingen door NPS waren gedaan, ondanks eerdere correspondentie waarin interesse werd getoond. De rechter stelde vast dat de brieven van de NPS niet als definitieve afspraken konden worden beschouwd, omdat essentiële details zoals het aantal uitzendingen en de duur van de licentie niet waren vastgelegd. Bovendien was het ongebruikelijk in de filmbranche om toezeggingen te doen zonder dat de productie volledig was uitgewerkt.

De rechtbank concludeerde dat 24 FPS niet kon aantonen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen en dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat NPS zich aan een dergelijke overeenkomst zou houden. De vordering van 24 FPS werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde 24 FPS in de proceskosten van NPS, die op EUR 659,- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door voorzieningenrechter R. Orobio de Castro, bijgestaan door griffier M. Veraart.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 364568 / KG ZA 07-405 OdC/MV
Vonnis in kort geding van 12 april 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
24 FPS FEATURES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 12 maart 2007,
procureur mr. R.J.F. Wigman,
tegen
de stichting
NEDERLANDSE PROGRAMMA STICHTING,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
gemachtigde mr. E.M. Tjon-En-Fa advocaat te Den Haag.
Partijen zullen hierna 24 FPS en NPS genoemd worden.
De procedure
Ter terechtzitting van 23 maart 2007 heeft 24 FPS gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. NPS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
24 FPS produceert speelfilms. Vanaf 2001 is zij bezig met de productie van de film “The bird can’t fly” (hierna ook de film). Het budget van de film bedraagt EUR 2.039.809,-. Als producent van deze film trad aanvankelijk op [persoon 1], een van de oprichters van 24 FPS. [persoon 1] is thans niet meer werkzaam voor 24 FPS.
[persoon 1] heeft in 2001 contact gezocht met de eindredacteur aankoop van de NPS, de heer [persoon 2], met het verzoek mee te werken aan de totstandkoming van de film. [persoon 2] heeft de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO), een van de andere betrokken partners bij de film, bij brief van 17 december 2001 onder meer het volgende bericht:
“(...) Naar aanleiding van ons telefoongesprek van afgelopen week en een e-mail van eerdere datum wil ik u graag nog een toelichting sturen op de interesse die wij hebben voor de film THE BIRD CAN’T FLY (...)
(...)
De film past qua onderwerp en thematiek goed bij het filmaanbod van de NPS op zondagmiddag in het wereldcinema slot. (...)
In het wereldcinema slot is geen plaats en geen budget voor eigen producties of coproducties maar ik ben zeker van plan de film aan te kopen op het moment dat hij klaar is. Bijna overbodig maar voor de volledigheid wil ik wel nog zeggen dat een voorwaarde is dat de film moet voldoen aan de eindredactionele grenzen en kwaliteitsnormen van het slot. (...)”
Bij brief van 20 januari 2003 heeft [persoon 2] 24 FPS (ter attentie van [persoon 1]) onder meer het volgende medegedeeld:
“Als aanvulling op de brieven die ik je eerder gestuurd heb voor het Filmfonds en het NCDO wil ik je nog even laten weten dat ik 20.000 euro gereserveerd heb voor de film The bird can’t fly van regisseur [persoon 3]
Ik hoop dat ik je hiermee voldoende duidelijkheid gegeven heb over onze deelname aan de film en ik hoop van ganser harte dat de film snel gerealiseerd kan worden. (...)”
Door 24 FPS is als productie 3 een brief in het geding gebracht van 28 december 2005 van 24 FPS, gericht aan NPS. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
“Vlak voor kerst hebben wij van het Nederlands Fonds voor de Film (...) vernomen dat wij een realiseringsbijdrage krijgen voor: ‘The bird can’t fly’
Dit betekent dat we nu kunnen gaan praten met de bank in Zuid-Afrika en dat we in de 2e helft van 2006 waarschijnlijk kunnen gaan beginnen met de opnamen.
Als het zo ver komt zal ik contact met je opnemen om te bespreken hoe we de toezegging van de NPS officieel moeten gaan regelen. (...)”
Bij brief van 24 augustus 2006 heeft 24 FPS NPS onder meer het volgende bericht:
“(...) Naar verwachting zullen wij in staat zijn de film medio 2007 op te leveren voor de bioscoop vertoning.
Graag zou ik in september contact met je willen hebben om je verder te informeren over het project en eventuele vragen van jouw kant te beantwoorden.
Ik zal begin september je hierover benaderen.”
Uit een e-mail van 20 november 2006 van [persoon 4], hoofd juridische zaken van NPS, gericht aan 24 FPS, blijkt dat NPS zich op het standpunt stelt geen bindende toezegging te hebben gedaan om in de film te participeren.
