ECLI:NL:RBAMS:2007:BA9166
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- M.Y.C. Poelmann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige hechtenis en overlevering van verdachte aan Oostenrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2007 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, een onmiddellijke in vrijheidstelling heeft gevorderd. De eiser was op 15 december 2006 aangehouden en gedetineerd op verzoek van de Staat Oostenrijk op basis van de Overleveringswet. De eiser stelde dat zijn detentie onrechtmatig was, omdat hij na een eerdere uitspraak van de vreemdelingenkamer op 30 maart 2007 niet in vrijheid was gesteld, ondanks dat deze kamer had bevolen zijn bewaring op te heffen.
De Staat, vertegenwoordigd door de Officier van Justitie, voerde verweer en stelde dat de aanhouding van de eiser op 30 maart 2007 rechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op een geldig aanhoudingsbevel. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de eiser niet onrechtmatig was, ondanks de eerdere uitspraak van de vreemdelingenkamer. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de eiser op het moment van de aanhouding nog in vreemdelingenbewaring verbleef, niet voldoende was om de aanhouding als onrechtmatig te beschouwen.
De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.Y.C. Poelmann, voorzieningenrechter, en mr. R. Verloo, griffier.