ECLI:NL:RBAMS:2008:BC2266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/178 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ziekmelding brandweermannen Amsterdam en de gevolgen voor bezoldiging en disciplinaire maatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een brandweerman en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Bouwhuis, had zich op 6 december 2005 ziek gemeld vanwege een migraineaanval. De controleur die hem op die dag bezocht, oordeelde dat hij reisvaardig was, maar eiser was niet in staat om naar de Arbodienst te reizen. De rechtbank oordeelde dat de controleur niet medisch onderlegd was en dat het niet duidelijk was hoe hij tot zijn oordeel kwam. Eiser stelde dat hij niet in strijd met de integriteitsregels had gehandeld en dat hij zich als een goed ambtenaar had gedragen.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 511 van het Ambtenaren Reglement Amsterdam (ARA) arbeidsongeschiktheid ingaat op de dag van ziekmelding. De rechtbank oordeelde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders, niet op grond van artikel 453 van het ARA de bezoldiging over zes niet gewerkte uren kon inhouden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekende dat eiser geen recht had op bezoldiging omdat hij niet had meegewerkt aan het onderzoek door de arbodeskundige, wat als plichtsverzuim werd aangemerkt. De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ziekmeldingen en de rol van arbodeskundigen in het proces van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank stelde vast dat het bewijsrisico bij de werkgever ligt en dat een werknemer niet zonder meer als arbeidsgeschikt kan worden beschouwd zonder een verklaring van een arbodeskundige. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop ziekmeldingen en de daaropvolgende procedures door werkgevers worden behandeld, vooral in situaties van massale ziekmeldingen.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/178 AW
tussen:
[eiser], wonende te Castricum,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. J. Bouwhuis,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.H.G.T.E. de Wit, T. Kriek en D. Kransen.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 12 januari 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 6 december 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 23 oktober 2007.
2. OVERWEGINGEN
Bij de Brandweer Amsterdam bestaan er binnen de uitrukdienst een zogenaamde A- en B-ploeg. Beide ploegen bestaan uit ongeveer 125 brandweermedewerkers. Eiser is werkzaam binnen de B-ploeg.
Op 5 november 2005 meldt (vrijwel) de gehele A-ploeg zich ziek. De Commandant van de Brandweer is van mening dat de ziekmeldingen, gelet op de massaliteit daarvan, verband houden met de lopende onderhandelingen over het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO). Bij besluiten van 10 november 2005 heeft verweerder dan ook mede gedeeld dat de bezoldiging van de medewerkers van de A-ploeg over de op 5 november 2005 ten onrechte niet gewerkte uren zal worden ingehouden. Voorts heeft verweerder mede gedeeld dat de betrokkenen zich schuldig hebben gemaakt aan plichtsverzuim. Bij eenzelfde of soortgelijke handeling in de toekomst zal een disciplinaire maatregel worden opgelegd. In de wekelijkse personeelsuitgave van de ‘Flits’, die onder de medewerkers van de A- en B-ploeg wordt verspreid, besteedt de Brandweer aandacht aan de massale ziekmelding van 5 november 2005.
Op 6 december 2005 heeft eiser zich ziek gemeld. Naast eiser hebben op die dag ook (vrijwel) alle andere medewerkers van de B-ploeg zich ziek gemeld.
Bij brief van 12 december 2005 heeft de Commandant geconstateerd dat eiser de ziekmelding als stakingsmiddel heeft gebruikt. De Commandant is dan ook voornemens de bezoldiging over de ten onrechte niet gewerkte uren in te houden alsmede, in verband met plichtsverzuim, bij wijze van disciplinaire maatregel twee verlofdagen in te houden.
Op 10 januari 2006 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
Bij besluit van 13 maart 2006 heeft verweerder mede gedeeld dat de bezoldiging over de op 6 december 2005 ten onrechte niet gewerkte uren zal worden ingehouden op grond van artikel 453 van het Ambtenaren Reglement Amsterdam (ARA). Voorts zullen, bij wijze van disciplinaire maatregel, twee verlofdagen worden ingehouden op grond van artikel 1003, eerste lid, aanhef en onder c, van het ARA. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 13 maart 2006 gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser op de dag van ziekmelding thuis door een controleur is bezocht. Deze achtte eiser reisvaardig, zodat eiser diezelfde dag het spreekuur van de bedrijfsarts diende te bezoeken. Eiser heeft de bedrijfsarts die dag, en ook de dagen daarna, niet bezocht en heeft evenmin telefonisch contact opgenomen met de arbodienst en/of de Brandweer. Eiser heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan arbeidsverzuim als gevolg van verwijtbaar of nalatig handelen, zodat de bezoldiging over zes niet gewerkte uren kon worden ingehouden. Het verwijtbaar of nalatig handelen levert voorts plichtsverzuim op, zodat een disciplinaire maatregel kon worden opgelegd. Nu eiser zich, ondanks de opdracht daartoe, niet bij de bedrijfsarts heeft gemeld, konden er bij eiser twee verlofdagen worden ingehouden, aldus verweerder.
In beroep heeft eiser – kort weergegeven – aangevoerd dat zijn partner hem op 6 december 2005 heeft ziek gemeld in verband met een migraineaanval. Hij was, vanwege de medicijnen niet in staat om af te reizen naar de Arbodienst. De controleur die eiser op die dag om 18.30 uur bezocht, heeft hem niet daadwerkelijk onderzocht, maar wel geoordeeld dat hij reisvaardig was. Het was eiser niet duidelijk dat hij nog diezelfde avond naar de bedrijfsarts moest gaan. Gezien het tijdstip van de controle was het ook de vraag of eiser daar vanuit moest gaan. De controleur is bovendien niet medisch onderlegd, althans geen arts, zodat niet duidelijk is hoe hij tot het oordeel kwam dat eiser reisvaardig was.
