ECLI:NL:RBAMS:2008:BC2257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/245 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ziekmelding brandweermannen Amsterdam en de gevolgen voor bezoldiging en plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een brandweerman en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van de Veerdonk, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat de bezoldiging over niet gewerkte uren zou worden ingehouden en dat er disciplinaire maatregelen zouden worden opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit besluit volgde op een massale ziekmelding van de A-ploeg van de Brandweer Amsterdam op 5 november 2005, waarbij eiser zich op 6 december 2005 ziek meldde. De Commandant van de Brandweer beschouwde de ziekmelding van eiser als een stakingsmiddel en legde hem een disciplinaire maatregel op.

De rechtbank oordeelde dat de eiser zich terecht ziek had gemeld en dat de besluiten van verweerder niet in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. De rechtbank stelde vast dat de ziekmelding van eiser in overeenstemming was met het ziekteverzuimprotocol en dat er geen bewijs was dat eiser verwijtbaar had gehandeld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00.

De rechtbank benadrukte dat het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid geldt vanaf de dag van ziekmelding en dat dit vermoeden alleen kan worden weerlegd door een verklaring van een arbodeskundige. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet op juiste gronden had gehandeld door de bezoldiging in te houden en de disciplinaire maatregel op te leggen. De uitspraak werd gedaan door mr. R.B. Kleiss, rechter, en bekendgemaakt op 16 januari 2008.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/245 AW
tussen:
[eiser], wonende te Amstelveen,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van de Veerdonk,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.H.G.T.E. de Wit, T. Kriek en D. Kransen.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 15 januari 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 6 december 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 23 oktober 2007.
2. OVERWEGINGEN
Bij de Brandweer Amsterdam bestaan er binnen de uitrukdienst een zogenaamde A- en B-ploeg. Beide ploegen bestaan uit ongeveer 125 brandweermedewerkers. Eiser is werkzaam binnen de B-ploeg.
Op 5 november 2005 meldt (vrijwel) de gehele A-ploeg zich ziek. De Commandant van de Brandweer is van mening dat de ziekmeldingen, gelet op de massaliteit daarvan, verband houden met de lopende onderhandelingen over het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO). Bij besluiten van 10 november 2005 heeft verweerder dan ook mede gedeeld dat de bezoldiging van de medewerkers van de A-ploeg over de op 5 november 2005 ten onrechte niet gewerkte uren zal worden ingehouden. Voorts heeft verweerder mede gedeeld dat de betrokkenen zich schuldig hebben gemaakt aan plichtsverzuim. Bij eenzelfde of soortgelijke handeling in de toekomst zal een disciplinaire maatregel worden opgelegd. In de wekelijkse personeelsuitgave van de ‘Flits’, die onder de medewerkers van de A- en B-ploeg wordt verspreid, besteedt de Brandweer aandacht aan de massale ziekmelding van 5 november 2005.
Op 6 december 2005 heeft eiser zich ziek gemeld. Naast eiser hebben op die dag ook (vrijwel) alle andere medewerkers van de B-ploeg zich ziek gemeld.
Bij brief van 12 december 2005 heeft de Commandant geconstateerd dat eiser de ziekmelding als stakingsmiddel heeft gebruikt. De Commandant is dan ook voornemens de bezoldiging over de ten onrechte niet gewerkte uren in te houden alsmede, in verband met plichtsverzuim, bij wijze van disciplinaire maatregel twee verlofdagen in te houden.
Op 10 januari 2006 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
Bij besluit van 13 maart 2006 heeft verweerder mede gedeeld dat de bezoldiging over de op 6 december 2005 ten onrechte niet gewerkte uren zal worden ingehouden op grond van artikel 453 van het Ambtenaren Reglement Amsterdam (ARA). Voorts zullen, bij wijze van disciplinaire maatregel, twee verlofdagen worden ingehouden op grond van artikel 1003, eerste lid, aanhef en onder c, van het ARA. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 13 maart 2006 gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser op de dag van ziekmelding thuis door een controleur is bezocht. Deze achtte eiser reisvaardig, zodat eiser diezelfde dag het spreekuur van de bedrijfsarts diende te bezoeken. Eiser heeft de bedrijfsarts die dag, en ook de dagen daarna, niet bezocht. Dit leidt ertoe dat niet is komen vast te staan of eiser zich al dan niet terecht heeft ziek gemeld. Er dient dan ook vanuit te worden gegaan dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan arbeidsverzuim als gevolg van verwijtbaar of nalatig handelen, zodat de bezoldiging over zes niet gewerkte uren kon worden ingehouden. Het verwijtbaar of nalatig handelen levert voorts plichtsverzuim op, zodat een disciplinaire maatregel kon worden opgelegd. Nu eiser zich, ondanks de opdracht daartoe, niet bij de bedrijfsarts heeft gemeld, konden er bij eiser twee verlofdagen worden ingehouden, aldus verweerder.
