Effectenlease, artikel 1:88 BW, verjaring
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: DX 06-3331
Vonnis van: 31 oktober 2007
F.no.: 578
Vonnis van de kantonrechter
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. R. van Herwaarden,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 6 oktober 2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 28 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] bij akte hervatting van de procedure verzocht. Bij rolmededeling van 14 februari 2007 is beslist dat de procedure zal kunnen worden voortgezet indien [eiser] een afschrift overlegt van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijke Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. [eiser] heeft bedoeld afschrift bij akte overgelegd, naar aanleiding waarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is bij tussenvonnis van 2 mei 2007 geoordeeld dat de procedure schriftelijk wordt voortgezet. Daarna is ingediend:
- de conclusie van repliek, met productie;
- de conclusie van dupliek van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1. Feiten
2. Vordering [eiser]
3. Standpunt [eiser]
4. Standpunt Dexia
7. Beoordeling van de vordering.
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [echtgenote eiser] heeft op of omstreeks 18 mei 2000 een leaseovereenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74410944 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [echtgenote eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van NLG 8.921,06 / € 4.048,20 aandelen leaset en dat [echtgenote eiser] achtereenvolgens verschuldigd was:
- 36 maandelijkse termijnen van telkens NLG 51,99 / € 23,59;
- een bedrag van NLG 100,= (€ 45,38) op of omstreeks de 35e maand;
- aan het einde van de leaseovereenkomst het bedrag van NLG 8.821,06 / € 4.002,82.
De totale leasesom beliep NLG 10.792,54 / € 4.897,44 waarin begrepen NLG 1.871,48 / € 849,24 rente. Deze overeenkomst is door het verstrijken van de looptijd van 36 maanden geëindigd .
1.3. [eiser] heeft aan [echtgenote eiser] geen schriftelijke toestemming verleend voor het
aangaan van de leaseovereenkomst.
1.4. [echtgenote eiser] heeft uit hoofde van de leaseovereenkomst aan Dexia betaald:
? 36 maandelijkse termijnen van € 23,59 tot een totaalbedrag van € 849,24;
? een bedrag van € 2.289,43 ter zake van de hierna te noemen eindafrekening .
1.5. Op 19 mei 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [echtgenote eiser] nog verschuldigd was € 2.289,43, waarbij (€ 45,38 + € 23,59 =) € 68,97 aan achterstallige termijnbetalingen openstond en € 4.002,82 aan restant hoofdsom.
1.6. Toen [echtgenote eiser] het volgens Dexia verschuldigde niet voldeed, heeft Dexia een deurwaarder ingeschakeld en bij dagvaarding van 27 april 2004 veroordeling van [echtgenote eiser] tot betaling van in hoofdsom € 2.949,60 gevorderd. Deze vordering is bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 16 juni 2004 (hierna: het verstekvonnis) bij verstek toegewezen.
1.7. Op 16 juli 2004 heeft Dexia het verstekvonnis aan [echtgenote eiser] betekend, met bevel tot betaling van € 3.951,91.
1.8. In december 2004 heeft [echtgenote eiser] voorgesteld een betalingsregeling te treffen, hetgeen Dexia bij brief van 13 januari 2005 heeft geaccepteerd.
1.9. Bij brief van 28 februari 2005 is met een beroep op artikel 1:89 BW verklaard dat de nietigheid van de leaseovereenkomst wordt ingeroepen, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
2. Vordering [eiser]
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat [eiser] de leaseovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd op 28 februari 2005, althans dat de leaseovereenkomst nietig is, althans de leaseovereenkomst vernietigt;
b. Dexia veroordeelt om aan [eiser] tegen algehele kwijting te betalen een bedrag van € 3.138,74, zijnde het totaal van de door eiser onverschuldigd betaalde maandtermijnen en restschuld, als bedoeld onder punt 26 van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van voldoening van elke maandtermijn en bovendien te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c. Dexia veroordeelt binnen twee dagen na het vonnis [eiser] en zijn echtgenote af te melden bij het register van Bureau Kredietregistratie te Tiel, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat Dexia nalaat aan het gevorderde te voldoen;
d. Dexia veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten ad € 1.000,- althans het toepasselijke liquidatietarief;
e. Dexia veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten procureur en de door hem te betalen kosten;
f. Dexia veroordeelt tot betaling van € 1.395,67 plus alle verdere deurwaarderskosten voortvloeiende uit de procedure 342297 CV EXPL 04-2429 / 54 MVU (vonnis van 16 juni 2004) van de rechtbank te Arnhem (productie 1 dagvaarding) zoals in de dagvaarding vermeld sub 4. en 5. alsmede sub 26.
