ECLI:NL:RBAMS:2007:BE9855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
816398 DX EXPL 06-2759
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging van leaseovereenkomsten en teruglevering van aandelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser sub 1 en eiseres sub 2 aan de ene kant en Dexia Bank Nederland N.V. aan de andere kant. De zaak betreft effectenlease-overeenkomsten die door de eisers buitengerechtelijk zijn vernietigd op grond van artikel 1:88 BW. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomsten 1 en 2 rechtsgeldig zijn vernietigd, wat betekent dat de wederzijdse verbintenissen tot het ongedaan maken van de gevolgen van deze overeenkomsten zijn ontstaan. Eiser sub 1 heeft de aandelen die onder de leaseovereenkomst vielen vervreemd, waardoor hij niet in staat is om deze aan Dexia terug te leveren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser sub 1 redelijkerwijs rekening moest houden met de verplichting tot teruglevering van de aandelen, aangezien de vernietiging van de leaseovereenkomst door eiseres sub 2 al was ingeroepen voordat de aandelen werden verkocht. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot het vergoeden van verschillende bedragen aan eiser sub 1, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft de vorderingen in reconventie van Dexia afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan Dexia opgelegd, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Trefwoorden: effectenlease/ zorgplicht/ categoriemodel/ teruglevering aandelen dan wel waarde van de aandelen vergoeden
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816398 DX EXPL 06-2759
Vonnis van 21 november 2007
F.no.: 466
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie],
2. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in voorwaardelijke conventie,
verweerders in reconventie,
tezamen nader te noemen [eisers in conventie, verweerders in reconventie].,
gemachtigde: mr. R.H. Kroes,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. R. Pasanea en mr. B.F. Assink.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij tussenvonnis van 11 juli 2007 (hierna: tussenvonnis) is partijen onder meer opgedragen bij akte nadere inlichtingen te verschaffen en nadere stukken in het geding te brengen.
Daarop hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. een nadere akte ingediend met een productie, tevens houdende een verzoek ex artikel 31 Rv;
Dexia heeft vervolgens bij nadere akte gereageerd, onder overlegging van producties;
[eisers in conventie, verweerders in reconventie]. hebben vervolgens nog een antwoordakte ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
1. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. stellen dat in rechtsoverweging 18 van het tussenvonnis d.d. 11 juli 2007 ten aanzien van overeenkomst 1 het totaalbedrag aan nadeel onjuist is berekend. Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. hebben zij in verband met overeenkomst 1 niet € 23.668,53 aan Dexia betaald, maar € 23.782,55. Verder stellen [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. dat het nadeel van overeenkomst 3 in rechtsoverweging 33 van het tussenvonnis onjuist is vastgesteld. Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. is een bedrag van € 2.016,30 aan resterende termijnen ten onrechte niet meegenomen in de berekening van het nadeel. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. verzoeken om verbetering van deze kennelijke (reken)fouten.
2. Ook indien hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. stellen juist is, betreft het geen kennelijke rekenfouten, schrijffouten of andere kennelijke fouten in het tussenvonnis, zoals bedoeld in artikel 31 Rv. Reeds daarom is geen plaats voor verbetering van het tussenvonnis zoals door [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. verzocht. Voor het overige heeft te gelden dat uit de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. overgelegde lease-overeenkomst “WinstVerDriedubbelaar” (overeenkomst 1) blijkt dat een totaalbedrag aan lease-som is overeenkomen van € 23.668,53. Partijen zijn het erover eens dat in ieder geval dit bedrag door [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. is voldaan. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. hebben onvoldoende onderbouwd - bijvoorbeeld door middel van betaalbewijzen - dat zij meer dan de overeengekomen lease-som hebben voldaan. Ook daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding het in rechtsoverweging 18 van het tussenvonnis genoemde bedrag van
€ 23.668,53 te verbeteren. Met betrekking tot hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. hebben gesteld ten aanzien van overeenkomst 3 wijst de kantonrechter op rechtsoverweging 30 van het tussenvonnis, namelijk dat er van uit wordt gegaan dat eiser sub 2 zich niet voor 120 maanden aan de lease-overeenkomst heeft willen verbinden en dat de termijn is gemaximeerd tot de datum van de daadwerkelijke beëindiging, 16 juli 2003. De berekening van het nadeel betreft dan ook de periode tot en met 16 juli 2003. Dat betekent dat de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. genoemde post resterende termijnen van € 2.016,30, niet worden meegenomen in de nadeelverrekening omdat die termijnen zien op de periode na de beëindiging van de overeenkomst. Ook hier bestaat, afgezien van het bepaalde in artikel 31 Rv, dus geen aanleiding tot verbetering van het tussenvonnis.
