ECLI:NL:RBAMS:2007:BA6421

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
awb 06-5529 veror
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning voor vleugelnootbomen op het Amstelveld

Op 24 mei 2007 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin het beroep van eiser tegen de kapvergunning voor veertien vleugelnootbomen op het Amstelveld ongegrond is verklaard. Eiser had betoogd dat de conditie, toekomstverwachting en leeftijd van de bomen zodanig waren dat het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de kapvergunning had moeten afzien. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de bomen in een zodanige staat verkeerden dat kap niet gerechtvaardigd was. De rechtbank overwoog dat de bomen ernstige schade toebrachten aan de bestrating en dat de kapvergunning was verleend onder de voorwaarde dat de bomen zouden worden vervangen door veertien nieuwe vleugelnootbomen. De rechtbank heeft de beoordelingsruimte van verweerder gerespecteerd en vastgesteld dat de vergunningaanvraag aan de vastgestelde criteria was getoetst. De deskundigenrapporten gaven aan dat de te kappen bomen een matige tot slechte conditie hadden en dat herstel niet te verwachten was. Eiser had rapporten overgelegd die stelden dat de bomen gezond waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze rapporten niet overtuigend genoeg waren om de beslissing van verweerder te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van verweerder om de kapvergunning te verlenen niet onredelijk was en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
meervoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/5529 VEROR
van:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
bijgestaan door [boomtaxateur 1], boomtaxateur,
tegen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, verweerder,
vertegenwoordigd door mr. A. Fidom en mr. A.K.E. de Vries,
bijgestaan door [boomtaxateur 2] en [boomtaxateur 3], boomtaxateurs.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
Stadsdeel Amsterdam-Centrum rayon Zuid, gevestigd te Amsterdam, vergunninghouder,
vertegenwoordigd door [persoon 1].
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 14 november 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder, verzonden op 4 oktober 2006.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 12 april 2007.
2. OVERWEGINGEN
Bij primair besluit van 24 juli 2006 heeft verweerder aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor het kappen van veertien vleugelnootbomen op het Amstelveld, langs de Kerkstraat te Amsterdam. Hierbij is de voorwaarde opgelegd dat veertien grote vleugelnootbomen worden herplant.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primair besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hiertoe het volgende overwogen. Op 17 januari 2006 is besloten tot groot onderhoud aan het Amstelveld, waarbij het huidige profiel wordt gehandhaafd en waarbij een langetermijnoplossing wordt gecreëerd voor het tegengaan van wortelopdruk door de bomen. De opdruk van de bestrating levert een gevaar op voor de weggebruikers. Een kapvergunning kan blijkens de Kapverordening slechts worden geweigerd in het belang van de handhaving van natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer. Volgens vaste handelwijze van verweerder wordt dit beoordeeld volgens vijf technische criteria (leeftijdsbescherming, conditie, toekomstverwachting, beeldbepalendheid, dendrologische waarde) en een juridisch criterium (de bomen mogen geen schade aan derden veroorzaken). De te kappen bomen scoren negatief ten aanzien van alle technische criteria behalve beeldbepalendheid. Vanwege hun beeldbepalendheid leveren de bomen een bijdrage aan het stadsschoon. Het belang van het stadsschoon weegt minder zwaar dan het belang dat is gemoeid met het kappen van de bomen. Daarbij is overwogen dat de te kappen bomen zullen worden vervangen door nieuwe vleugelnoten van fors formaat, de huidige bomen schade aan het wegdek veroorzaken en de gezondheid van de te kappen bomen – gelet op de adviezen van deskundigen – niet goed is, deze gezondheid niet meer kan verbeteren en door onderhoud van het Amstelveld nog verder zal verslechteren. In het onderhavige besluit is onder meer verwezen naar het rapport van [deskundige] Boomverzorging van november 2003, het ongedateerd rapport van Hoofdstedelijk Bomenconsulent [boomtaxateur 2], het rapport van [boomtaxateur 2] en [deskundige] van april 2006 en het rapport van de Bomenstichting van 19 juni 2006.