ECLI:NL:RBAMS:2007:BB0002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/9368
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. Chr.Th.P.M. Zandhuis
  • mr. J.H.R. Massmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en de kwalificatie van laden van zaken volgens de Gemeentewet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2007, staat de naheffingsaanslag parkeerbelasting centraal. Eiser, X, had op 13 juni 2006 zijn auto geparkeerd aan de a-straat te Z, met de intentie om een tiental pakjes op te halen bij een nabijgelegen bedrijf. Bij controle bleek dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald, wat leidde tot de oplegging van de naheffingsaanslag om 11.43 uur. De rechtbank moest beoordelen of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, gezien het feit dat de pakjes niet voorhanden waren op het moment van controle.

De rechtbank oordeelde dat er tussen partijen geen geschil bestond over de intentie van eiser om de pakjes op te halen en dat deze pakjes van voldoende omvang waren om te kwalificeren als het laden van zaken in de zin van artikel 225 lid 2 van de Gemeentewet. De enkele omstandigheid dat de pakjes niet voorhanden waren, was volgens de rechtbank onvoldoende om de handelwijze van eiser deze kwalificatie te onthouden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en veroordeelde de gemeente Amsterdam in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 18,92, alsook het betaalde griffierecht van € 38.

De uitspraak benadrukt het belang van de intentie en de uitvoering van het laden van zaken in het kader van parkeerbelasting. De rechtbank stelde vast dat eiser aan zijn intentie om de pakjes op te halen reeds een begin van uitvoering had gegeven, wat leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslag niet terecht was opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. drs. Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/9368
Uitspraakdatum: 19 juli 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X , wonende te Z, eiser,
en
de directeur van de dienst belastingen van de gemeente Amsterdam, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 8 augustus 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 13 juni 2006.
Zitting
Bij het onderzoek ter zitting van 16 juli 2007 te Amsterdam is verschenen en gehoord eiser, X, alsmede verweerder A.
Gronden
1. Eiser heeft op 13 juni 2006 een auto van het merk Opel met het kenteken AA-BB-00 geparkeerd aan de a-straat te Z, ter hoogte van huisnummer 16. Toen bij controle aan de auto bleek dat de ter plaatse verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald, is om 11.43 uur de in het geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd.
2. Eiser heeft de auto daar neergezet om een tiental pakjes op te halen bij een bedrijf dat gelegen is tegenover de plaats waar zijn auto stilstond. Na aankomst bleek eiser dat de pakjes niet voorhanden waren.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Tussen partijen is niet in geschil, het voorlopig oordeel van de rechtbank gehoord hebbende, dat de door eiser op te halen pakjes tezamen genomen van voldoende omvang waren om te kunnen worden aangemerkt als het laden van zaken in de zin van artikel 225, lid 2, van de Gemeentewet. Partijen houdt slechts verdeeld de vraag of de omstandigheid dat de pakjes die eiser wilde ophalen niet voorhanden waren, verhindert dat sprake is van het laden van zaken in vorenbedoelde zin.
5. De enkele omstandigheid dat de pakjes na aankomst door eiser niet voorhanden waren is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan de handelwijze van eiser de kwalificatie van laden in de onder 4 vermelde zin te onthouden, zeker nu, naar tussen partijen niet in geschil is, eiser aan zijn intentie om pakjes op te halen reeds een begin van uitvoering had gegeven.
Proceskosten
Nu het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt deze kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 18,92 (reiskosten openbaar vervoer).
Beslissing:
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 18,92 en wijst de gemeente Amsterdam aan dit bedrag aan eiser te vergoeden, en
- gelast de gemeente Amsterdam het betaalde griffierecht van € 38 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juli 2007 en in het openbaar uitgesproken door
mr. drs. Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.