vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 370976 / HA ZA 07-1493
Vonnis in verzet van 7 november 2007
A,
wonende te,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. F.J.H. Mulder,
B,
wonende te,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het verzet,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna A en B genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 23 november 2006
- de akte van A, met bewijsstukken
- het verstekvonnis d.d. 4 april 2007 in de procedure met zaaknummer en rolnummer 358387/ HA ZA 06-4004
- de verzetdagvaarding d.d. 15 mei 2007, tevens eis in reconventie
- het exploit van de procureur van A
- het tussenvonnis van 11 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 20 september 2007, met de daarin genoemde processtukken waaronder een akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie, tevens antwoord in reconventie, met bewijsstukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. A en B hebben een koopovereenkomst, gedateerd 25 juli 2006, (hierna: de overeenkomst) gesloten, waarbij A aan B heeft verkocht het appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte gelegen op de begane grond van het gebouw Texelstraat/Schokland te Amstelveen (hierna: het appartementsrecht) voor een bedrag van EUR 210.000,=. De op de overeenkomst toepasselijke Algemene Bepalingen (hierna: de Algemene Bepalingen) luiden voor zover van belang als volgt:
“Tekortkoming (wanprestatie)
Artikel VI
(...)
2. Indien één van de partijen, na bij deurwaarderexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen (...) is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b. de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent van de koopprijs.”
2.2. Nadat B op een afspraak bij de notaris tot levering van het appartementsrecht niet was verschenen, heeft A B bij deurwaardersexploit van 9 oktober 2006 gesommeerd om binnen acht dagen alle verplichtingen uit de overeenkomst na te komen. Toen B het appartementsrecht op de uiterste datum op 17 oktober 2006 wederom niet had afgenomen, heeft A jegens B aanspraak gemaakt op nakoming van de overeenkomst, alsmede op de boete van 3 pro mille (EUR 630,=) per dag op de voet van het bepaalde in artikel VI sub 2 aanhef en onder a van de Algemene Bepalingen (hierna: dagboete).
2.3. In december 2006 heeft A in kort geding van B betaling gevorderd van de vanaf 18 oktober 2006 vervallen dagboetes. Ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 13 december 2006 zijn partijen overeengekomen dat B aan A tweemaal een bedrag van EUR 17.500,= zou betalen en dat deze betalingen in mindering zouden strekken op de vervallen dagboetes en geen betekenis zouden hebben ten aanzien van verdere verschuldigde dagboetes, een en ander onder aanhouding van iedere verdere beslissing (hierna: de vaststellingsovereenkomst). De behandeling van de zaak is ter zitting van 5 februari 2007 vervolgens voortgezet, omdat B de overeengekomen tweede termijn niet had betaald. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 1 maart 2007 B veroordeeld tot betaling van EUR 17.500,=. Vervolgens heeft B ook het tweede bedrag van EUR 17.500,= aan A voldaan.
2.4. Bij vonnis van 4 april 2007 (hierna: het verstekvonnis) is B in de door A aanhangig gemaakte bodemzaak bij verstek veroordeeld tot betaling van de koopsom, alsmede tot betaling van de vervallen dagboetes vanaf 18 oktober 2006 tot aan de datum van het vonnis. Voorts is B veroordeeld om mee te werken aan het transport. Dit vonnis is op 18 april 2007 aan B in persoon betekend en aan hem is bevel gedaan tot betaling en afname op uiterlijk 23 april 2007.
2.5. Nadat B op 23 april 2007 wederom niet was verschenen op een afspraak bij de notaris tot afname van het appartementsrecht, heeft A bij brief van 25 april 2007 de overeenkomst ontbonden. A heeft in deze brief uitdrukkelijk aanspraak gemaakt op de vervallen dagboetes.
2.6. Op 26 april 2007 heeft A het appartementsrecht verkocht aan een derde. A was uit hoofde van de koopovereenkomst gehouden het appartementsrecht uiterlijk op 30 mei 2007 te leveren.
2.7. Op 14 mei 2007 heeft B, na daartoe verkregen verlof, conservatoir beslag gelegd op het appartementsrecht. A heeft vervolgens in kort geding in conventie opheffing van het beslag gevorderd. B heeft in reconventie opheffing gevorderd van de door A op 25 oktober 2006 gelegde conservatoire beslagen op een aan B toebehorend appartementsrecht. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 29 mei 2007 in conventie het door B gelegde conservatoire beslag opgeheven en in reconventie de door B gevraagde voorziening geweigerd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. A heeft in de verstekprocedure gevorderd -kort gezegd- dat B bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld om alsnog de koopsom te betalen van EUR 210.000,=, alsmede EUR 630,= per dag voor elke dag dat B niet aan de koopovereenkomst van 25 juli 2006 heeft voldaan, te berekenen vanaf 18 oktober 2006 en onder aftrek van de eventueel eerder aan A op deze bedragen betaalde voorschotten, en B zal veroordelen om te verschijnen voor een in deze dagvaarding genoemde notaris, teneinde alle verplichtingen uit de overeenkomst na te komen met veroordeling van B in de kosten van het geding, die van de beslagleggingen daaronder begrepen.
