ECLI:NL:RBAMS:2008:BD1189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
dx07-1360 t/m 1410
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing van griffierecht in een zaak met meerdere eisers en de gevolgen van opgewekt vertrouwen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2008, gaat het om een verzoekschrift dat is ingediend door meerdere eisers tegen de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV. De eisers hebben op 1 april 2005 een dagvaarding uitgebracht, waarbij hen telefonisch was meegedeeld dat er slechts éénmaal griffierecht zou worden geheven, ondanks het aantal eisers. De griffier heeft echter bijna twee jaar later besloten om het griffierecht voor elke eiser afzonderlijk te naheffen, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze naheffing.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 juli 2007 bij de griffie is ingekomen, gebaseerd op artikel 25 van de Wet tarieven burgerlijke zaken (Wtbz). De griffier heeft op 11 oktober 2007 een verweerschrift ingediend, waarna op 21 januari 2008 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De kern van het geschil was of de griffier het recht had om bijna twee jaar na de oorspronkelijke mededeling van de heffing, alsnog griffierecht bij te heffen. De griffier stelde dat er geen sprake was van gelijkluidende conclusies van de eisers, omdat in de dagvaarding verwezen werd naar individuele vorderingen.

De kantonrechter oordeelde dat de griffier het vertrouwen van de eisers had gewekt dat er slechts éénmaal griffierecht zou worden geheven. De rechter concludeerde dat de naheffing niet gerechtvaardigd was, omdat de Wtbz geen uiterste termijn voor het heffen van griffierecht kent en de eisers onterecht waren aangesproken op de naheffing. De rechter verklaarde het verzet gegrond en bepaalde dat het griffierecht voor de zaak vastgesteld werd op €192,00, met terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de griffie naar de eisers en de gevolgen van opgewekt vertrouwen in juridische procedures. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke uitspraak voor vergelijkbare zaken waarin meerdere eisers betrokken zijn en de vraag naar de heffing van griffierecht aan de orde is.

