ECLI:NL:RBAMS:2007:BD1563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-4229 WWB en AWB 07-3906 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet aannemelijk maken verzending bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder de nummers AWB 07/4229 WWB en AWB 07/3906 WWB. Verzoeker had een bezwaarschrift ingediend tegen besluiten van 30 maart 2007, die betrekking hadden op de afwijzing van zijn aanvraag om bijstandsuitkering en de terugvordering van een voorschot. Het bezwaarschrift was gedateerd op 2 mei 2007, maar verzoeker kon niet aantonen dat dit bezwaarschrift daadwerkelijk was verzonden. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet was ontvangen door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Hierdoor was verzoeker niet in staat om aan te tonen dat hij tijdig bezwaar had gemaakt.

De voorzieningenrechter, mr. Y.A.A.G. de Vries, verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechter stelde vast dat er geen sprake was van een niet tijdig beslissen op het bezwaar, zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. De rechter weigerde ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van de verzending van een bezwaarschrift en de gevolgen van het ontbreken van bewijs in bestuursrechtelijke procedures. De rechter heeft de beslissing genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen, waarbij de noodzaak van een onverwijlde voorziening niet werd aangetoond.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
Voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/4229 WWB en AWB 07/3906 WWB
van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats],
verzoeker,
vertegenwoordigd door mr. R.P. Kuijper,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door J.M. Boegborn.
1. PROCESVERLOOP
Ter griffie van de rechtbank is op 9 oktober 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het beroepschrift van 9 oktober 2007 tegen het niet (tijdig) beslissen op verzoekers bezwaar tegen de besluiten van 30 maart 2007, inhoudende de afwijzing van de aanvraag om een bijstandsuitkering en de terugvordering van het in dit kader verleende voorschot.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 14 november 2007.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op alle betrokken belangen dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van verzoekers dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Ingevolge artikel 8:86 van de Awb is de rechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de rechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar en verzoekt de rechter te bepalen dat binnen een door de rechter te bepalen termijn een beslissing op bezwaar wordt genomen.
De rechter overweegt als volgt.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen bezwaarschrift is ontvangen.
Verzoeker stelt dat hij op 2 mei 2007 een bezwaarschrift per gewone post heeft verzonden.
De rechter stelt vast dat in het dossier weliswaar een bezwaarschrift is aangetroffen van
2 mei 2007, doch uit dit bezwaarschrift blijkt niet naar welk adres het is verzonden, omdat het zogenaamde voorblad bij dit bezwaarschrift ontbreekt. Ter zitting heeft verzoeker het voorblad niet kunnen tonen en voorts desgevraagd aangegeven dat het bezwaarschrift niet aangetekend is verzonden.
Naar het oordeel van de rechter heeft verzoeker mitsdien niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van 30 maart 2007. Hieruit vloeit voort dat er geen sprake is van een niet tijdig beslissen op het bezwaar van verzoeker als bedoeld in artikel 6:2 van de Awb. Het beroep, dat is gericht tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen, is mitsdien niet-ontvankelijk.
Gelet op het voorgaande ziet de rechter geen aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
De rechter ziet evenmin aanleiding voor vergoeding van het griffierecht en de door verzoeker gemaakte proceskosten.
De rechter beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2007 door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.W.H. Potters, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak kunnen, voor zover deze betreft het oordeel in de hoofdzaak (registratienummer AWB 07/3906 WWB), een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak, hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B