3.2. Bij het verstekvonnis heeft de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis B veroordeeld:
1. om aan A te betalen een bedrag van EUR 210.000,00 (tweehonderd tienduizend euro), te vermeerderen met de “kosten koper”,
2. om aan A te betalen een bedrag van EUR 630,00 voor elke dag vanaf 18 oktober 2006, tot en met de datum van het verstekvonnis,
3. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te verschijnen ten kantore van Smith Bentum Ansom Netwerk Notarissen te Amstelveen, Keizer Karelweg 491, teneinde alle verplichtingen uit de koopovereenkomst van 25 juli 2006 te voldoen en daarbij bepaald dat eiser, wanneer gedaagde verzuimt hieraan te voldoen , zelf met dit vonnis het transport kan bewerkstelligen van het appartementsrecht.
4. in de beslagkosten tot de dag van de uitspraak begroot op EUR 3.279,81,
5. in de proceskosten, aan de zijde van A tot de dag van de uitspraak begroot op EUR 6.719,87.
3.3. B vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hem te ontheffen van de veroordeling van hem in het verstekvonnis en de vorderingen van A alsnog af te wijzen, met veroordeling van A in de kosten van het verzet, de verstekprocedure en de executie van dit vonnis.
3.4. B voert daartoe aan dat nu A de overeenkomst heeft ontbonden, hij slechts aanspraak kan maken op de overeengekomen boete van 10% van de koopsom, te weten EUR 21.000,=. Nu B reeds EUR 35.000,= aan A heeft voldaan, is hij geen bedrag meer verschuldigd aan A, aldus nog steeds B, maar heeft hij zelfs nog EUR 14.000,= van hem tegoed, waartoe hij een vordering in reconventie instelt.
3.5. A vordert primair het verstekvonnis te bevestigen. Hij maakt echter niet langer aanspraak op nakoming van de overeenkomst en betaling van de koopsom, nu de overeenkomst na het wijzen van het verstekvonnis is ontbonden.
Met betrekking tot de veroordeling van B tot betaling van de dagboetes, stelt A dat het bedrag van de tot de datum van het verstekvonnis vervallen dagboetes in totaal EUR 105.840,= bedraagt, en dat daarop door B reeds een bedrag van EUR 35.000,= is betaald. A grondt de verschuldigdheid van de vervallen dagboetes op de overeenkomst en betwist dat de ontbinding van de overeenkomst is gebaseerd op artikel VI van de overeenkomst.
Voorts heeft A zijn eis vermeerderd met een voorwaardelijk subsidiair onderdeel, dat hij instelt voor het geval de rechtbank de vordering ten aanzien van dagboete niet zal toewijzen, dat de rechtbank:
1. voor recht zal verklaren dat B toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst;
2. B zal veroordelen om aan A te betalen een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. B zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van EUR 75.000,=, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
A legt aan zijn voorwaardelijke subsidiaire vordering ten grondslag dat hij als gevolg van de toerekenbare tekortkoming door B, doordat B het appartementsrecht niet heeft afgenomen, schade heeft geleden die B op grond van het bepaalde in artikel VI lid 1 van de overeenkomst dient te vergoeden.
in reconventie
3.6. B vordert samengevat - veroordeling van A tot betaling van EUR 14.000,=, vermeerderd met rente en kosten.
3.7. B legt aan zijn vordering ten grondslag dat, aangezien hij een bedrag van EUR 35.000,= aan A heeft betaald, terwijl hij op grond van de overeenkomst bij ontbinding van de overeenkomst slechts een bedrag van EUR 21.000,= verschuldigd is, A gehouden is aan hem een bedrag van EUR 14.000,= te voldoen nu hij dit bedrag onverschuldigd heeft betaald.
3.8. A voert verweer. A voert aan dat B een bedrag van EUR 35.000,= verschuldigd is geworden op grond van de vaststellingsovereenkomst zodat dit bedrag niet voor terugvordering in aanmerking komt. Voorts stelt A dat B aansprakelijk is voor de door A geleden schade en die schade overtreft, aldus A, het reeds door B betaalde bedrag.
