ECLI:NL:RBAMS:2007:BJ8583

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J.P. van Os van den Abeelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijsvoering door eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag, opgelegd op 17 oktober 2006, betrof een bedrag van € 48, bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 46 aan kosten. Eiser stelde dat hij in het bezit was van een geldig parkeerkaartje dat liep tot 15.50 uur, terwijl de parkeercontroleur constateerde dat er slechts een parkeerkaart was die geldig was tot 15.00 uur. Eiser heeft zijn stelling onderbouwd met een eigen verklaring en een overgelegde parkeerkaart, maar de rechtbank oordeelde dat deze bewijsvoering onvoldoende was om de juistheid van de constatering van de parkeercontroleur te weerleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de parkeercontroleur op het tijdstip van de constatering een parkeerkaart in het voertuig heeft aangetroffen die geldig was tot 15.00 uur. Eiser kon niet overtuigend aantonen dat hij de verschuldigde belasting had voldaan vóór het opleggen van de naheffingsaanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat bij het instellen van hoger beroep bepaalde formaliteiten in acht genomen moesten worden, zoals het indienen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift.

De rechtbank heeft geen termen gezien voor het toekennen van een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter T.J.P. van Os van den Abeelen, in aanwezigheid van griffier J.H.R. Massmann. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/139
Partijen
X, wonende te Z, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser op 17 oktober 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000001) parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 48, bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en uit € 46 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 12 december 2006, ontvangen bij de rechtbank op 14 december 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2007 te Amsterdam. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A.
2. Feiten
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van onder meer de navolgende feiten en omstandigheden:
Eiser is kentekenhouder van een voertuig met het kenteken 00-AA-BB (hierna: het voertuig). Op 17 oktober 2006 omstreeks 15.23 uur heeft een medewerker van de afdeling Stadstoezicht (hierna: de parkeercontroleur) het voertuig geparkeerd aangetroffen aan de A-straat ter hoogte van nummer 1.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
3.2. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag niet terecht is opgelegd. Hij stelt dat hij wel degelijk in het bezit was van een parkeerkaartje dat geldig was van 14.38 uur tot 15.50 uur. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. De ambtenaar heeft slechts een parkeerkaartje aangetroffen dat geldig was tot 15.00 uur.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Niet in geschil is dat op het tijdstip van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag op de betreffende plaats op grond van de Gewijzigde Verordening op de heffing en de invordering parkeerbelastingen 2006 parkeerbelasting verschuldigd was.
4.2. De parkeercontroleur heeft geconstateerd dat er een parkeerkaart in het voertuig lag dat geldig was tot 15.00 uur. Eiser stelt dat in het voertuig een parkeerkaart lag dat geldig was tot 15.50 uur. Deze parkeerkaart heeft eiser achteraf ook overgelegd.
4.3. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de constatering van de parkeercontroleur. Tegenover de verklaring van verweerder dat er slechts een parkeerkaart was aangetroffen die geldig was tot 15.00 uur, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank met alleen zijn eigen verklaring en de overgelegde parkeerkaart onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij vóór het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag de ter zake van het parkeren verschuldigde belasting heeft voldaan
4.4. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Griffierecht en proceskosten
Voor toekenning van een vergoeding van griffierecht dan wel het toekennen van een vergoeding van proceskosten acht de rechtbank geen termen aanwezig.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.-
Deze uitspraak is gedaan op en in het openbaar uitgesproken door mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, griffier, op de dag die als dag van verzending van het afschrift hierna is aangegeven.
De griffier, De rechter,
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.