Het geschil
24 FPS vordert – kort gezegd – veroordeling van NPS tot betaling van EUR 20.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. Subdidiair vordert zij de NPS te veroordelen om met 24 FPS in redelijk overleg te treden over de schriftelijke vastlegging en uitwerking van de tussen partijen bereikte overeenstemming over de aankoop van de uitzendrechten van de film voor EUR 20.000,-.
Zij stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. NPS heeft in haar brief van 20 januari 2003 een bindend aanbod gedaan om voor het bedrag van EUR 20.000,- de uitzendrechten van de film aan te kopen. Dit aanbod is aanvaard. De overeenkomst is bovendien voldoende bepaalbaar. Daarmee is aan alle eisen die gelden voor het totstandkomen van een overeenkomst voldaan. Voor beantwoording van de vraag hoe de verhouding tussen partijen is geregeld komt het overigens ook aan op de zin die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de op schrift gestelde verklaringen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verlangen. Ook dan is de brief van NPS van 20 januari 2003 niet anders te beschouwen dan als een onvoorwaardelijke en bindende toezegging.
Subsidiair stelt 24 FPS zich op het standpunt dat er sprake is van een eindfase in de onderhandelingen en dat NPS zich hieruit niet kan terugtrekken. Bij 24 FPS is tenminste het vertrouwen gewekt dat er een contract in enigerlei vorm tot stand zou komen. Op grond hiervan dient NPS veroordeeld te worden de onderhandelingen voort te zetten.
24 FPS heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen omdat de film bijna gereed is en het geld van NPS nodig is om het financieringsplan sluitend te maken.
NPS heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd. Dit verweer komt er kort gezegd op neer dat er geen sprake is van een definitieve overeenkomst, aangezien de in het geding gebrachte brieven van [persoon 2] enkel op verzoek van [persoon 1] zijn opgesteld om andere financiers over de streep te trekken. Evenmin kan er sprake zijn van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van 24 FPS dat een overeenkomst tot stand zou komen.
NPS bestrijdt verder het spoedeisend belang van 24 FPS en zij beroept zich op het restitutierisico.
De beoordeling
Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van die bodemprocedure afwacht.
Partijen hebben voor het eerst in 2001 contact gehad over de film, toen de productie ervan nog in de kinderschoenen stond. Voldoende aannemelijk is dat er op dat moment van de zijde van de NPS belangstelling bestond de uitzendrechten aan te kopen en de film op zondagmiddag uit te zenden in het kader van het thema “Wereldcinema”. Het betoog van NPS dat de onder 2.2. en 2.3. aangehaalde brieven van [persoon 2] zo moeten worden uitgelegd dat zij enkel – op verzoek van [persoon 1] – zijn geschreven om andere financiers over de streep te trekken, is voorshands voldoende aannemelijk. Dat deze brieven dit tot doel hadden, valt ook af te leiden uit de adressering van de eerste brief en de referte daaraan in de tweede brief. Uit die brieven kan dan ook niet worden afgeleid dat er definitieve, bindende afspraken zijn gemaakt. Voorts is aannemelijk dat het in de branche ongebruikelijk is om (definitieve) toezeggingen te doen als script, cast en crew nog niet vaststaan en dat afspraken als waar het in dit geding om gaat immer in een schriftelijk contract, met daarin nadere bedingen, worden vastgelegd. Zo zijn in dit geval geen afspraken gemaakt over essentiële punten als bijvoorbeeld het aantal keren dat de film kan worden uitgezonden en de duur van de licentie. Dat [persoon 2] EUR 20.000,- voor de film heeft gereserveerd, is in dit licht bezien onvoldoende om van een definitieve toezegging te kunnen spreken. Volgens zijn verklaring betreft het een interne reservering, die eenzijdig kan worden doorgehaald indien – zoals in dit geval – men jarenlang niets meer van de producent verneemt en ook het “Wereldcinema”-thema, waarvoor de film was bedoeld, niet meer bestaat. De conclusie is dan ook dat de geldvordering van 24 FPS niet voldoet aan het onder 4.1. weergegeven criterium.
De subsidiaire vordering tot dooronderhandelen is evenmin toewijsbaar. Allereerst kan voorshands – gezien het tijdsverloop – niet worden gezegd dat er (nog) sprake is van een precontractuele fase. Mocht hiervan wel sprake zijn, dan staat het partijen in zijn algemeenheid altijd vrij om onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst, of in verband met andere omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar zou zijn. Gezien de onder 4.2. geschetste omstandigheden en de vele jaren die inmiddels zijn verstreken kan voorshands van een gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van 24 FPS dat een overeenkomst tot stand zou komen, geen sprake zijn.
24 FPS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NPS worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris advocaat 408,00
Totaal EUR 659,00
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevraagde voorzieningen,
veroordeelt 24 FPS in de proceskosten, aan de zijde van NPS tot op heden begroot op EUR 659,00,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2007.?