ECLI:NL:RBAMS:2008:BC8727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394848 / KG ZA 08-645 OdC/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op publicatie neptoespraak minister-president Balkenende

In deze zaak vorderde de Staat der Nederlanden in kort geding een verbod op de publicatie van een neptoespraak van minister-president Jan Peter Balkenende in het tijdschrift Opinio. De vordering werd afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2008. De Staat stelde dat de publicatie van de neprede de reputatie van de minister-president schaadde en dat er sprake was van een onjuiste weergave van feiten. De redactie van Opinio voerde echter aan dat het artikel een satirische pastiche was, bedoeld om een debat over de islam en het CDA uit te lokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de neprede overduidelijk een verzinsel was en dat er geen sprake was van een onjuiste weergave van feiten. De rechter benadrukte dat Balkenende, als publiek figuur, zich moest laten welgevallen dat er kritische en satirische uitingen over hem werden gedaan. De vordering van de Staat werd afgewezen, en de Staat werd veroordeeld in de proceskosten van Opinio. De rechter concludeerde dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder woog dan de belangen van de Staat en de minister-president.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 394848 / KG ZA 08-645 OdC/MV
Vonnis in kort geding van 4 april 2008
in de zaak van
de STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te Den Haag,
eiser bij dagvaarding van 4 april 2008,
procureur mr. P.N. van Regteren Altena,
advocaat mr. H.J.M. Boukema te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OPINIO MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde2],
kantoorhoudend te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. C. Hellingman.
Partijen zullen hierna ook de Staat, Opinio en [gedaagde2] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 4 april 2008 heeft de Staat gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Opinio en [gedaagde2] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 4 april 2008 in verkorte vorm vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere uitwerking.
2. De feiten
2.1. Opinio is uitgever van het weekblad Opinio. [gedaagde2] is hoofdredacteur van dit weekblad.
2.2. In Opinio nummer 14 van 2008, vanaf 4 april 2008 verkrijgbaar in de winkel, is een stuk opgenomen met de titel “De geheime rede van Balkenende”. De inleiding hierbij luidt als volgt:
Afgelopen zondag vond er een geheim beraad plaats van een dertigtal CDA-prominenten. Bij die gelegenheid hield Jan Peter Balkenende aan de hand van enkele punten een opmerkelijke rede. Hij sprak vrijuit over de islam en de noodzaak voor het CDA om een visie daarop te ontwikkelen. ‘Wij kunnen en mogen niet langer zeggen dat het allemaal hetzelfde is. Bijbel en Koran – allemaal hetzelfde. Nee, en nog eens nee. Wij moeten niet meegaan in die laffe vergelijking van één pot nat.’ Via via ontving Opinio de weergave van de rede.
De gehele tekst van de rede zal aan dit vonnis worden gehecht.
De rede is niet door minister-president Balkenende geschreven of uitgesproken. “Afgelopen zondag” heeft evenmin een geheim beraad van CDA-prominenten plaatsgevonden. De redactie van Opinio heeft de “neprede”, voorafgaand aan publicatie, per e-mail naar een aantal redacties van Nederlandse media gezonden.
2.3. Op 3 april 2008 heeft de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) een persbericht uitgebracht met de volgende tekst:
Mededeling aan redacties (niet voor publicatie)
Het blad Opinio heeft een toespraak verspreid, waarin de minister-president gezegd zou hebben dat “de Islam een probleem” is.
Deze toespraak is niet van de hand van de minister-president en is ook nooit door hem gehouden.
Een toespraak met een inhoud als deze zou ook nooit door hem gehouden kunnen zijn.
De minister-president verkeerde op de door Opinio genoemde dag (afgelopen zondag) ook niet in CDA-gezelschap maar bij zijn gezin.
De minister-president betreurt het zeer dat het weekblad, zonder enige vorm van wederhoor of verificatie vooraf, tot verspreiding en publicatie van de fake-redevoering is overgegaan. Het getuigt van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef en journalistiek fatsoen om de minister-president – juist over een onderwerp als dit – opvattingen toe te schrijven die in het geheel niet de zijne zijn.
2.4. Op 3 en 4 april 2008 is in de dagbladen Trouw, De Volkskrant en NRC Handelsblad en op de website nieuws.nl aandacht besteed aan de publicatie in Opinio. In de desbetreffende artikelen is vermeld dat het hier in werkelijkheid niet gaat om een rede van Balkenende.
