ECLI:NL:RBAMS:2007:BH4020
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verwijderingsbevel in het kader van openbare orde en overlastbestrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. B.G.M.C. Peters, en de burgemeester van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door M. Isik. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een verwijderingsbevel dat hem op 17 maart 2005 was opgelegd, waarbij hij zich gedurende veertien dagen uit een aangewezen overlastgebied moest verwijderen. De rechtbank oordeelde dat het verwijderingsbevel niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat het doel van het bevel, het bestrijden van overlast, gerechtvaardigd was.
De rechtbank overwoog dat eiser herhaaldelijk ordeverstorende gedragingen had vertoond, waaronder het openlijk voorhanden hebben van verdovende middelen. Ondanks de argumenten van eiser dat de overlast niet voldoende was om een verwijderingsbevel te rechtvaardigen, concludeerde de rechtbank dat de burgemeester op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening bevoegd was om het bevel op te leggen. De rechtbank stelde vast dat de hoorplicht was nageleefd en dat er geen sprake was van een schending van de zorgvuldigheidsbeginselen.
Eiser had ook aangevoerd dat het verwijderingsbevel een punitief karakter had en als een 'criminal charge' moest worden beschouwd, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. Het verwijderingsbevel werd gezien als een preventieve maatregel om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de inbreuk op het recht van eiser op bewegingsvrijheid gerechtvaardigd was, gezien het algemeen belang van het terugdringen van overlast in het overlastgebied. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand.