ECLI:NL:RBAMS:2008:BC9200

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/994496-07 (zaak A); 13/994495-07 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.G. Bauduin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder in strafzaak tegen een FIR boer over het gebruik van niet-emissiearme meststoffen

In deze zaak, behandeld door de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam, zijn twee strafzaken tegen de verdachte gevoegd, aangeduid als zaak A en zaak B. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk gebruiken van dierlijke meststoffen op een perceel grasland in Weesp, waarbij deze meststoffen niet emissiearm werden aangewend. De zitting vond plaats op 21 maart 2008, waar de verdachte zijn verdediging voerde en aanvoerde dat hij alles deed om de ammoniakemissie te minimaliseren door gebruik te maken van de methode van Fysische Ionen Regulatie (FIR). Hij stelde dat deze methode minder schade toebrengt aan de bodemstructuur en de organismen in de bovenlaag van de bodem dan traditionele methoden.

De rechter oordeelde echter dat de door de verdachte gebruikte methode niet valt binnen de door de wetgever toegestane emissiearme methoden. Er was geen bewijs dat de verdachte een ontheffing of vrijstelling had verkregen voor zijn methode van mestuitrijden. De rechter achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten die hem ten laste waren gelegd.

De economische politierechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een geldboete van € 1000,- geëist, maar de rechter besloot de boete te matigen tot € 200,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechter hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan en de persoon van de verdachte, die trachtte bij te dragen aan milieudoelen, maar desondanks de wet overtrad.

De uitspraak werd gedaan op 4 april 2008, waarbij de rechter de verdachte veroordeelde tot een geldboete van € 200,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen. De rechter verklaarde dat de bewezen feiten strafbaar waren en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor het handelen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/994496-07 (zaak A); 13/994495-07 (zaak B)
Datum uitspraak: 4 april 2008
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaken tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het op het adres [adres].
De economische politierechter heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.
De economische politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is met betrekking tot zaak A telastegelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 15 maart 2007 tot en met 16
maart 2007 te Weesp, (telkens) al dan niet opzettelijk, op een perceel
grasland gelegen aan de [adres] dierlijke meststoffen heeft gebruikt terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend.
Aan verdachte is met betrekking tot zaak B telastegelegd dat
hij op of omstreeks 14 september 2007 te Weesp, al dan niet opzettelijk, op een perceel
grasland gelegen aan de [adres] dierlijke meststoffen heeft gebruikt terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
Door verdachte is aangevoerd dat hij alles heeft gedaan om de ammoniakemissie zo laag mogelijk te krijgen en dat de door hem gebruikte methodes (waaronder Fysische Ionen Regulatie (FIR) er toe leiden dat er aanzienlijk minder emissie van ammoniak plaatsvindt. Bovendien voert hij aan dat de door hem uitgevoerde wijze van uitrijden van mest – door middel van een giertank waarbij de vloeibare mest via een sproeikop en een ketsplaat over het grasland wordt verspreid – minder schade aan de structuur van de bodem veroorzaakt en aan de in de bovenlaag van de bodem levende organismen dan wanneer de meststoffen met zeer zware machines in het gras zouden worden geïnjecteerd.
Allereerst staat vast dat de door de verdachte gebruikte methode niet valt binnen de methodes die de wetgever toelaatbaar heeft geacht als emissiearm aanwenden. Niet is gebleken dat verdachte een ontheffing heeft verkregen of over een vrijstelling beschikt voor zijn methode van het uitrijden van mest. De door verdachte bepleite vrijspraak moet daarom stranden.
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
met betrekking tot het in zaak A telastegelegde
op tijdstippen in de periode van 15 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 te Weesp, telkens opzettelijk, op een perceel grasland gelegen aan de [adres] dierlijke meststoffen heeft gebruikt terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend;
met betrekking tot het in zaak B telastegelegde:
op 14 september 2007 te [woonplaats], opzettelijk, op een perceel
grasland gelegen aan de [adres] dierlijke meststoffen heeft gebruikt terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De economische politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting acht de economische politierechter het aannemelijk geworden dat het de bedoeling van verdachte is de doelen die de wettelijke regeling nastreeft – in het bijzonder de vermindering van de emissie van ammoniakgassen – te dienen. Zij het dat hij daarvoor alternatieve methodes gebruikt. Dat neemt niet weg dat de wetgever de door hem gevolgde methode niet toestaat en ook niet te verwachten valt dat dit in de (nabije) toekomst zal veranderen. Verdachte is daarom onverminderd gehouden de toepasselijke wettelijke bepalingen na te leven.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar met betrekking tot zaak A en zaak B bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Nu verdachte ervoor kiest eigenmachtig de door hem beter geachte methode te volgen waarvan hij weet dat die strijdt met de wet en hij al eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld is een boete op zijn plaats.
Er bestaat wel aanleiding de door de officier van justitie gevorderde boete aanzienlijk te matigen nu verdachte zoals al overwogen tracht een bijdrage te leveren aan het milieu.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 5 van het Besluit gebruik meststoffen.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De economische politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van ene voorschrift, gesteld krachtens artikel 7 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan en meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 200,- (twee honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.P. Friperson, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze economische politierechter van 4 april 2008.