ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3552
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag van werknemer na langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en zijn werkgever, de besloten vennootschap VROOM & DREESMANN WARENHUIZEN B.V. (hierna: V&D). De werknemer vorderde een schadevergoeding van € 64.447,57, stellende dat zijn ontslag op 1 oktober 2005 kennelijk onredelijk was, omdat V&D hem geen vergoeding had aangeboden ondanks zijn langdurige dienstverband. De werknemer was sinds 2001 volledig arbeidsongeschikt en ontving een WW-uitkering. V&D had het salaris van de werknemer tot augustus 2002 doorbetaald, maar na de ontslagaanvraag bij het CWI in februari 2005, werd de arbeidsovereenkomst opgezegd.
De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast voor de kennelijke onredelijkheid van het ontslag bij de werknemer lag. De werknemer kon echter geen bewijs leveren voor zijn stelling dat zijn arbeidsongeschiktheid het gevolg was van de werkzaamheden bij V&D. Ook de claim dat V&D onvoldoende inspanningen had geleverd om hem te herplaatsen, werd niet onderbouwd. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was, maar dat de omstandigheden van de werknemer, waaronder zijn leeftijd en de slechte kansen op de arbeidsmarkt, wel degelijk relevant waren. Ondanks het ontbreken van verwijtbaarheid aan V&D, oordeelde de kantonrechter dat het niet aanbieden van enige financiële compensatie het ontslag kennelijk onredelijk maakte.
De kantonrechter kende een schadevergoeding toe van € 11.000,00 bruto, gebaseerd op de maximale opzegtermijn, en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de veroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.