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Naar zijn mening heeft verweerder ten onrechte een kapvergunning verleend. Het weer vlak en begaanbaar maken van het plein en de aanliggende straten is ook mogelijk zonder de betreffende bomen te kappen. Ter onderbouwing heeft eiser rapporten van beëdigde boomtaxateurs [boomtaxateur 4] van 6 december 2006 en [boomtaxateur 1] van 13 december 2006 overgelegd. Hieruit moet blijken dat de kap ernstige milieuschade tot gevolg heeft. Volgens de Flora- en Faunawet mogen de bomen niet gekapt worden in de overwinteringstijd als er geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar holtes in de bomen die kunnen dienen als overwinteringsplaatsen voor vleermuizen. Voorts verwijst eiser naar de wortelkap die heeft plaatsgevonden bij de bomen aan de Prinsengrachtzijde; deze bomen verkeren niet in een slechte conditie. Ook het wegdek is nog in een goede staat. Eiser verwijst voorts naar de wortelkap die een paar jaar geleden heeft plaatsgevonden bij vier bomen op het Amstelveld in verband met de aanleg van een jeu de boules-baan; de conditie van die bomen is niet verslechterd. De door verweerder vooropgestelde kaders en randvoorwaarden inzake het groot onderhoud van het Amstelveld zijn naar de mening van eiser te star, onrealistisch en onredelijk. De door de rechtbank benoemde deskundige heeft als persoonlijke mening bij zijn rapport ook opmerkingen in die richting gemaakt. Eiser heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de vleugelnootboom wél bijzonder is en de onderhavige bomen daarom bescherming behoeven op grond van hun leeftijd (die varieert van 40 tot 60 jaar), ook nu de leeftijd van 70 jaar nog niet is bereikt. Gebleken is voorts dat de Stadsdeelraad zich thans, aldus eiser, tegen de bomenkap heeft uitgesproken.
Bij uitspraak van 12 januari 2007 (reg.nr. AWB 06/5980 VEROR) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam het verzoek van eiser tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen. Hierbij is onder meer overwogen dat nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een deskundigenonderzoek, kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in de bodemprocedure.
De rechtbank heeft op 28 februari 2007 boomdeskundige [boomdeskundige] benoemd voor het instellen van een onderzoek. De deskundige heeft op 30 maart 2007 een rapport opgesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening is het verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, een houtopstand te vellen anders dan bij wijze van dunning.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening kunnen burgemeester en wethouders de vergunning slechts weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer.
Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen is in het onderhavige geval het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum bevoegd om de vergunning te verlenen.
Gelet op het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening kan de vergunning slechts worden geweigerd indien tenminste één van de nader genoemde belangen in het geding zijn. Indien met de kap van de bomen één van de in artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening opgenomen belangen in het geding is, komt aan verweerder de bevoegdheid toe de aangevraagde kapvergunningen op grond van dit artikellid te weigeren. Verweerder is in dat geval echter niet verplicht de vergunning te weigeren.
Het bestuursorgaan komt bij deze belangenafweging een zekere vrijheid toe, zodat de rechtbank het bestreden besluit slechts terughoudend kan toetsen. De rechtbank dient zich daarbij te beperken tot de vraag of verweerders besluit in strijd is met het recht of dat het, gelet op de daaraan ten grondslag liggende belangenafweging, kennelijk onredelijk is.
Verweerder heeft de beoordelingsruimte die zijn discretionaire bevoegdheid met zich brengt, ingevuld door volgens vaste handelwijze de vergunningaanvraag te toetsen aan een zestal criteria. Deze zijn: leeftijdsbescherming van de boom, conditie van de boom, toekomstverwachting van de boom, beeldbepalendheid van de boom en dendrologische waarde van de boom en mate waarin de bomen schade aan (objecten van) derden veroorzaken. Indien minimaal drie criteria een negatieve beoordeling krijgen, wordt door verweerder de kapvergunning in principe verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze wijze van toetsen in het onderhavige geval niet tot een onredelijk besluit geleid. De rechtbank heeft daarbij het volgende van belang geacht.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bestrating op en rond het Amstelveld ernstig heeft te lijden door de wortelopdruk die de vleugelnootbomen veroorzaken en dat het door verweerder aangekondigde groot onderhoud op zichzelf noodzakelijk is.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van [deskundige] en [boomtaxateur 2], alsmede op het rapport van de Bomenstichting, dat is opgesteld in opdracht van de bewonersgroep Amstelveld. Uit die rapporten blijkt dat binnen het gestelde kader van het groot onderhoud de bomen niet behouden kunnen blijven vanwege hun slechte conditie. Blijkens die rapporten hebben de te kappen bomen een matige tot slechte conditie en een matige toekomstverwachting. De bomen zijn sinds 2003 achteruit gegaan; herstel is niet te verwachten. Bovendien zal de conditie als gevolg van de wortelkap, noodzakelijk vanwege het groot onderhoud, nog verslechteren.