In beroep heeft eiser – kort weergegeven – aangevoerd dat hij ziek terugkwam van zijn vakantie in Portugal. Hij heeft zich ziek gemeld, conform het ziekteverzuimprotocol, omdat hij zich niet in staat voelde om op dat moment zijn zware werkzaamheden te verrichten. De ziekmelding was dus terecht. Bij zijn ziekmelding heeft de kazernemanager aangegeven dat eiser thuis controle kon verwachten. De controleur heeft geconcludeerd dat eiser arbeidsgeschikt was, zonder lichamelijk onderzoek te verrichten, hetgeen onvoldoende zorgvuldig is. Eiser ziet niet wat hem verweten wordt, daar hij de aanwijzingen van zijn leidinggevende en de bedrijfsarts heeft opgevolgd en heeft gehandeld conform de geldende regelgeving. Er is sprake van vooringenomenheid bij de besluitvorming. De bewijslast ten aanzien van eisers arbeidsgeschiktheid berust bij verweerder, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 453, eerste lid, van het ARA wordt over de tijd van arbeidsverzuim als gevolg van nalatigheid of verwijtbaar handelen van de ambtenaar, hem geen bezoldiging betaald, onverminderd de elders in de rechtspositieregelingen gegeven regels met betrekking tot het niet vervullen van de betrekking.
Ingevolge artikel 511, eerste lid, van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag dat de ambtenaar zich volgens de procedure genoemd in artikel 502a, eerste lid, arbeidsongeschikt heeft gemeld. Ingevolge het tweede lid eindigt de arbeidsongeschiktheid op het moment dat de ambtenaar:
a op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het volledig vervullen van zijn functie, of
b zijn functie volledig is gaan vervullen, tenzij dit in strijd is met de voorschriften van de arbodeskundige of gemaakte afspraken.
Ingevolge artikel 1003, eerste lid, aanhef en onder c, van het ARA kan de ambtenaar de straf worden opgelegd van vermindering van het recht op vakantie met ten hoogste drie dagen.
In het onderhavige geval is eiser bezocht door een speciaal daartoe uitgeruste controleur. Deze heeft eiser een kaartje gegeven waarop staat dat hij zich per direct op Schiphol Oost dient te melden voor een afspraak met de bedrijfsarts, dan wel, als hij daartoe niet in staat is, dit telefonisch te melden. Dat laatste heeft hij gedaan, gelet op de mail van 29 december 2005. De rechtbank is van oordeel dat eiser heeft gedaan waar hij opdracht toe gekregen heeft en dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Voorts is er geen verklaring van een bedrijfsarts waarin eiser arbeidsgeschikt wordt verklaard.
De stelling van verweerder dat het, gelet op de bijzondere omstandigheden van de massale ziekmelding, voor rekening van eiser komt dat hij niet medisch is onderzocht, omdat eiser er niet zelf actief voor heeft gezorgd dat hij door de bedrijfsarts onderzocht zou worden, kan de rechtbank niet volgen. Gelet op artikel 511 van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag van de ziekmelding en eindigt op het moment dat de ambtenaar op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het vervullen van zijn functie. Dat betekent dat vanaf het moment van ziekmelding het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid bestaat. Dit wettelijk vermoeden kan slechts wijken voor een verklaring van een arbodeskundige waarin eiser arbeidsgeschikt wordt verklaard. Het standpunt van verweerder dat inhoudt dat in deze bijzondere omstandigheden het bewijsrisico bij eiser wordt gelegd en dat tot gevolg heeft dat eiser bij ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts vanaf het moment van ziekmelding arbeidsgeschikt wordt geacht, is in strijd met artikel 511 van het ARA.
Het standpunt van verweerder dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij verhindering wegens ziekte heeft voorgewend, kan dan ook geen stand houden. Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet op grond van artikel 453, eerste lid, van het ARA kon besluiten tot het inhouden van eisers bezoldiging over zes niet gewerkte uren.
Nu aan het plichtsverzuim, en de gegeven waarschuwing, door verweerder eveneens het vermeende voorwenden van verhindering wegens arbeidsongeschiktheid ten grondslag is gelegd, kan ook dit deel van het bestreden besluit, gelet op het bovenstaande, geen stand houden.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
De rechter ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten, welke kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting x factor 1 x € 322,00).
De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht, nu dat niet geheven is.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op eisers bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 16 januari 2008 door mr. R.B. Kleiss, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Dutrieux, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Is verhinderd te tekenen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: A