1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. [verweerster], thans 52 jaar oud, is sedert 1 september 2000 in dienst van De Joodse Omroep laatstelijk als directeur/programmaleider. Het brutosalaris bedraagt € 8.087,94 per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaaruitkering ad 5,5 %.
1.2. De stichting NIK Media is in oktober 2000 opgericht. De stichting heeft tot doel de verzorging van programma’s voor landelijke omroep(..) in opdracht van het NIK (Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap) dat ingevolge artikel 39 f lid 1 van de Mediawet zendtijd voor landelijke omroep heeft verkregen.
1.3. NIK Media zendt sedert 2005 uit onder de naam Joodse Omroep.
1.4. Op grond van het bepaalde in artikel 4 van de statuten van NIK Media bestaat het bestuur uit tussen de drie en zeven bestuursleden. Deze worden benoemd en ontheven door de Permanente Commissie (PC) tot de Algemene Zaken van het NIK, het dagelijks bestuur van NIK. Artikel 4 lid 2 van de statuten bepaalt dat bij een bestuur van zeven leden ten minste twee leden van de PC van het NIK lid van het bestuur zijn.
1.5. Artikel 10 lid 2 van de statuten van NIK Media bepaalt dat “De zakelijk leider en de programmaleider worden benoemd, geschorst en uit hun functie ontheven door de PC, op voordracht van het bestuur”.
1.6. Bij e-mail van 9 juli 2007 schrijft de heer [persoon 4] namens het bestuur van de Joodse Omroep aan [verweerster] onder meer:“(..) Het bestuur dat je programma activiteiten waardeert maar ontevreden is over het functioneren van de organisatie en het om meerdere redenen noodzakelijk vindt de organisatie te versterken heeft daarom besloten je opdracht te geven - binnen drie dagen (..) een voorstel te doen voor een headhunter. Bij ingebreke blijven daarvan zal het bestuur een bureau c.q. een headhunter aanzoeken. Bureau c.q. headhunter brengt verslag uit aan [persoon 5] en jou, de keuze wordt bepaald door jou (jij stelt de functionaris ook aan) en behoeft instemming van het bestuur. E.e.a is noodzakelijk omdat het bestuur jouw benadering niet in het belang vindt van de organisatie, het laatstelijk door jou voorgestelde organisatieplan niet vindt passen in het beleid dat het begin 2005 heeft vastgesteld en wij nu meer dan 2,5 jaar bezig zijn in de bestaande vacature te voorzien. De eerste taken van de nieuwe functionaris zullen zijn: -implementatie van de Cultural Governance Code, waaronder (..).
1.7. Bij e-mail van 12 juli 2007 antwoordt [verweerster] onder meer:
“(..) Als algemeen directeur van de uitvoerende organisatie van NIK Media deel ik jullie (nogmaals) mede dat het bestuur geen enkele bevoegdheid heeft zich te mengen in de taken die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, o.m. personele zaken. (..) Ik had gehoopt in alle rust (..), maar (opnieuw) wordt mijn vertrouwen in hem (en jullie) beschaamd.(..)”.
1.8. Bij brief van 19 juli 2007 schrijf het bestuur aan [verweerster] onder meer:
“Uit je reactie van 12 juli jl. concluderen wij (o.a.) dat wij als bestuur van de Stichting NIK Media en jij als programma- en zakelijk directeur een fundamenteel verschillende opvatting hebben over de verantwoordelijkheden van het bestuur en wat daarmee samenhangt.(..) hebben wij ons genoodzaakt gezien je onlangs een opdracht te geven om in de reeds lang bestaande vacature te voorzien. Je hebt tot op heden geweigerd die opdracht uit te voeren.(..) In je reactie stel je “opnieuw” door het bestuur en een lid daarvan in je vertrouwen te zijn beschaamd. Daaruit maken wij op dat er een vertrouwenscrisis is ontstaan. (..) Reeds eerder (medio 2006)had het bestuur je te kennen gegeven geen vertrouwen meer te hebben in jouw optreden m.b.t. tot een deel van je zakelijke activiteiten. Begin dit jaar hadden wij besloten op basis van hersteld vertrouwen verder te gaan (..).
1.9. Het (voormalig) bestuur van De Joodse Omroep heeft bij e-mail van 23 augustus 2007 aan de PC aangegeven dat zij heeft besloten [verweerster] voor te dragen uit haar functie als zakelijk- en programma leider te ontheffen, omdat er sprake is van een vertrouwensbreuk en de samenwerkingsrelatie onherstelbaar is verstoord. [verweerster] is bij e-mail van dezelfde datum op de hoogte gesteld van het desbetreffende besluit.
