De voorwaarden voor de langlopende verzekering bevat – onder meer – de volgende bepaling:
“Artikel 10 – Premiebetaling, premievrijstelling
(...)
10.2 Wanbetaling
Indien de verzekerde het verschuldigde niet tijdig betaald of weigert te betalen, wordt geen dekking verleend ten aanzien van nadien plaatsvindende gebeurtenissen. Een nadere ingebrekestelling door Movir is niet vereist. De verzekerde dient het verschuldigde alsnog te betalen. De dekking gaat weer in op de dag na die waarop het verschuldigde door Movir is ontvangen. Niettemin is Movir bevoegd tijdens de schorsing de verzekering zonder inachtneming van een opzegtermijn op een door haar te bepalen tijdstip te beëindigen.”
c. Tot maart 2002 is de premie abusievelijk geïnd bij de tussenpersoon AON in plaats van bij A via de door hem afgegeven machtiging automatische incasso. Na ontdekking van deze vergissing heeft Movir de premie teruggeboekt naar AON en bij A verhaald, maar niet geïnd.
d. Op 1 april 2003 heeft AON aan A geschreven:
“(...) Voor de ingangsdatum van de polissen 3 september 2001 tot 1 maart 2002 zijn wij destijds belast door Movir voor de premies. (...)
Het gestelde door Movir dat er vanaf 4 maart 2002 volledige dekking is, is onjuist; vanaf de ingangsdatum van de polissen is er dekking geweest, hetgeen opgesloten zit in het feit dat Movir de premies bij ons in rekening courant heeft belast en door ons zijn afgedragen. (...)”
e. Per fax van 28 augustus 2003 heeft Movir aan AON bevestigd dat vanaf de ingangsdatum 3 september 2001 aanspraak gemaakt kon worden op de polissen.
f. Van 1 maart 2002 tot 1 april 2004 heeft Movir de premies voor deze verzekeringen via automatische incasso bij A geïncasseerd.
g. Bij de administratieve verwerking van de door A bij Movir opgegeven wijziging van zijn rekeningnummer voor de automatische incasso, heeft Movir abusievelijk wederom de tussenpersoon AON vanaf 1 april 2004 ingevoerd als incasserende partij.
h. Op 12 april 2005 heeft Movir bij A via de afgegeven machtiging in één keer een bedrag van € 7.392,75 geïncasseerd. Dit bedrag is vervolgens door A gestorneerd.
i. Bij brief van 18 april 2005 heeft A aan Movir geschreven:
“Met referte aan mijn voorgaande correspondentie en gelet op de meest recente volstrekt onzorgvuldige handelwijze van Movir ontbind ik hierbij voor zover vereist bovengenoemde overeenkomst van arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Ter toelichting dient het volgende. Movir heeft vorige week zonder enige aankondiging, laat staan overleg, ruim € 7000,= af doen schrijven van mijn kantoorrekening. Ik wijs er op dat bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst werd overeen gekomen dat maandelijks premie zou worden betaald doordat Movir gebruik zou maken van een daartoe door mij verstrekte machtiging. Door thans in een keer voormeld bedrag af te doen schrijven, handelt Movir in strijd met hetgeen was overeengekomen en dermate onzorgvuldig dat ik geen enkel vertrouwen meer heb in voortzetting van de onderhavige overeenkomst. Voorts is van belang dat de beoogde premie een periode betreft waarover door toedoen van Movir geen dekking bestond zodat Movir geen aanspraak kan maken op die premie. (...)”
j. Op 28 april 2005 heeft Movir aan A – onder meer – geschreven:
“(...) In de periode 1 april 2004 tot 1 maart 2005 is er echter wel degelijk dekking geweest. Wij verzoeken u dan ook de openstaande premie van € 7908,63 in 4 maandelijkse termijnen vanaf 15 mei 2005 te voldoen. Uw verzoek de verzekering te beëindigen zullen wij uitvoeren per 1 januari 2006. (...)”
k. De polissen zijn per 1 januari 2006 geroyeerd.
l. Bij brieven van 19 januari 2006, 1 februari 2006, 23 juni 2006 en 5 oktober 2006 van deurwaarderskantoor B B.V. is A gesommeerd de achterstallige premie, vermeerderd met rente, incassokosten, BTW en informatiekosten te voldoen.
m. Bij brief van 3 februari 2006 heeft A aan het deurwaarderskantoor – onder meer – geschreven:
“(...)bericht ik u dat ik Movir destijds uitdrukkelijk heb bericht dat buitengerechtelijke incassomaatregelen zinloos zijn. Die zullen niet tot betaling leiden, worden dan ook volstrekt onnodig gemaakt en komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. (...)”
Bij brieven van 4 juli 2006 en 27 oktober 2006 heeft A aan het deurwaarderskantoor zijn standpunt dat incassomaatregelen niet tot betaling zullen leiden, herhaald.