3.1. [eiser] stelt dat de leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW, zodat artikel 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is.
3.2. De leaseovereenkomst is volgens [eiser] (ver)nietig(baar) wegens het ontbreken van de toestemming van [eiser] als bedoeld in artikel 1:88 BW. [echtgenote eiser] was met [eiser] gehuwd ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst en de leaseovereenkomst is, zo stelt [eiser], tijdig vernietigd. Volgens [eiser] heeft hij eerst bij de aanvang van de executiemaatregelen door de deurwaarder van Dexia, begin 2005 van het bestaan en de inhoud van de leaseovereenkomst kennisgenomen , waarna hij deze bij de brief van 28 februari 2005 heeft vernietigd.
3.3. [eiser] , die zijn vordering baseert op artikel 1:89 lid 5 BW, stelt voorts dat Dexia aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. De
schade bestaat volgens [eiser] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst, althans uit de door [echtgenote eiser] betaalde bedragen, waarbij tevens aanspraak wordt gemaakt op buitengerechtelijke kosten en executiekosten.
4.1. Dexia betwist de vordering van [eiser]. Zij betwist dat [eiser] en [echtgenote eiser] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst met elkaar gehuwd waren.
4.2. Dexia voert voorts aan – kort gezegd - dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. Volgens Dexia is verder geen sprake van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat – kort gezegd – artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen bij de leaseovereenkomst niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia voert voorts aan dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen, hetgeen [eiser] in dit geval gedaan heeft. Tenslotte stelt Dexia dat het recht om de leaseovereenkomst op deze grond te vernietigen is verjaard en dat de brief van 28 februari 2005 niet is aan te merken als een vernietigingsbrief van [eiser] in de zin van artikel 1:88 BW.
4.3. Dexia betwist verder de schade, althans betwist daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de vordering
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
- huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
- artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
5.2. Een leaseovereenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze leaseovereenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de leaseovereenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiser] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid indien hij, zoals hij stelt, ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten met [echtgenote eiser] was gehuwd. Dexia heeft deze stelling bij dupliek gemotiveerd betwist en verjaring van het beroep van [eiser] op de in artikel 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid van de leaseovereenkomst ingeroepen. De termijn voor verjaring van dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771).
5.4. De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of [eiser] en [echtgenote eiser] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten waren gehuwd, nu de stelling van Dexia dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard in dit geval kan worden gevolgd. Dexia heeft deze stelling onderbouwd door erop te wijzen dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. [eiser] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. [eiser] heeft hiertegen aangevoerd dat hij niet eerder dan begin 2005, bij de aanvang van de executiemaatregelen op de hoogte is geraakt van het bestaan van de leaseovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet uitgesloten behoeft te zijn, ware het niet dat [eiser] heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat en waarom hij vóór 2005 niet met de leaseovereenkomst bekend was. Van zodanige feiten en omstandigheden is ook overigens niet gebleken.
5.5. In dit licht heeft [eiser] niet voldaan aan de eis dat hij de door Dexia gestelde bekendheid met de leaseovereenkomst gemotiveerd moet betwisten door deze met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Aan de betwisting van [eiser] moet dan ook voorbij worden gegaan en er is geen aanleiding [eiser] ter zake tot bewijs toe te laten. Er kan derhalve van worden uitgegaan dat de bevoegdheid van [eiser] om de leaseovereenkomst te vernietigen is verjaard. De vordering van [eiser] wordt dan ook afgewezen.
5.6. Gelet op de uitslag van de procedure dient [eiser] te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op het salaris van gemachtigde van € 400,= , voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
III. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter