ECLI:NL:RBAMS:2007:BA6917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1635 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. van Muijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake maatregel bijstandsverlening en godsdienstige overtuiging

Op 24 mei 2007 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een moslima die een boerka draagt, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een maatregel van 100% korting op haar bijstandsuitkering, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen. De maatregel was gebaseerd op vermeende verwijtbare gedragingen van verzoekster in het kader van haar arbeidsverplichtingen onder de Wet werk en bijstand (WWB). Verzoekster had een aantal sollicitaties verricht, maar volgens verweerder had zij niet voldaan aan de eisen van algemeen geaccepteerde arbeid, omdat zij had geweigerd om te solliciteren naar een functie waarbij loten verkocht moesten worden, wat in strijd zou zijn met haar religieuze overtuiging. De rechter oordeelde dat niet was aangetoond dat verzoekster algemeen geaccepteerde arbeid had geweigerd en dat de maatregel van 100% korting disproportioneel was. De rechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorste de maatregel en bepaalde dat verweerder voorschotten moest verstrekken aan verzoekster. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 644,--. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het opleggen van sancties in het kader van bijstandsverlening, vooral wanneer religieuze overtuigingen in het geding zijn.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/1635 WWB
van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats],
verzoekster,
vertegenwoordigd door mr. T.A. Vetter,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen,
verweerder,
vertegenwoordigd door S. Schaank.
1. PROCESVERLOOP
Op 13 april 2007 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het besluit van 20 maart 2007 (hierna: het bestreden besluit). Het verzoek hangt samen met het bezwaarschrift van 13 april 2007.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 15 mei 2007.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belan-genafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Verzoekster ontvangt bijstand vanaf 1 april 2006. De arbeidsverplichtingen van artikel 9 Wet werk en bijstand (hierna: WWB) zijn op verzoekster volledig van toepassing.
Verzoekster draagt sedert (medio) 2005 een boerka.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder een maatregel opgelegd van 100 % op grond dat verwijtbare gedragingen zijn geconstateerd die direct van invloed zijn op het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking. Verweerder heeft daartoe als volgt overwogen. Via een traject richting arbeid bij Human Resources heeft verzoekster een aantal sollicitaties verricht, echter zonder het gewenste resultaat.
Bij het callcenter van Telfort kon verzoekster, gelet op haar presentatie, niet voldoen aan de veiligheidseisen van de werkgever. Deze veiligheidseisen hielden onder andere in dat bij de toegangscontrole en tijdens werktijd de foto van de werknemer op het werknemerspasje te controleren moest zijn met het gelaat van de werknemer. Verzoekster heeft voorts geweigerd te gaan werken bij het callcenter Annie Connect. De werkzaamheden waren voor een loterij en konden vanuit huis worden verricht. Verzoekster is afgewezen voor een werkervaringsplaats op het kantoor van de Bedrijven Vereniging Amsterdam Zuidoost. Door verzoeksters presentatie werd de communicatie met collega’s ernstig bemoeilijkt zo niet onmogelijk gemaakt. Werkzaamheden voor Aurora, een thuiswerkcentrale, heeft verzoekster afgewezen omdat dat stuitte op allerlei praktische bezwaren.
De maatregel is opgelegd gedurende drie maanden vanaf 1 maart 2007 omdat de gronden voor de maatregel omkeerbaar zijn, aldus verweerder.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter bij wege van voorlopige voorziening verzocht te bepalen dat het bestreden besluit wordt geschorst en aan verzoekster voorschotten worden verstrekt vanaf 1 maart 2007.
In bezwaar heeft verzoekster gesteld dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke grondslag en het gevolg is geweest van onzorgvuldig onderzoek. Subsidiair heeft verzoekster gesteld dat verweerder de afstemming lager had moeten vaststellen. De maatregel is disproportioneel gelet op de verweten gedragingen, aldus verzoekster.
De rechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WWB stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel verlaagt het college overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, de bijstand indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet dan wel de artikel 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen. Van een verlaging wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Ingevolge artikel 8, eerste lid aanhef en onder b, van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid, WWB. Voormelde regels zijn neergelegd in de Verordening afstemming bijstand gemeente Diemen (hierna: de Afstemmingsverordening).
Blijkens artikel 2, aanhef en onder 4, sub b, van de Afstemmingsverordening worden gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB ingedeeld in vier categorieën. Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid vormt een gedraging van de vierde categorie.
Blijkens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, van de Afstemmingsverordening stelt verweerder de verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB vast op 100 % van de bijstand bij gedragingen van de vierde categorie.