Eiser heeft niet gehandeld in strijd met de integriteitsregels en heeft wel degelijk gehandeld zoals een goed ambtenaar betaamt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 541, aanhef en onder b, van het ARA heeft de ambtenaar geen recht op bezoldiging genoemd in artikel 521 voor de duur dat hij weigert mee te werken aan een onderzoek door een arbodeskundige.
Ingevolge artikel 453, eerste lid, van het ARA wordt over de tijd van arbeidsverzuim als gevolg van nalatigheid of verwijtbaar handelen van de ambtenaar, hem geen bezoldiging betaald, onverminderd de elders in de rechtspositieregelingen gegeven regels met betrekking tot het niet vervullen van de betrekking.
Ingevolge artikel 511, eerste lid, van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag dat de ambtenaar zich volgens de procedure genoemd in artikel 502a, eerste lid, arbeidsongeschikt heeft gemeld. Ingevolge het tweede lid eindigt de arbeidsongeschiktheid op het moment dat de ambtenaar:
a op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het volledig vervullen van zijn functie, of
b zijn functie volledig is gaan vervullen, tenzij dit in strijd is met de voorschriften van de arbodeskundige of gemaakte afspraken.
Ingevolge artikel 1003, eerste lid, aanhef en onder c, van het ARA kan de ambtenaar de straf worden opgelegd van vermindering van het recht op vakantie met ten hoogste drie dagen.
Eiser is onderzocht door een speciaal daartoe uitgeruste controleur. Deze heeft vastgesteld dat eiser in staat was te reizen, zodat eiser naar de bedrijfsarts diende te gaan. Indien eiser van mening was hiertoe niet in staat te zijn, is het naar het oordeel van de rechtbank aan eiser om, bijvoorbeeld door middel van een verklaring van de huisarts, aan te tonen dat dit inderdaad het geval was. De stelling van eiser dat hij niet kon reizen vanwege de medicatie die hij had ingenomen, is hiertoe niet voldoende. Eiser heeft een dergelijk bewijs niet overgelegd, zodat van eisers reisvaardigheid uitgegaan moet worden.
Verweerder heeft het inhouden van de bezoldiging gebaseerd op artikel 453, eerste lid van het ARA. Voor toepassing daarvan is het nodig dat het arbeidsverzuim het gevolg is van het verwijtbaar handelen. Nu er geen oordeel van een arbodeskundige ligt over eisers arbeidsgeschiktheid is er geen tegenbewijs is voor het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid. Het arbeidsverzuim dient daarom als gevolg van de arbeidsongeschiktheid te worden gezien en niet als gevolg van het verwijtbaar handelen.
De stelling van verweerder dat het voor rekening van eiser komt dat hij niet medisch is onderzocht, omdat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht om naar de bedrijfsarts te gaan, kan de rechtbank niet volgen. Gelet op artikel 511 van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag van de ziekmelding en eindigt op het moment dat de ambtenaar op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het vervullen van zijn functie. Dat betekent dat vanaf het moment van ziekmelding het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid bestaat. Dit wettelijk vermoeden kan slechts wijken voor een verklaring van een arbodeskundige waarin eiser arbeidsgeschikt wordt verklaard. Het standpunt van verweerder dat inhoudt dat het bewijsrisico bij eiser wordt gelegd en dat tot gevolg heeft dat eiser bij ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts vanaf het moment van ziekmelding arbeidsgeschikt wordt geacht, is in strijd met artikel 511 van het ARA.
Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet op grond van artikel 453, eerste lid, van het ARA eisers bezoldiging over zes niet gewerkte uren kon inhouden.
Nu aan het plichtsverzuim, en het inhouden van twee verlofdagen, door verweerder eveneens arbeidsverzuim als gevolg van verwijtbaar of nalatig handelen ten grondslag is gelegd, kan dit deel van het bestreden besluit, gelet op het bovenstaande, evenmin stand houden.
Dat betekent dat het beroep gegrond zal worden verklaard en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
Eiser heeft niet voldaan heeft aan de opdracht van de controleur om naar de bedrijfsarts te gaan, daarmee heeft hij geweigerd mee te werken een onderzoek door een arbodeskundige. Hij heeft verweerder tegengewerkt in diens poging om de arbeids(on)geschiktheid van eiser te onderzoeken en dat valt hem te verwijten, zeker gelet op de omstandigheden van de massale ziekmelding. Eiser heeft derhalve op grond van artikel 541, aanhef en onder b, van het ARA geen recht op bezoldiging. Tevens kan deze gedraging als plichtsverzuim worden bestempeld, zodat verweerder bevoegd was een disciplinaire straf op te leggen. De straf is naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig. Hierbij acht de rechtbank van belang de bijzondere omstandigheden gelegen in de massale ziekmelding, de gevolgen die de eerdere massale ziekmelding in november 2005 had gehad en de aankondiging in de ‘Flits’ dat bij soortgelijke handelingen een disciplinaire straf zal worden opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten, welke kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting x factor 1 x € 322,00).
De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht, nu dat niet geheven is.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 16 januari 2008 door mr. R.B. Kleiss, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Dutrieux, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Is verhinderd te tekenen