Eiser heeft in beroep een rapport van boomtaxateur [boomtaxateur 4] overgelegd, waarin wordt verklaard dat de vitaliteit van alle bomen op het Amstelveld slechts heel traag achteruit gaat en dat het niet juist is dat ze nog maar 5 jaar te leven hebben. Boomtaxateur [boomtaxateur 1] heeft in zijn rapport gesteld en ook ter zitting verklaard dat de bomen op het Amstelveld gezond en zeer vitaal zijn. Volgens eiser kan uit de rapporten van de deskundigen worden geconcludeerd dat de bomen zeker kans op overleven hebben als het terrein na de noodzakelijke wortelkap kan worden opgehoogd en verweerder minder hoge eisen stelt aan de periode waarbinnen geen werkzaamheden aan het plein hoeven te worden uitgevoerd.
Vooropgesteld moet worden dat het besluit van 17 januari 2006 om groot onderhoud uit te voeren aan het Amstelveld, waarbij het huidige profiel wordt gehandhaafd en een lange termijnoplossing wordt gecreëerd, politieke besluitvorming betreft waarin de rechtbank in beginsel niet treedt. Niet is gebleken dat deze besluitvorming dermate onredelijk of onzorgvuldig is geweest dat verweerder van vergunningverlening had moeten af zien. Eiser heeft vanuit dat oogpunt bezien niet aannemelijk gemaakt dat verweerder met de nadere concretisering van voormeld kader, zoals de voorwaarde dat het terrein niet mag worden opgehoogd en dat er een oplossing voor de komende 30 jaar moet komen, is getreden buiten het kader zoals dat bij besluit van 17 januari 2006 is vastgesteld.
Voorts is van belang dat de door de rechtbank met instemming van partijen benoemde deskundige [boomdeskundige] heeft geconcludeerd dat de conditie van negen bomen redelijk, van vier bomen matig en van één boom slecht is. De levensverwachting van deze bomen is respectievelijk langer dan 10 jaar, tussen 5 en 10 jaar, en minder dan 5 jaar, aldus de deskundige. Daarbij heeft hij opgemerkt dat ten gevolge van de wortelkap die in het gestelde kader van het groot onderhoud noodzakelijk is, de levensverwachting met minimaal vijf jaar afneemt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat de conditie en de levensverwachting van de bomen, ook na het groot onderhoud binnen het door verweerder gestelde kader, zodanig is dat verweerder op grond daarvan van verlening van de kapvergunning zou moeten afzien.
Daarnaast is van belang dat eiser moet worden nagegeven dat niet zonder meer duidelijk is dat de vleugelnootboom een veel voorkomende boom is die pas voor bescherming in aanmerking moet komen als de leeftijd van 70 jaar is bereikt. Desalniettemin is naar het oordeel van de rechtbank noch uit hetgeen eiser heeft aangevoerd, noch op grond van andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden dat de vleugelnootboom dermate zeldzaam is dat verweerder op grond van de leeftijd van de onderhavige vleugelnootbomen van het verlenen van een kapvergunning had moeten afzien.
Tot slot is van belang dat eiser zijn stelling dat de kap van de bomen ernstige milieuschade met zich brengt, onvoldoende heeft onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook na afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid besloten om geen gebruik te maken van de mogelijkheid om de kapvergunning te weigeren, temeer daar verweerder aan de vergunning de voorwaarde heeft verbonden dat de veertien te kappen bomen zullen worden vervangen door veertien forse vleugelnootbomen, zodat verweerder ook vanwege de beeldbepalendheid van de bomen - en daarmee het belang van het stadsschoon - niet van het kappen heeft hoeven afzien. Dat volgens eiser de stadsdeelraad zich inmiddels tegen de kap heeft uitgesproken maakt dit oordeel niet anders.
Het bestreden besluit houdt derhalve in rechte stand. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2007 door mr. B.E. Mildner, voorzitter, en
mrs. T. van Muijden en P.H. Banda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.M. van der Heijden, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B.