3.1. In het tussenvonnis is geoordeeld dat de overeenkomsten 1 en 2 rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd. Als gevolg van die vernietiging ontstaan wederzijdse verbintenissen tot het ongedaan maken van de ingetreden gevolgen (artikel 3:53 lid 1). Ten aanzien van overeenkomst 1 is vastgesteld dat eiser sub 1 de aandelen – na levering door Dexia – heeft vervreemd en dus niet in staat is aan zijn verbintenis tot teruggave van de aandelen aan Dexia te voldoen. Thans ligt de vraag voor of deze tekortkoming eiser sub 1 kan worden toegerekend. Partijen hebben zich bij akte hierover uitgelaten.
3.2. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. stellen dat zij door het aangaan van de diverse lease-overeenkomsten met Dexia in financiële problemen zijn gekomen. Om die problemen het hoofd te bieden, waren zij genoodzaakt de aandelen te verkopen. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. menen dat sprake was van overmacht. Eiser sub 1 valt niet toe te rekenen dat de aandelen niet meer aan Dexia teruggeleverd kunnen worden, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. Bovendien – zo betogen [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. – hoefden zij op het moment van de verkoop van de aandelen redelijkerwijs geen rekening te houden met een verplichting tot teruggave aan Dexia, nu deze immers betwistte dat sprake was van een rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging.
3.3. Dexia stelt zich op het standpunt dat eiser sub 1 aan zijn verplichting kan voldoen door dezelfde hoeveelheid aandelen te verwerven op de aandelenbeurs en aan haar terug te leveren. Dexia betoogt dat zij een vordering op eiser sub 1 heeft van een bedrag gelijk aan de waarde van de aandelen ten tijde van het ontstaan van de verplichting tot teruglevering. De aandelen zijn vervreemd nadat eiseres sub 2 een beroep op de buitengerechtelijke vernietiging van overeenkomst 1 had gedaan. Volgens Dexia wist eiser sub 1 (of moest hij in redelijkheid weten) dus op dat moment dat hij op grond van de ongedaanmakingsplicht de onverschuldigd verkregen aandelen zou moeten terug leveren indien dat beroep zou slagen. Daarbij speelt volgens Dexia een rol dat eiser sub 1 steeds heeft volhard in zijn stelling dat de door eiseres sub 2 ingeroepen vernietigingsgrond een geslaagde vernietiging van de lease-overeenkomst 1 zou opleveren.
3.4. De vraag of eiser sub 1 redelijkerwijze rekening moest houden met een verplichting tot teruglevering van de aandelen, wordt door de kantonrechter bevestigend beantwoord. Van belang is dat eiser sub 1 de aandelen heeft vervreemd nadat eiseres sub 2 reeds een beroep had gedaan op de vernietiging van de onderliggende lease-overeenkomst, zodat eiser sub 1 er op dat moment redelijkerwijs rekening mee had moeten houden dat hij die aandelen zou moeten terug leveren. Weliswaar hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. gesteld dat hun financiële situatie het noodzakelijk maakte de aandelen te verkopen en dat hen derhalve niet kan worden toegerekend dat zij thans niet meer in staat zijn om de aandelen aan Dexia terug te leveren, maar zij kunnen daarin niet worden gevolgd, reeds omdat zij hebben nagelaten die stelling voldoende concreet te onderbouwen. Dat Dexia het beroep op vernietiging van de overeenkomst buiten rechte heeft verworpen, kan [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. niet baten. Zulks doet immers niet af aan de verplichting van [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. om thans, nu zij hun beroep op vernietiging van de overeenkomst in rechte hebben gehandhaafd en dat beroep in deze procedure gegrond is bevonden, te voldoen aan de daaruit jegens Dexia voortvloeiende verbintenis en om tegenover de verplichting van Dexia tot terugbetaling van de lease-som de waarde van de betreffende aandelen aan Dexia te vergoeden.
4.1. In het tussenvonnis is met betrekking tot de vorderingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. ten aanzien van overeenkomst 4 overwogen dat voor de berekening van de hoogte van de vergoeding aan eiser sub 1 nog verschillende gegevens ontbraken. Dexia heeft bij nadere akte van 12 september 2007 die verschillende gegevens verstrekt.