Uitspraak

dx07-1360 t/m 1410 RECHTBANK TE AMSTERDAM
sectie kanton - locatie Amsterdam
Beschikking op het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 juli 2007 van:
verzoekers (zie aangehechte lijst),
vertegenwoordigd door mr.J.Wendelgelst te Amstelveen.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift is gebaseerd op artikel 25 Wet tarieven burger¬lijke zaken (Wtbz).
De griffier heeft een verweerschrift ingediend, gedateerd 11 oktober 2007.
Verzoekers hebben daarop, desgevraagd, laten weten dat zij een mondelinge behandeling wensten in januari 2008. Op 21 januari 2008 is vervolgens de mondelinge behandeling gehouden. Mr.Wendelgelst heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde aantekeningen. De griffier heeft daarop gereageerd.
Gronden van de beslissing
1. Tot uitgangspunt dient het volgende:
1.1 Bij dagvaarding van 1 april 2005 hebben de verzoekers de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV gedagvaard tegen de zitting van 20 april 2005.
1.2 Mr.Wendelgelst heeft voor de eerst dienende dag desgevraagd telefonisch van de griffie te horen gekregen dat ondanks het aantal eisers in de dagvaarding één keer griffierecht in rekening zou worden gebracht.
1.3 Op 27 april 2005 heeft de griffier, in overeenstemming met hetgeen onder 1.2 is opgenomen, voor alle eisers (thans verzoekers) tezamen een bedrag aan vast recht in rekening gebracht van Eur 192,00 in de zaak die rolnummer 05-9353 kreeg.
1.4 Bij brief van 27 maart 2007 aan mr.Wendelgelst kondigt de griffier aan dat voor elke eiser in de zaak met rolnummer 05-9353 alsnog apart vast recht zal worden geheven.
1.5 Op 20 juni 2007 ontving mr.Wendelgelst 48 nota’s voor aanvullend vast recht van elk Eur 192,00 ten name van de verschillende verzoekers. De nota’s zijn voldaan.
Het geschil
2. Verzoekers vragen, zakelijk weergegeven:
-vast te stellen dat de onder 1.5 genoemde nota’s betreffende vast recht ten onrechte zijn opgelegd en deze vervallen te verklaren;
-het griffierecht in deze zaak vast te stellen op Eur 192,00 voor alle verzoekers tezamen;
-terugbetaling te gelasten van het teveel betaalde als onverschuldigd betaald vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van ontvangst.
De griffier concludeert tot ongegrond verklaring van het verzet.
Beoordeling
3. Kern van de zaak is of de griffier vast recht kan naheffen bijna 2 jaar nadat aan de gemachtigde van de eisers in de zaak met rolnummer 05-9353 telefonisch is meegedeeld dat in een zaak als deze éénmaal vast recht wordt geheven aan welke mededeling ook daadwerkelijk gevolg is gegeven door éénmaal vast recht in rekening te brengen (zie 1.3).
4. De griffier beroept zich ter ondersteuning van zijn naheffingsbesluit allereerst op de wet tarieven burgerlijke zaken (hierna wtbz) waarin is geregeld dat in een zaak met meerdere eisers of gedaagden die bij één procureur of gemachtigde verschijnen en die gelijkluidende conclusies nemen éénmaal vast recht wordt geheven. Van een dergelijke zaak is hier geen sprake. Daarom moest per eiser vast recht in rekening worden gebracht. Voorts voert de griffier aan dat verzoekers voor het uitbrengen van de dagvaarding een beslissing op grond van artikel 3 wtbz hadden moeten verzoeken. Ten slotte zet de griffier uiteen hoe het komt dat het bijna 2 jaar duurde alvorens is besloten vast recht bij te heffen. Schorsing van de betaling van het vast recht door indiening van verzet is niet geregeld in de wtbz. Aansluiting zoeken bij artikel 145 Rv. acht de griffier daarom niet juist.
5. Gedeeld wordt het oordeel van de griffier dat in een zaak als deze waarin één dagvaarding is uitgebracht door meerdere eisers geen sprake is van gelijkluidende conclusies van die eisers nu in die dagvaarding verwezen wordt naar bijlagen waarin per eiser de geïndividualiseerde vordering van de respectieve eisers wordt toegelicht. Voorts wordt geoordeeld dat naheffing van vast recht niet is uitgesloten nu de wtbz geen uiterste termijn voor het heffen daarvan kent.
6. Gelet op artikel 2 van de wtbz waarin is geregeld wanneer vast recht wordt geheven is het in een zaak als deze bij twijfel verstandig om vooraf te informeren naar het verschuldigde vast recht. Dat hebben verzoekers gedaan (zie 1.2). Indien de griffier een schriftelijk verzoek om informatie had gewenst had hij ervoor moeten zorgdragen dat dit aan de eisers was meegedeeld toen zij telefonisch, voor de eerst dienende dag, om informatie vroegen. De griffier heeft niet aangevoerd dat dit is gebeurd. Afgezien hiervan hebben verzoekers onbestreden gesteld dat hun bekend was dat de griffier al geruime tijd voordat zij hun dagvaarding uitbrachten in vergelijkbare zaken steeds éénmaal vast recht in rekening had gebracht.
7. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat geoordeeld wordt dat de griffier bij verzoekers het vertrouwen heeft gewekt dat in een zaak als deze éénmaal vast recht wordt geheven. De door de griffier geschetste interne problemen maken dit niet anders noch wordt daardoor een naheffing als in dit geval gerechtvaardigd. Het verzet is daarom gegrond.
8. Opschorting van de verplichting tot betaling is niet in de wtbz geregeld. Dat neemt niet weg dat er alle aanleiding toe was om een dergelijke schorsing in een geval als dit toe te staan. De gevraagde wettelijke rente over het terug te betalen vast recht wordt daarom toegewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
-verklaart het verzet gegrond;
-bepaalt dat het vast recht voor de zaak die bij dagvaarding van 1 april 2005 door verzoekers tegen de naamloze vennootschap Dexia Nederland NV voor de zitting van 20 april 2005 is uitgebracht en welke zaak toen het rolnummer 05-9353 kreeg wordt vastgesteld op Eur 192,00;
-bepaalt dat de griffier het in de hiervoor bedoelde zaak op 15 juni 2007 nageheven vast recht terugbetaalt aan mr.Wendelgelst vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van ontvangst daarvan.
Aldus gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting te Amsterdam door mr.C.von Meyenfeldt, kantonrechter, op 17 maart 2008 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier de kantonrechter