ECLI:NL:RBAMS:2008:BC2869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
360336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis en de gevolgen voor een eerlijk proces

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 24 februari 1993. De eiseres, Fortis Bank (Nederland) N.V., had verzet ingesteld tegen het verstekvonnis, waarbij de rechtbank moest beoordelen of dit verzet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de tijdige indiening van het verzet noodzakelijk was om te voldoen aan de eisen van een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat Fortis Bank niet voldoende bewijs had geleverd om haar vordering van ƒ 10.226,30 te onderbouwen, en dat de gedaagde, [A], niet had erkend dat hij deze schuld had. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen van Fortis Bank af, waarbij zij oordeelde dat de bank niet had voldaan aan haar stelplicht. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Fortis Bank, met uitzondering van de kosten die voortvloeiden uit het niet verschijnen van [A]. De rechtbank benadrukte het belang van toegang tot de rechter en een eerlijk proces in haar beslissing.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 360336 / HA ZA 07-108
Vonnis in verzet van 9 januari 2008
in de zaak van
de naamloze vennootschap
FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
(voorheen genaamd: Verenigde Spaarbank N.V.),
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. B. Schuit (n.o.t. m.i.v. 9-11-2007),
tegen
[A],
wonende te [-],
gedaagde,
eiser in het verzet,
procureur mr. A.S. Rueb.
Partijen zullen hierna Fortis Bank en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 augustus 2007,
- de akte van Fortis Bank, met producties,
- de antwoordakte van [A].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is Fortis Bank, gelet op de gemotiveerde betwisting van [A] dat zijn schuld aan Fortis Bank ƒ 10.226,30 bedroeg, in welk kader hij onder meer heeft gewezen op de omstandigheid dat hij slechts een kredietlimiet van ƒ 2.000,00 had, in de gelegenheid gesteld aanvullende informatie te verstrekken over de omvang van de vordering van Fortis Bank op [A], waaronder tevens begrepen informatie over de overeengekomen, eventueel tussentijds gewijzigde, kredietlimiet.
2.2. Fortis Bank heeft in haar akte – samengevat – het volgende aanvullend gesteld.
Uit het systeem van de door Fortis Bank ingeschakelde gemachtigde (hierna: de gemachtigde) blijkt dat de [A] naar aanleiding van sommaties in oktober 1992 telefonisch contact heeft opgenomen met de gemachtigde en uitstel van betaling heeft gevraagd in verband met een schuldsaneringaanvraag. Door de vordering toen niet te betwisten, heeft [A] de vordering erkend. Hiermee staat vast, aldus nog steeds Fortis Bank, dat het saldo zoals dat in de inleidende dagvaarding van 4 december 1992 staat vermeld, als vaststaand dient te worden aangenomen.
Voorts stelt Fortis Bank dat zij thans, ruim veertien jaar na het verstekvonnis, niet meer in staat is om rekeningafschriften te overleggen waaruit de opbouw van de vordering van ƒ 10.226,30 blijkt, hetgeen ook niet van haar verlangd kan worden. Ook kan zij niet meer nagaan wat de kredietlimiet was, maar duidelijk is dat deze op enig moment zodanig is overschreden dat tot algehele opeising is overgegaan.
Tot slot wijst Fortis Bank op twee door haar in het geding gebrachte brieven. De eerste, gedateerd 27 juni 1994, is door de curator van [A] aan Fortis Bank gestuurd en daarin bevestigt de curator dat de vordering van Fortis Bank op de lijst van voorlopig erkende crediteuren is geplaatst. De tweede, gedateerd 29 november 2001, is een brief van de deurwaarder van Fortis Bank aan [A], waarin hij wordt gesommeerd de volledig uitstaande schuld van ƒ 54.462,01 te voldoen.
2.3. In zijn akte heeft [A] – kort gezegd – betwist dat hij door in het telefoongesprek met de gemachtigde te verzoeken om vooralsnog niet tot dagvaarding over te gaan, de omvang van de schuld heeft erkend. Ook het plaatsen van de vordering op de lijst van voorlopig erkende crediteuren houdt geen erkenning in. Dat Fortis Bank thans niet meer over stukken beschikt om haar vordering te onderbouwen, komt voor risico van Fortis Bank, aldus nog steeds [A].
2.4. Fortis Bank heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de schuld van [A] ƒ 10.226,30 bedroeg en/of dat de oorspronkelijk overeengekomen kredietlimiet van ƒ 2.000,00 op enig moment is verhoogd.
Fortis Bank wordt niet gevolgd in haar stelling dat [A] door telefonisch om uitstel te vragen en niet in dat gesprek inhoudelijk op de sommatie te reageren, geacht kan worden de vordering destijds te hebben erkend. Immers, een enkel verzoek om uistel, houdt nog niet in dat [A] de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering destijds heeft bevestigd. Evenmin kan aan het plaatsen van een vordering op de lijst van voorlopig erkende crediteuren de gevolgtrekking worden verbonden dat de vordering destijds door [A] is erkend, nog los van de omstandigheid dat uit de brief van de curator niet blijkt om welk bedrag het gaat. Ook de brief van 29 november 2001 verschaft geen informatie over de omvang van de gestelde vordering van ƒ 10.226,30 van Fortis Bank op [A].
2.5. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat Fortis Bank – de partij die te dien aanzien de stelplicht heeft – niet is geslaagd om informatie te verstrekken over de omvang van haar vordering op [A], daaronder begrepen de kredietlimiet. Daarmee heeft Fortis Bank haar stelling dat de vordering ƒ 10.226,30 bedroeg, in het licht van de gemotiveerde betwisting van [A], onvoldoende met redenen omkleed, op grond waarvan aan deze stelling voorbij wordt gegaan. Bij deze stand van zaken is dan ook geen plaats voor bewijslevering, zoals door Fortis Bank aangeboden.
2.6. Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De vorderingen van Fortis Bank zullen alsnog worden afgewezen.
2.7. Fortis Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in artikel 141 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor rekening van [A] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [A] in eerste instantie niet is verschenen. Op grond van diezelfde bepaling komen ook de kosten van het betekenen van het verstekvonnis voor rekening van [A], maar nu het exploot van betekening zich niet bij de stukken bevindt, kan niet kan worden vastgesteld wat de kosten daarvan voor Fortis Bank zijn geweest. Deze kosten worden dan ook begroot op nihil.
De door Fortis Bank te vergoeden kosten aan de zijde van [A], te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.728 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 74,00
- in debet gesteld vast recht 220,00
- salaris procureur 960,00 (2,5 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.254,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. vernietigt het door deze rechtbank op 24 februari 1993 onder zaaknummer / rolnummer H 92.3788 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
3.2. wijst de vorderingen af,
3.3. veroordeelt Fortis Bank in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten van de verzetprocedure met uitzondering van na te melden kosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.254,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.728 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
3.4. veroordeelt [A] in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van Fortis Bank tot op heden begroot op nihil voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
3.5. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2008.?