Blijkens artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Afstemmingsverordening vindt een verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB plaats voor de duur van drie kalendermaanden voor een gedraging die door belanghebbende kan worden hersteld.
De rechter is voorshands van oordeel dat in het geval van verzoekster niet is gebleken van het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.
Blijkens het dossier en het verhandelde ter zitting zijn verzoeksters sollicitaties bij Telfort en de Bedrijven Vereniging Amsterdam Zuidoost afgewezen door de werkgever. Het is derhalve niet aan verzoekster geweest om deze arbeid al of niet te aanvaarden.
Voorts is de rechter evenmin gebleken dat verzoekster arbeid bij Aurora niet zou hebben aanvaard. Blijkens een door verzoekster aan haar re-integratiebegeleider, [persoon 1], gezonden emailbericht van 20 februari 2007, heeft verzoekster vragen gesteld over de werkwijze van Aurora. Verzoekster heeft verzocht om een afspraak met [persoon 1]. Voorshands is niet gebleken dat verweerder de vragen heeft beantwoord en/of een afspraak tot stand is gekomen, dan wel dat verzoekster expliciet heeft bericht dat zij geen arbeid bij Aurora wil verrichten.
Niet in geschil is dat verzoekster de aangeboden arbeid bij Annie Connect heeft geweigerd. Voorshands volgt de rechtbank verzoekster in haar standpunt dat in de omstandigheden van dit geval geen sprake is van algemeen geaccepteerde arbeid. Annie Connect is gespecialiseerd in telefonische verkoop van loten. De rechter acht van algemene bekendheid dat het voor moslims niet is toegestaan om te gokken. Van verzoekster, die moslima is, kan daarom ook niet worden verwacht dat zij gelegenheid geeft tot gokken door het verkopen van loten voor een loterij.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechter voorshands geen sprake van een gedraging van de vierde categorie als bedoeld in artikel 2 van de Afstemmingsverordening en heeft verweerder ten onrechte een maatregel opgelegd van 100 % van de bijstand.
Ten aanzien van de herstelmogelijkheid van de gedraging, welke ten grondslag heeft gelegen aan de duur van de maatregel van drie maanden, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat verzoekster alsnog arbeid zou kunnen verrichten voor Annie Connect, dan wel haar boerka zou kunnen afdoen. De rechter verwijst voor wat betreft Annie Connect naar hetgeen daarover reeds is overwogen. Verweerders stelling dat verzoekster haar boerka zou kunnen afdoen om de bemiddeling naar arbeid (beter) te doen slagen, acht de rechter voorshands disproportioneel. Niet is gebleken dat de bemiddelingsmogelijkheden reeds in zoverre zijn uitgeput, dat van verzoekster kan worden gevraagd om afstand te doen van het kledingstuk dat voor haar een rechtstreekse uitdrukking is van haar godsdienstige overtuiging (vergelijk: Commissie Gelijke Behandeling 20 maart 2003, LJN: AN7464, m.nt. BPV).
De rechter neemt hierbij tevens in aanmerking dat verzoekster haar boerka reeds droeg bij aanvang van het traject naar arbeid en dat dat gegeven haar destijds niet is tegengeworpen. De rechter acht het voorshands onredelijk om verzoekster dit nu – na slechts vier sollicitaties – te verwijten.
Gelet op het vorenstaande valt voorshands niet in te zien dat verzoekster de verweten gedraging zou kunnen herstellen. Voor de duur van de maatregel bestaat dan ook geen grondslag.
Ten overvloede merkt de rechter - los van de context van het onderhavige geschil - nog op dat een maatregel van 100% korting gedurende drie maanden een hele zware is, hetgeen ook kan worden afgeleid uit artikel 18, derde lid, van de WWB waarin is bepaald dat het college een maatregel moet heroverwegen binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt. Tot een dergelijke maatregel mag derhalve niet licht worden overgegaan.
Gelet op alle betrokken belangen ziet de rechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 644,--. Van de zijde van verzoekster is desgevraagd verklaard dat een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand is aangevraagd. Nu niet onaannemelijk is dat bedoelde toevoeging zal worden verleend, zal worden bepaald dat de betaling hiervan geschiedt aan de griffier van de rechtbank.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder de opgelegde maatregel schorst en voorschotten verstrekt naar de voor verzoekster geldende bijstandsnorm met ingang van 13 april 2007 (datum verzoek) tot zes weken na de datum waarop de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro) te betalen door de gemeente Diemen aan de griffier van deze rechtbank;
- bepaalt dat de gemeente Diemen het betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,-- (zegge: negenendertig euro) aan verzoekster vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2007 door mr. T. van Muijden, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Kliphuis, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B