ECLI:NL:RBAMS:2008:BC9407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394036 / KG ZA 08-578 WT/RV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Tonkens - Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van beeld- en geluidsopnamen in SBS-televisieprogramma wegens schending van de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een veroordeelde, en gedaagden, waaronder een journalist en een productiebedrijf. Eiser vorderde een verbod op de uitzending van beeld- en geluidsopnamen die op 20 februari 2008 van hem waren gemaakt, waarin hij werd geconfronteerd met zijn strafrechtelijk verleden. Eiser stelde dat de openbaarmaking van deze opnamen een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer zou vormen, vooral omdat hij zich in de resocialisatiefase bevond en zijn terugkeer in de maatschappij bemoeilijkt zou worden. Gedaagden voerden aan dat de uitzending van belang was voor het publiek, omdat het de gevaren van internetdaten belichtte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser in dit geval zwaarder woog dan het recht van gedaagden op vrijheid van meningsuiting. De rechter verbood gedaagden om de opnamen openbaar te maken en bepaalde dat zij een dwangsom verbeurden bij overtreding van dit verbod. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 394036 / KG ZA 08-578 WT/RV
Vonnis in kort geding van 14 april 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 2 april 2008,
procureur mr. M. Veldman,
advocaten mr. M. Veldman en mr. Ch. E. Koster,
tegen
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENDEMOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. J.A. Schaap.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 10 april 2008 heeft eiser, verder [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, verder (in mannelijk enkelvoud) [gedaagde] cs, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na de eerste termijn heeft [gedaagde] cs vrijwillig de op 20 april 2008 op SBS 6 uit te zenden aflevering van “[naam gedaagde], misdaadverslaggever” getoond. Deze vertoning vond plaats achter gesloten deuren. Voor de tweede termijn was de zitting wederom voor publiek toegankelijk. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Gedaagde sub 1, verder [gedaagde], is journalist, bekend van het programma “[naam gedaagde], misdaadverslaggever”.
2.2. Bij arrest van 11 oktober 2004 van het hof te ’s-Gravenhage is [eiser] veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van elf jaar en negen maanden wegens doodslag van zijn echtgenote.
2.3. Op aanwijzing van [eiser] is in augustus 2006 het lijk van zijn echtgenote gevonden. Naar aanleiding van deze vondst heeft [gedaagde] op dat moment, voor de laatste keer, in zijn televisieprogramma aandacht besteed aan de zaak [eiser].
2.4. [eiser] bevindt zich thans in de resocialisatiefase van zijn straf. Dit houdt onder meer in dat hij werkzaam kan zijn en dat hij een sociaal netwerk moet opbouwen. Hij is werkzaam in Den Haag bij een horeca gelegenheid. Uit een verklaring van de werkgever blijkt dat deze op de hoogte is van het strafrechtelijk verleden van [eiser].
2.5. Voor de opbouw van zijn sociaal netwerk heeft [eiser] - onder andere - een profiel aangemaakt op de internet datingsite RelatiePlanet, verder datingsite, onder de naam “Paco”. In zijn profiel heeft hij opgegeven vriendschap te zoeken met een vrouw. Verder staat in zijn profiel vermeld dat hij de afgelopen vijf jaar in Spanje heeft gewerkt en nu als “[functie]” werkzaam is, en dat hij is gescheiden.
2.6. [gedaagde] heeft ook een profiel aangemaakt op de datingsite onder de naam “Anna” en heeft onder de naam “Anna” “Paco” laten weten geïnteresseerd te zijn. Daarop hebben “Paco” en “Anna” uitvoerig ge-e-maild. Verder is er sms- en chatcontact geweest tussen “Paco” en “Anna” en hebben zij elkaar telefonisch gesproken.
2.7. Bij e-mail van 4 februari 2008 heeft “Anna” aan “Paco” gevraagd “Misschien kunnen we vrijdag afspreken??”. “Paco” is hier op ingegaan. De afspraak van 8 februari 2008 is niet doorgegaan.
2.8. Uiteindelijk hebben “Anna” en “Paco” een afspraak gemaakt voor woensdag 20 februari 2008 in een restaurant te Ouderkerk aan de Amstel. Op de dag van die eerste afspraak heeft “Anna” aan hem laten weten dat zij panne had met haar auto en dus geen vervoer naar het restaurant had. Zij heeft “Paco” gevraagd haar op te halen van een woning in Amsterdam. Uit de omstreden opnamen die ter zitting zijn getoond is het volgende gebleken. Als [eiser] bij de woning is aangekomen, vraagt een vriendin van “Anna” of hij naar boven wil komen omdat “Anna” nog niet klaar is. Na enige aarzeling bij [eiser] en aandringen van die vriendin gaat hij naar boven. Nadat hij plaats heeft genomen op de bank loopt [gedaagde] binnen, vergezeld van een cameraman, en vraagt aan [eiser] waarom hij liegt over zijn strafrechtelijk verleden. [eiser] reageert in eerste instantie, en herhaalt dit ook, dat hij geen zin heeft in een dergelijke confrontatie. [gedaagde] houdt aan [eiser] zijn in de strafzaak ingenomen houding voor, haalt een passage uit het in die zaak over hem uitgebracht psychologisch rapport aan en verwijt [eiser] niets van zijn detentie te hebben geleerd. [gedaagde] cs is voornemens de op 20 februari 2008 gemaakte beeld- en geluidsopnamen van [eiser] op 20 april 2008 uit te zenden in zijn televisieprogramma.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – onder I primair [gedaagde] cs hoofdelijk te verbieden om de op 20 februari 2008 van [eiser] gemaakte beeld- en geluidsopnamen openbaar te (doen) maken en/of te (doen) verveelvoudigen, in het bijzonder gebruik te maken van die opnamen in de uitzending van het programma “[naam gedaagde], misdaadverslaggever” gewijd aan de gevaren van internetdaten, of in (voor)aankondigingen, promo’s herhalingen en andere publicaties, zoals internetpublicaties, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000,-- voor iedere overtreding van dit verbod, en van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt. Subsidiair vordert [eiser] hetzelfde met aanvulling dat het verbod ook moet gelden voor het openbaar maken en verveelvoudigen van de bedoelde beeld- en geluidopsnamen van 20 februari 2008 waarin op een direct of indirect naar [eiser] herleidbare wijze, in beeld en/of geluid, aandacht wordt besteed aan de “de overval” en/of het e-mail contact, het portret en/of de stem en/of de personalia van [eiser], citaten uit de e-mailcorrespondentie en/of het noemen van zijn naam.
Onder II vordert [eiser] om [gedaagde] cs hoofdelijk te gebieden om de van hem op 20 februari 2008 gemaakte beeld- en geluidsopnamen af te geven aan de raadsman van [eiser]. Met veroordeling van [gedaagde] cs in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De geplande uitzending van de opnamen van 20 februari 2008 vormt een grove inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. [eiser] heeft het recht om met rust te worden gelaten nu hij zijn straf (zo goed als) uitgezeten heeft. Hij zal in de uitzending van die opnamen herkenbaar in beeld worden gebracht, zodat zijn terugkeer in de maatschappij moeizamer zal worden. Het onherkenbaar maken van zijn gezicht alleen is onvoldoende omdat hij ook een duidelijk postuur heeft en opmerkelijke kleding draagt. [eiser] betoogt verder dat hij in zijn huidige werk veelvuldig telefonisch contact heeft met klanten. Door opnamen van zijn stem in de uitzending te gebruiken is hij juist voor dergelijke contacten herkenbaar. De kans is aanzienlijk dat zijn huidige werkgever (die op de hoogte is van zijn achtergrond) daardoor opdrachten zal verliezen en niet anders kan doen dan hem ontslaan. Bovendien zal hij minder makkelijk een nieuw leven kunnen beginnen, met een nieuw sociaal netwerk. Ook zijn veiligheid is in het geding. Verder stelt [eiser] dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van zijn stem en portret en dat ook zijn portretrecht het gevorderde verbod rechtvaardigt. Tot slot stelt [eiser] dat [gedaagde] cs op onrechtmatige wijze aan de opnamen is gekomen. Hij betoogt dat hij zich overvallen voelt door de manier waarop de opnamen tot stand zijn gekomen. [gedaagde] heeft hem met een misleidend profiel op de datingsite en in de verdere contacten per e-mail, chat, sms en telefoon, laten geloven dat [eiser] contact had met een vrouw die net als hij, interesse had in vriendschap. [gedaagde] heeft hem aldus onder valse voorwendsels naar de woning in Amsterdam gelokt om daar de confrontatie aan te gaan. Op datingsites vertelt niemand de absolute en totale waarheid over zichzelf. Op een gegeven moment heeft een zekere Anna interesse in [eiser] getoond. Daarop is hij ingegaan waarna een uitvoerige correspondentie tussen hen is gevoerd. Het was Anna die aandrong op een afspraak.
3.3. [gedaagde] cs voert aan dat toewijzing van de vordering een beperking van zijn vrijheid van meningsuiting inhoudt. Deze beperking wordt niet gerechtvaardigd door een beroep op de bescherming van de rechten van [eiser]. [gedaagde] cs dient in zijn programma een maatschappelijk belang door het publiek te wijzen op de gevaren van internetdaten. Hij betoogt dat [eiser] de waarheid over zijn verleden verzwijgt, zowel in zijn profiel als in verdere correspondentie, en dat hij daardoor mogelijke dates in de waan laat met een eerlijke en oprechte man te maken te hebben terwijl zij in werkelijkheid met een voor doodslag van zijn echtgenote veroordeelde ex-gedetineerde te maken hebben. Daarmee toont [gedaagde] cs het gevaar van internetdaten aan. Het is een misstand dat [eiser] nog tijdens het uitzitten van zijn straf in de gelegenheid is om met behulp van een groot scala aan onwaarheden vrouwen op het internet te misleiden. [gedaagde] cs is vrij om de journalistieke vorm te kiezen om een dergelijke misstand aan de kaak te stellen. [gedaagde] heeft dus niet onrechtmatig gehandeld met de opnamen van [eiser] in de woning in Amsterdam. [eiser] zal onherkenbaar in beeld zal worden gebracht, waarbij zijn gezicht, shirt en zijn polsbandje zijn ‘gewiped’ (vaag gemaakt). Er is dus geen sprake van een schending van het portretrecht van [eiser]. Verder zal de resocialisatie van [eiser] niet worden geschaad. Tot slot voert [gedaagde] cs aan dat de vordering onder II tot het afgeven van de op 20 februari 2008 gemaakte beeld- en geluidsopnamen niet kan worden toegewezen zolang dit geschil nog onder de rechter is.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst wordt geconstateerd dat de vordering onder I primair niet inhoudt een verbod tot publicatie van de gehele door [gedaagde] voorgenomen uitzending voor zover daarin aandacht wordt besteed aan [eiser], maar slechts van de op 20 februari 2008 opgenomen beeld- en geluidsopnamen van [eiser] in een woning in Amsterdam.
4.2. Uitgangspunt is dat de vorderingen van [eiser] in beginsel een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagde] cs op vrijheid van meningsuiting.
Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] cs het hierboven beschreven recht en aan de zijde van [eiser] diens recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer zoals neergelegd in artikel 8 lid 1 EVRM. Het antwoord op de vraag welk van deze beide grondrechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval.
4.3. Het belang van [gedaagde] cs is dat [gedaagde] zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat hij mag verwachten met rust te worden gelaten nu hij zijn straf (zo goed als) heeft uitgezeten en zich voorbereidt op een terugkeer in de maatschappij.
4.4. De misstand die [gedaagde] in de uitzending onder de aandacht wil brengen is het gevaar van internetdaten. [gedaagde] wil waarschuwen voor het gevaar van internet en de misleiding die bij het internetdaten plaatsvindt, omdat de “date” in werkelijkheid anders is dan hij of zij zich heeft voorgedaan. Omdat waarschuwen in algemene zin meestal weinig effect heeft, wil [gedaagde] met het voorbeeld van [eiser] laten zien hoe gemakkelijk men misleid kan worden, zelfs als men voorzichtig is en specifieke vragen stelt. [gedaagde] verwijt [eiser] dat hij in de contacten met “Anna” zijn strafrechtelijk verleden heeft verzwegen en dat hij zich door middel van misleiding en leugens van een fictief verleden voorziet. [gedaagde] acht het een misstand dat [eiser] nog tijdens het uitzitten van zijn straf in de gelegenheid is om met behulp van een groot scala aan onwaarheden vrouwen op het internet te misleiden.
4.5. Onbetwist is dat [eiser] vrij is om zich op een datingsite te begeven en dat hij in de daaruit voortvloeiende contacten geen rechtsregels en ook geen voor hem in verband met zijn bestraffing en detentie geldende voorwaarden heeft overtreden. Verder staat vast dat sinds augustus 2006, toen het lichaam van de echtgenote van [eiser] uiteindelijk op zijn aanwijzing werd gevonden, geen publieke aandacht aan zijn strafzaak meer is besteed. Ten slotte is een gegeven dat [eiser] zich in de laatste fase van zijn detentie bevindt, waarin hij reeds betaalde arbeid verricht bij een werkgever die van zijn strafrechtelijk verleden op de hoogte is.
4.6. Uit de ter zitting achter gesloten deuren getoonde beelden is duidelijk geworden dat [gedaagde] cs in zijn programma van 20 april 2008 beeld- en geluidsopnamen wil uitzenden van de confrontatie tussen hem en [eiser] in een woning te Amsterdam. Vast staat dat deze confrontatie kon plaatsvinden doordat [gedaagde] [eiser] onder valse voorwendsels naar de woning in Amsterdam heeft gelokt en dat [eiser] zodra hij met [gedaagde] werd geconfronteerd, heeft gezegd dat hij “hier geen zin” in had. De omstandigheid dat [eiser] niet direct is opgestapt rechtvaardigt niet de conclusie dat hij vrijwillig aan de bewuste opnamen heeft meegewerkt. De confrontatie houdt in dat [gedaagde] aan [eiser] vraagt waarom hij liegt over zijn strafrechtelijk verleden en hem, onder verwijzing naar zijn in de strafzaak ingenomen houding en onder aanhaling van een in die zaak over hem uitgebracht psychologisch rapport, verwijt niets van zijn detentie te hebben geleerd. Het openbaar maken van de beeld- en geluidsopnamen, waarin [eiser] ter verantwoording wordt geroepen over zijn datinggedrag en hij aan het eind van zijn detentie op indringende wijze wordt geconfronteerd met de feiten waarvoor hij is veroordeeld, vormt een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [eiser].
4.7. Het verweer van [gedaagde] cs dat [eiser] zich niet tegen openbaarmaking van deze opnamen kan verzetten omdat hij daarop onherkenbaar is gemaakt, gaat niet op. Er is immers maar een deel van zijn afbeelding “gewiped” en de resterende afbeelding geeft, naar voorshands wordt geoordeeld, nog voldoende persoonlijke kenmerken van [eiser] weer om van een “portret” te kunnen spreken. Maar ook als aangenomen zou worden dat [eiser] geen beroep kan doen op zijn portretrecht kan hij zich verzetten tegen die openbaarmaking omdat die confrontatie, gelet op de wijze van totstandkoming en de inhoud ervan, onrechtmatig jegens [eiser] is.
4.8. [gedaagde] cs heeft nog aangevoerd dat [eiser] zich niet kan verzetten tegen de uitzending van de confrontatie omdat hij als journalist de vrijheid heeft een misstand onder de aandacht van het publiek te brengen door middel van een televisieprogramma in de vorm die hem goeddunkt. Dit verweer gaat niet op. De journalistieke vorm waarin [gedaagde] cs zijn informatie wil vergaren en zijn boodschap wil brengen is in beginsel vrij, maar dat verschaft [gedaagde] cs niet zonder meer het recht om de opnamen van de onrechtmatig bevonden confrontatie met [eiser] uit te zenden. Bij de afweging welk belang in het concrete geval zwaarder moet wegen speelt deze journalistieke vrijheid weliswaar een rol, maar de door de journalist gekozen vorm is daarmee niet aan de belangenafweging onttrokken.
4.9. Gesteld noch gebleken is dat de confrontatie gegevens heeft opgeleverd die zonder confrontatie niet boven water waren gekomen. Bij het waarschuwen voor de gevaren van internetdaten is volgens [gedaagde] cs, aandacht aan [eiser] besteed omdat een voorbeeld meer zeggingskracht heeft en omdat [gedaagde] cs het een misstand vindt dat een veroordeelde nog tijdens zijn detentie de ruimte krijgt om te internetdaten. De confrontatie tussen [gedaagde] en [eiser] voegt aan deze doelen niets toe. Gelet op alle, hiervoor weergegeven omstandigheden van het geval luidt het oordeel dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] in dit geval zwaarder moet wegen dan het recht van [gedaagde] cs op vrijheid van meningsuiting. Het verbod om de beelden van de confrontatie uit te zenden is noodzakelijk ter bescherming van dit zwaarder wegende recht van [eiser] en het wordt ook proportioneel geacht.
4.10. De tweede vordering - afgifte van de banden met de beeld- en geluidsopnamen van de confrontatie op 20 februari 2008 - kan niet in dit kort geding worden toegewezen omdat [gedaagde] cs terecht heeft aangevoerd dat hij die banden mogelijk nodig heeft voor verdere gerechtelijke procedures.
4.11. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.12. [gedaagde] cs zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] cs hoofdelijk om de beeld- en geluidsopnamen van de confrontatie van [gedaagde] met [eiser], gemaakt op 20 februari 2008 te Amsterdam, openbaar te (doen) maken en/of te verveelvoudigen, daaronder begrepen de voorgenomen uitzending van het programma “[naam gedaagde], misdaadverslaggever” dat is gewijd aan de gevaren van internetdaten, (voor)aankondigingen, promo’s, herhalingen en andere publicaties, zoals internetpublicaties,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] cs voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van EUR 10.000,- tot een maximum van EUR 100.000,-,
5.3. veroordeelt [gedaagde] cs in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.155,44,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2008.?