1.10. Omdat de PC de voordracht tot ontheffing uit haar functie niet voetstoots heeft overgenomen is het bestuur van NIK Media op 10 september 2007 afgetreden.
1.11. Bij brief van 18 oktober 2007 schrijft de PC aan [verweerster] onder meer:
“(..) Wij hebben geconstateerd (na gesprekken: kantonrechter) dat er sprake was van een ernstig verstoorde verhouding tussen u en het bestuur. De Permanente Commissie acht het beide partijen toe te rekenen dat partijen in dit conflict terecht zijn gekomen”. Verder deelt zij mede dat zij tot nader order het bestuur zal vormen (hierna te noemen het voorlopige bestuur) en dat zij een commissie heeft benoemd. Die commissie dient antwoord te geven op de volgende vraagpunten:
1. waar is het misgegaan, hoe heeft het kunnen gebeuren? Ter beantwoording van die vragen zou de commissie input kunnen krijgen van voormalig bestuursleden en [verweerster].
2. hoe kan geborgd worden dat de directeur kan functioneren in een nieuwe constellatie en wat voor eisen moeten worden gesteld aan profielen en bestuur in de nieuwe samenstelling.
1.12. Tussen partijen is vervolgens een discussie ontstaan over de samenstelling van de commissie. Naar aanleiding van de inbreng van [verweerster] heeft eind november 2007 de PC besloten dat de Commissie, nader te noemen de Commissie [persoon 6], uit drie, naar haar oordeel, onpartijdige leden zou bestaan. Deze zou zich laten adviseren door organisatie- en adviesbureau Greep.
1.13. [verweerster] is niet ingegaan op uitnodigingen voor een kennismakingsgesprek met de Commissie [persoon 6]. Zij schrijft op 2 januari 2008 aan de heer [persoon 6] onder meer:
“Met betrekking tot de toedracht van het aftreden van het oude bestuur wil ik eerst nog een aantal punten ophelderen met de PC”. Tot dat dat gebeurt is een ontmoeting niet opportuun.”
1.14. Bij e-mail van 7 januari 2008 nodigt de PC [verweerster] uit voor een bespreking op 10 januari 2008.
1.15. In antwoord op voormelde e-mail schrijft [verweerster] op 9 januari 2008 aan het (voorlopige) bestuur onder meer:
“Om de onpartijdigheid van de commissie te toetsen hoor ik graag van u: (..) Als u besluit niet op mijn vragen in te gaan (zoals in de vorige vergadering bij meerderheid van stemmen is gebeurd) en toch (zoals u schrijft)verder te gaan met het onderzoek, dan is de uitkomst van zo’n onderzoek van nul en generlei waarde”.
1.16. Bij brief van 31 januari 2008 heeft de PC nogmaals aan [verweerster] meegedeeld wat de opdracht aan de Commissie en het bureau is. Voorts schrijft zij: “Er bestaan zakelijke relaties met de leden van de commissie, maar niet zodanig dat deze de uitkomst van het onderzoek kunnen beïnvloeden. Ten overvloede wijzen wij erop dat ieder van de drie een uitstekende professionele reputatie heeft en als integer te boek staat. Wij wijzen u erop dat de samenstelling van de commissie juist op uw aanraden is gewijzigd, geen leden zijn van de Permanente Commissie en geheel uit mensen bestaat die niet eerder bij het bestuur van NIK Media betrokken zin geweest. Met het onderzoeksbureau dat de commissie voor ogen heeft, heeft NIK tot nu toe geen enkele band in welke zin dan ook.(..) “Gelet op uw rol en de huidige impasse dringen wij er bij u nogmaals op aan zo spoedig mogelijk met de commissie o.l.v. [persoon 6] te spreken.(..)”
1.17. Bij brief van 31 januari 2008 heeft het bestuur van NIK media “in het kader van de gezagverhouding bestuur-directeur” de opdracht aan [verweerster] gegeven binnen een termijn van twee weken na heden een gesprek te voeren met de Commissie [persoon 6].
1.18. In antwoord op die brief schrijft [verweerster] op 7 februari 2008 onder meer:
“Alle door u beoogde onderzoeken zijn geld-en tijdverslindend en overbodig. Als er dan iets onderzocht moet worden dan is het de relatie bestuur NIK en bestuur Nik Media en besteding van gelden en doorberekening gelden. Ook het verleden t.a.v. geldstromen zou betrokken moeten worden in dit onderzoek”.
1.19. De PC heeft op 12 februari 2008 de voordracht van het (voorlopige) bestuur van NIK Media [verweerster] te schorsen overgenomen, omdat een onderzoek door [verweerster] consequent en categorisch tegengewerkt wordt en er sprake is van een ernstig verstoorde verhouding met het (voorlopig) bestuur van NIK Media.