3. Het geschil
3.1. De Staat vordert – kort gezegd – gedaagden op straffe van dwangsommen (mede ten titel van voorschot op de schadevergoeding) te bevelen de openbaarmaking van de ten onrechte aan Balkenende toegeschreven rede te staken, in het eerstvolgende nummer van Opinio en op de website van Opinio een rectificatie te plaatsen (met de kop “Rede Balkenende was vervalst”) en de tekst van deze rectificatie als persbericht te versturen naar diegenen naar wie de “neprede” eveneens is verstuurd.
3.2. De Staat stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. De Staat treedt in dit geding op krachtens eigen recht en krachtens (proces) volmacht van Balkenende. De Staat heeft tot taak om zijn reputatie en die van zijn minister-president te beschermen. In de neprede worden Balkenende woorden in de mond gelegd die niet de zijne zijn. In zoverre is sprake van een onjuiste of valse weergave van feiten. De neprede wekt verder de indruk dat Balkenende onoprecht is geweest in zijn publiekelijk ingenomen positie, dat hij huichelt en onbetrouwbaar is. Opinio heeft zich niet gehouden aan algemeen geldende journalistieke regels, zoals het duidelijk scheiden van feitelijke oordelen en opinies en dat nieuws op waarheid gebaseerd moet zijn. De meeste lezers zullen de rede als waar aannemen, alleen de goed ingevoerde lezers zullen begrijpen dat Balkenende deze uitspraken onmogelijk kan hebben gedaan. De publicatie komt in het huidige tijdsgewricht ongelegen en dient geen redelijk doel. Het recht op vrije meningsuiting van Opinio (artikel 10 EVRM) dient daarom te wijken voor het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (waaronder het recht op bescherming van eer en goede naam) van de Staat en Balkenende (artikel 8 EVRM). De publicatie is onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW. De gevraagde voorzieningen – die een beperking inhouden van de vrijheid van meningsuiting – zijn noodzakelijk in een democratische samenleving en zij dienen de door artikel 10 lid 2 EVRM beschermde belangen, te weten bescherming van de openbare veiligheid en bescherming van de reputatie van de Staat en zijn minister-president. De pressing social need is erin gelegen dat geen olie op het vuur moet worden gegooid. De gevraagde voorzieningen zijn proportioneel en functioneel.
3.3. Opinio heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat zij bij wijze van pastiche een rede van Balkenende heeft gepubliceerd. Een pastiche is een opzettelijke nabootsing met satirische of kritische bijbedoelingen. Iedere lezer zal de dubbele bodem begrijpen, zoals ook blijkt uit het artikel in De Volkskrant van 4 april 2008, waarin is vermeld dat het niet gaat om een werkelijk uitgesproken rede. De tekst van de neprede is voorafgaand aan publicatie verstuurd naar een aantal media, wat de RVD de gelegenheid heeft gegeven een persbericht (zie 2.3.) uit te brengen. Tal van media hebben aandacht aan dit persbericht besteed, zodat bij het publiek al lang en breed bekend is dat het hier gaat om een neprede. Het debat dat Opinio met de pastiche wil aanzwengelen dient te gaan over het gebrek aan visie van het CDA en zijn coalitiegenoten op de islam. De gevestigde politieke partijen worden gegijzeld door Geert Wilders die de toon van het debat bepaalt. Het debat moet in het openbaar worden gevoerd en niet voor de rechter. Opinio zal als vervolg op de neprede in het komende nummer een open brief aan Balkenende over dit onderwerp publiceren.
Als de Staat al kan worden aangetast in zijn persoonlijke levenssfeer, dan is hiervan in dit geval geen sprake. Nergens in de pastiche wordt iets aan de Staat toegerekend. Voor zover het gaat om Balkenende worden hem als leider van het CDA en niet als minister-president woorden toegedicht. Zo er al sprake zou zijn van aantasting van de persoonlijke levenssfeer van Balkenende, dan wordt die aantasting gerechtvaardigd door het belang van het publieke debat, waarin van de leider van het CDA kan worden verwacht dat hij zich duidelijk uitspreekt over religieuze en culturele zaken. Om die reden is de publicatie niet onrechtmatig. Een inperking van de vrijheid van meningsuiting voldoet in dit geval ook niet aan de eisen die hieraan in artikel 10 lid 2 EVRM worden gesteld. Balkenende is een publiek figuur en moet zich pastiches, cartoons en ironische columns etc. laten welgevallen.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen van de Staat houden een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van Opinio en [gedaade2] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld in het belang van de openbare veiligheid of ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer het gewraakte artikel van Opinio onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW.