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat B in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. Beoordeeld dient te worden of B, zoals door A is gesteld en door B is betwist, na de ontbinding van de overeenkomst nog gehouden is de tot dat moment verschuldigd geworden dagboetes te betalen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De overeengekomen dagboete als de onderhavige is enerzijds bedoeld als een aansporing tot nakoming en anderzijds als een gefixeerde schadevergoeding en wordt, naar volgt uit de aanhef van lid 2 van dit artikel, verschuldigd indien een der partijen op de daarin omschreven wijze in verzuim is geraakt. Indien de overeenkomst dan vervolgens na ruim zes maanden alsnog wordt ontbonden, omdat ook na een veroordeling daartoe B nog steeds weigert zijn verplichtingen tot afname na te komen, doet dit niet af aan de toepassing van artikel VI lid 2 aanhef onder a Algemene bepalingen zodat de tot dan toe vervallen dagboetes verschuldigd blijven. Voor het standpunt van B dat A alsdan op grond van de overeenkomst nog slechts aanspraak kan maken op de overeengekomen boete van 10% van de koopprijs als bedoeld in artikel VI lid 2 aanhef onder b Algemene Bepalingen, is geen steun te vinden in de tekst van dat artikel, noch brengt een redelijke uitleg van dit artikel dit met zich mee. Dit artikel neemt immers als keuzemoment voor de schuldeiser het moment waarop één van partijen in verzuim raakt.
Met B is de rechtbank van oordeel dat B niet beide in de overeenkomst genoemde boetes naast elkaar verschuldigd kan worden. Anders dan B echter stelt, betekent dit niet dat B niet langer gehouden is de verschuldigd geworden dagboetes te betalen, maar dat A niet tevens aanspraak kan maken op de overeengekomen boete van 10% van de koopprijs zoals genoemd in artikel VI lid 2 onder b van de overeenkomst, hetgeen A ook niet heeft gedaan.
4.3. Voor zover B heeft bedoeld een beroep te doen op matiging van de boete, dan faalt dit beroep. De bedongen boete kan slechts worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. De enkele stelling van B dat hij niet in staat is de bedongen boete te voldoen, is daartoe onvoldoende.
4.4. Nu de overeenkomst op 25 april 2007 is ontbonden, heeft A, naar hij erkent in zijn ter comparitie genomen akte, in conventie geen belang meer bij een veroordeling tot nakoming van de overeenkomst, zodat de voordelingen hiervoor genoemd onder 3.2 onder 1 en 3 dienen te worden afgewezen. Met betrekking tot de veroordeling zoals hiervoor genoemd onder 3.2. onder 2 staat vast dat het totaalbedrag van de dagboetes tot aan de datum van het verstekvonnis EUR 105.840,= bedraagt. Voorts staat vast dat hierop door B reeds een bedrag van EUR 35.000,= is betaald. Er resteert derhalve een nog door B te betalen bedrag van EUR 70.840,=. Gelet op de omstandigheid dat de overeenkomst is ontbonden na het wijzen van het verstekvonnis, ziet de rechtbank aanleiding om de veroordeling van B in de beslagkosten en de proceskosten te handhaven.
4.5. In conventie zal het verstekvonnis op grond van het vorenstaande worden vernietigd, voor zover B daarin is veroordeeld tot betaling van de koopsom, en nakoming van de overeenkomst en betaling van de dagboete. Het deel van de vordering dat ziet op nakoming van de overeenkomst zal dan ook alsnog worden afgewezen. Het betreffende deel van de vordering tot betaling van de dagboete zal worden toegewezen in die zin dat B zal worden veroordeeld tot betaling van EUR 70.840,=. Voor het overige zal dit vonnis op genoemde gronden worden bekrachtigd.
4.6. Nu aan de voorwaarde voor het instellen van de conventionele voorwaardelijke vordering van A niet is voldaan, immers de vordering ter zake van de dagboete zal worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van die voorwaardelijk ingestelde subsidiaire vordering.
4.7. Nu niet is komen vast te staan dat A een bedrag van EUR 14.000,= onverschuldigd heeft betaald, zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
4.8. B zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van A begroot op:
- salaris procureur 894,00 (1 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 894,00
4.9. B zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van A worden, gelet op de samenhang met de verzetprocedure, begroot op:
- salaris procureur 447,00 (0,5 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 447,00.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 4 april 2007 onder zaaknummer / rolnummer 358387 / HA ZA 06-4004 gewezen verstekvonnis, voor zover B daarbij is veroordeeld tot:
1. betaling van EUR 210.000,00, te vermeerderen met de “kosten koper”,
2. verschijning ten kantore van de notaris, onder bepaling dat in geval van nalaten A met het vonnis zelf het transport kan bewerkstelligen,
3. betaling van een bedrag van EUR 630,= voor elke dag vanaf 18 oktober, tot en met de datum van het verstekvonnis,
5.2. wijst het betreffende deel van de vorderingen zoals hiervoor onder 5.1. onder 1 en 2 alsnog af,
5.3. veroordeelt B om aan A te betalen een bedrag van EUR 70.840,= (zeventig duizend achthonderd en veertig euro),
5.4. veroordeelt B in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van A tot op heden begroot op EUR 894,00,
5.5. verklaart dit vonnis wat betreft het bepaalde onder 5.3. een 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige,
in reconventie
5.7. wijst de vorderingen af,
5.8. veroordeelt B in de proceskosten, aan de zijde van A tot op heden begroot op EUR 447,00.
5.9. verklaart dit vonnis wat betreft het bepaalde onder 5.8. uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.?