1.20. Bij e-mail van 12 februari 2008 heeft [verweerster] bij CIPO (Commissie integriteit Publieke Omroep, ook wel Commissie Dijkstal genoemd) melding gemaakt van een vermoeden van een misstand bij de Joodse Omroep.
1.21. Artikel 3.1. van de regeling Klokkenluider behorende bij de Richtlijnenregeling Goed Bestuur en Integriteit luidt: ( pr33) “De medewerker die met in achtneming van de bepalingen in deze regeling het vermoeden van een misstand heeft gemeld, wordt op geen enkele wijze in zijn positie benadeeld als gevolg van dat melden.”
1.22. Bij brief van 15 februari 2008 heeft de PC [verweerster] van haar beslissing op de hoogte gebracht en haar met onmiddellijke ingang geschorst.
1.23. Bij brief van 15 februari 2008 heeft het bestuur van NIK Media aan [verweerster] meegedeeld dat zij, gezien voormelde brief, besloten heeft de arbeidsovereenkomst te (laten) beëindigen.
1.24. In het najaar van 2007 tot en met januari 2008 heeft tussen [verweerster] en het (voorlopig) bestuur van NIK Media een discussie plaatsgevonden over betaling van een aantal facturen (onder meer betreffende juridisch advies over de arbeidsrechtelijke situatie met [verweerster]), dat door het voormalig bestuur reeds was goedgekeurd. Ten einde uit de impasse te komen heeft er een gesprek plaats gevonden met de accountant van NIK Media, KPMG. De accountant heeft ingestemd met betaling van de desbetreffende nota’s.
1.25. Naar aanleiding van een verslag over de bespreking met de accountant dienaangaande schrijft [verweerster] in de e-mail van 7 februari 2008 aan de deelnemers van het gesprek onder meer:
“(..) Mijn grootste bezwaar is tegen de afsluitende zin van je verslag:
“Bovenstaande kosten zijn gemaakt in opdracht van het (oude) bestuur van de Joodse Omroep en zullen door de Joodse Omroep worden gedragen. De facturen zullen voor akkoord worden getekend door [persoon 1] mede onder verwijzing naar deze bespreking en de bijlage en de bestuursnotulen. De kosten zullen worden betaald door de Joodse Omroep”.
Dit is op geen enkel moment op deze manier verwoord of geconcludeerd: Ik heb gezegd dat als de nota’s in mijn bezit zijn, geaccordeerd door de penningmeester, het aan mij als directeur blijft om over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de nota’s een oordeel te vellen”.
1.26. Bij e-mail van 21 februari 2008 heeft [verweerster] meer dan 100 geadresseerden in de mediawereld op de hoogte gesteld van het conflict tussen haar en het bestuur van NIK Media. Zij schrijft in die mail onder meer: “Na constateringen van bestuurlijke en financiële misstanden bij dit bestuur met dubbele petten gemeld te hebben aan de Commissie Dijkstal, ben ik per ommegaande geschorst. De rechtsbescherming die de richtlijnen Goed Bestuur volgens de klokkenluidersregeling zouden moeten bieden in dit soort situaties, is door het nieuwe bestuur volkomen genegeerd en de Commissie Dijkstal staat, ondanks verwoede pogingen om in te grijpen, machteloos. Blijft dus gewoon weer de weg te bewandelen langs aangifte, rechter, publiciteit, politiek etc.”.
1.27. Bij brief van 13 maart 2008 schrijft CIPO aan [verweerster] onder meer:
“ CIPO zal in haar externe berichtgeving, onder meer richting NIK Media/Joodse Omroep, naar voren brengen, dat CIPO zich ontvankelijk acht om- kort gezegd- uw klacht in behandeling te nemen, met name omdat vooralsnog niet is gebleken van een uitzonderingsgrond zoals opgenomen en in de richtlijn op grond waarvan CIPO zich niet ontvankelijk dient te verklaren en CIPO het gelet op uw schorsing aannemelijk acht dat u kunt, althans had kunnen vrezen voor tegenmaatregelen als gevolg van een interne melding. Voorts zal CIPO berichten dat zij afziet van inhoudelijke behandeling van de klacht, omdat (i) de bestuurlijke aspecten reeds bij het onderzoek dat is gestart naar aanleiding van richtlijn 1 aan de orde zullen komen, (ii) de financiële aspecten naar alle waarschijnlijkheid door het Commissariaat van de Media onderzocht zullen worden en (iii) de overige aspecten geen misstanden zijn waarover CIPO adviseert”.
1.28. [verweerster] heeft de Joodse Omroep en individuele bestuursleden van NIK aansprakelijk gesteld voor schade wegens belediging en doelbewust bezorgen van een slechte naam.