4.2. De “neprede” van Balkenende in Opinio heeft tot doel het CDA uit te lokken tot het formuleren van een duidelijker visie op de islam. Het artikel is overduidelijk een verzinsel dat op karikaturale wijze (het gebrek aan) polemiek omtrent het christendom en de islam aan de orde stelt en uitlokt. Er is dus geen sprake van een onjuiste of valse weergave van feiten, zoals de Staat meent. De overgelegde commentaren met betrekking tot het artikel in een aantal landelijke bladen maken dit nog eens extra duidelijk aan het publiek voor het geval dit al zou kunnen denken dat van een waarheidsgetrouw verslag sprake zou zijn. Daardoor vervalt ook het belang van de Staat bij een rectificatie. De Staat zal bovendien zonodig via de RVD en via diplomatieke kanalen eventuele misverstanden kunnen rechtzetten. Daarbij moet ook worden bedacht dat Opinio op kritische en opiniërende wijze een debat wil aanzwengelen over een belangrijk maatschappelijk onderwerp en dat het haar in beginsel vrijstaat hiervoor de (journalistieke) vorm te kiezen die haar goed dunkt om dit te bereiken. Dit zou anders kunnen zijn indien het artikel een nodeloos grievende inhoud zou hebben of in nodeloos grievende bewoordingen zou zijn gesteld. Dat is hier echter niet het geval. Opinio heeft terecht aangevoerd dat het hier gaat om een politiek debat dat in het openbaar (en niet in de rechtszaal) moet worden gevoerd. De Staat maakt in dit geding ten onrechte gebruik van politieke argumenten om het gewraakte artikel te verbieden. Het artikel is dan ook niet onrechtmatig. Het tast – hoewel kritisch – de goede naam van Balkenende niet aan, te minder nu meteen bekend is geworden dat het om een neprede gaat. Voor zover het een kritische bejegening van Balkenende betreft, geldt dat hij zich dit als minister-president en als leider van het CDA zal moeten laten welgevallen. De Staat heeft nog aangevoerd dat de neprede “olie op het vuur is” en “een brandende sigaret in een vuurwerkwinkel”, maar concrete feiten of omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat de neprede de openbare veiligheid in gevaar brengt zijn gesteld noch gebleken. De conclusie is dat een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting in de gegeven omstandigheden niet voldoet aan de eisen die artikel 10 lid 2 EVRM hieraan stelt. De gevraagde voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.
4.3. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Opinio worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van Opinio en [gedaagde2] tot op heden begroot op EUR 1.070,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2008.?
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 394848 / KG ZA 08-645 OdC/MV
Vonnis in kort geding van 4 april 2008
in de zaak van
de STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te Den Haag,
eiser bij dagvaarding van 4 april 2008,
procureur mr. P.N. van Regteren Altena,
advocaat mr. H.J.M. Boukema te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OPINIO MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde2],
kantoorhoudend te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. C. Hellingman.
Partijen zullen hierna de Staat en Opinio en [gedaagde2] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 4 april 2008 heeft de Staat gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Opinio en [gedaagde2] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 4 april 2008 de beslissing gegeven en is ter zitting meegedeeld dat de uitwerking daarvan op 24 april 2008 zal volgen.
2. De beoordeling
2.1.
In die uitwerking zal in ieder geval het volgende worden overwogen.
Het artikel is overduidelijk een verzinsel dat op karikaturale wijze (het gebrek aan) polemiek omtrent het christendom en de islam aan de orde stelt en uitlokt. Er is dus geen sprake van een onjuiste of valse weergave van feiten, zoals de Staat meent.
De overgelegde commentaren met betrekking tot het artikel in een aantal landelijke bladen maakt dit nog eens extra duidelijk aan het publiek voor het geval dit al zou kunnen denken dat van een waarheidsgetrouw verslag sprake zou zijn. Daardoor vervalt ook het belang van de Staat bij een rectificatie. De Staat zal bovendien zonodig via de Rijksvoorlichtingsdienst en via diplomatieke kanalen eventuele misverstanden kunnen rechtzetten.
Voor zover het hier een kritische bejegening van de heer Balkenende betreft, geldt dat hij zich dit als minister-president en leider van het CDA zal moeten laten welgevallen.
De gevraagde voorziening zal daarom worden afgewezen.
2.2. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Opinio worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
3.2. veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van Opinio en [gedaagde2] tot op heden begroot op EUR 1.070,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2008.?