4.2. De verschillende componenten van het door eiser sub 1 geleden nadeel zullen als
volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B. de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen op overeenkomst 4, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 90% voor rekening van Dexia;
C. de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van de afnemer.
Niet is gebleken van omstandigheden die tot een afwijking van bovenbedoelde toerekening nopen. Dat betekent dat het door eiser sub 1 uit het depot opgenomen bedrag van € 8.939,50 ten behoeve van de financiering van de hypotheekrente voor zijn rekening dient te blijven. Tevens is niet in geschil dat eiser sub 1 een bedrag van € 7.429,74 uit het depot heeft ontvangen.
4.3. Vorenstaande gegevens leiden in het onderhavige geval tot het volgende:
A. Uit de storting van het depot ad € 59.672,10 is uit hoofde van overeenkomst 4 een bedrag van € 43.302,86 ( € 59.672,10 -/- € 8.939,50 en € 7.429,74) aan maandtermijnen voldaan.
B. Eiser sub 1 is over 60 maanden in totaal € 39.453,00 verschuldigd. 60 maanden na het aangaan van overeenkomst 4 bedroeg de restant hoofdsom in totaal € 46.769,31 en was de verkoopwaarde van de effecten in totaal € 41.864,94. Eiser sub 1 heeft € 2.824,21 aan dividenden ontvangen. Het totale nadeel bedraagt derhalve € 41.533,16 (verschuldigde termijnen plus restant hoofdsommen minus de som van de verkoopwaarde van de effecten en de ontvangen dividenden). Van dit totale nadeel dient 10% voor rekening van eiser sub 1 te blijven, zijnde een bedrag van € 4.153,32.
Per saldo is door eiser sub 1 € 40.478,62 aan Dexia betaald (de storting in het depot van
€ 43.302,83 minus de ontvangen dividenden van € 2.824,21). Dit alles tezamen betekent dat Dexia € 36.325,30 (€ 40.478,62 -/- € 4.153,32) aan eiser sub 1 dient te betalen.
4.4. Met betrekking tot de wettelijke rente wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient te worden uitgegaan van de datum waarop eiser sub 1 zijn betaling aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA 5684). Nu niet vast is komen te staan op welke data eiser sub 1 de betalingen heeft verricht, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 30 januari 2002 zijnde de datum gelegen halverwege de periode waarin de betalingen zijn verricht. De wettelijke rente over dit nadeel wordt toegewezen over € 36.325,30.
Overig
4.5. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Buitengerechtelijke kosten
4.6. [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. vorderen een bedrag aan buitengerechtelijke (in¬casso)kosten. De kantonrechter hanteert als uitgangspunt dat moet worden gesteld dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Bovendien moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schik¬kingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie]. niet hebben ge¬steld dat de gevorderde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, zal de kantonrechter deze afwijzen.
Vordering in (voorwaardelijke) reconventie
4.7. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats, zodat ook de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering niet toewijsbaar is.
Proceskosten
4.8. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.9. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.10 Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomsten 2,3 en 4 gekochte effecten zullen bij Dexia verblijven.
4.11. Dit betekent dat op de vorderingen van partijen wordt beslist als hieronder vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de overeenkomsten 1 en 2 van toepassing is en dat die overeenkomsten derhalve buitengerechtelijk vernietigd zijn;
II. veroordeelt Dexia aan eiser sub 1 in het kader van overeenkomst 1 een bedrag van
€ 23.668,53 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 6 februari 2003;
III. bepaalt dat eiser sub 1 aan de onder II. vermelde veroordeling geen rechten kan ontlenen voordat Dexia de eigendom van de 59 aandelen ABN Amro, 59 aandelen Ahold en 59 aandelen ING waarop de leaseovereenkomst ziet heeft terugontvangen althans nadat eiser sub 1 aan Dexia een bedrag heeft betaald gelijk aan de waarde die de aandelen vertegenwoordigen op 21 november 2007 of heeft ingestemd met verrekening;
IV veroordeelt Dexia aan eiser sub 1 in het kader van overeenkomst 2 een bedrag van
€ 2.652,84 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 6 februari 2003;
V. veroordeelt eiseres sub 2 aan Dexia in het kader van overeenkomst 3 een bedrag van
€ 391,68 te voldoen,
VI. veroordeelt Dexia aan eiser sub 1 in het kader van overeenkomst 4 te voldoen
€ 36.325,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 30 januari 2002 tot aan de dag der voldoening;
VII. wijst het meer of anders gevorderde af;
In (voorwaardelijke) reconventie
VIII. wijst het gevorderde af;
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
IX. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op € 2.400,00 aan salaris gemachtigde en € 172,40 aan verschotten;
X. verklaart de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter