ECLI:NL:RBAMS:2008:BD1526

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
381255 - HA ZA 07-2769
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Hees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van een middelbare school voor een leerling met dyslexie

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiseres 1] en haar ouders, een verklaring voor recht dat de school, HET AMSTERDAMS LYCEUM, toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichting om [eiseres 1] adequaat onderwijs te verstrekken. [eiseres 1] had van augustus 2001 tot juli 2006 op de school gezeten en had te maken met dyslexie. De eisers stelden dat de leraar Frans, [leraar], geen rekening hield met de dyslexie van [eiseres 1] en dat de school niet corrigerend had opgetreden. De school betwistte deze claims en stelde dat er geen afspraken waren gemaakt over de wederzijdse rechten en plichten, en dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad.

De rechtbank oordeelde dat de school niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende feiten, waaronder het dyslexiebeleid van de school en de communicatie tussen [eiseres 1] en de school. De rechtbank concludeerde dat de slechte cijfers van [eiseres 1] niet automatisch betekenden dat de school geen deugdelijk onderwijs had geboden. De school had op verschillende momenten met [eiseres 1] en haar ouders gesproken over haar prestaties en had het dyslexiebeleid toegepast. De rechtbank oordeelde dat de school niet verplicht was om [eiseres 1] te bevorderen naar 4 VWO, gezien haar tekortpunten.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 14 mei 2008 door mr. M. van Hees.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 381255 / HA ZA 07-2769
Vonnis van 14 mei 2008
in de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te Amsterdam,
2. [eiser],
wonende te Amsterdam,
3. [eiseres 2],
wonende te Amsterdam,
eisers,
procureur mr. M.F. Vermaat,
tegen
de vereniging
HET AMSTERDAMS LYCEUM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. F.B. Falkena.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en de school genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 december 2007 en de daarin genoemde processtukken
- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De school is een onderwijsinstelling voor voortgezet, bekostigd bijzonder onderwijs. Eiseres sub 1, hierna te noemen [eiseres 1], is van augustus 2001 tot juli 2006 leerling geweest van de school. Zij heeft eerst 3 jaar VWO gevolgd. Toen aan het einde van het derde leerjaar bleek dat zij niet werd bevorderd naar 4 VWO is zij naar 4 HAVO gegaan. In twee jaar heeft zij vervolgens haar HAVO-diploma gehaald. Daarna heeft zij bij een andere onderwijsinstelling in één jaar het VWO-diploma gehaald.
Eisers sub 2 en 3 zijn de ouders van [eiseres 1]. Zij worden hierna aangeduid als de vader respectievelijk de moeder van [eiseres 1].
2.2. [eiseres 1] heeft een ernstige vorm van dyslexie. Dit was vanaf het begin van het eerste leerjaar bij de school bekend. De school heeft een dyslexiebeleid.
2.3. In de derde klas (schooljaar 2003-2004) kreeg [eiseres 1] het vak Frans van de leraar [leraar]. Op haar eindrapport had zij een 3 voor Frans en daarnaast vier vijven.
3. Het geschil
3.1. [eisers] c.s. vorderen samengevat – een verklaring voor recht dat de school toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting om [eiseres 1] adequaat onderwijs te verstrekken en tevens veroordeling van de school tot betaling van EUR 26.675,-.
Zij stellen daartoe dat de leraar [leraar] bij de lessen Frans geen rekening heeft gehouden met de dyslexie van [eiseres 1]. Hij weigerde het dyslexiebeleid toe te passen. De school had daartegen corrigerend moeten optreden en [eiseres 1] moeten ondersteunen.
[eiseres 1] heeft in het derde schooljaar al haar studietijd besteed aan het vak Frans, waardoor zij in een aantal andere vakken een achterstand heeft opgelopen. Aan het einde van het schooljaar heeft de school geweigerd [eiseres 1] te bevorderen naar 4 VWO. Nadat [eiseres 1] was geslaagd voor het HAVO-diploma heeft de school vervolgens geweigerd om het [eiseres 1] mogelijk te maken haar VWO-diploma in één jaar te halen. [eiseres 1] heeft toen het VWO-diploma in één jaar gehaald op de Nieuwe School.
De kosten van het lesgeld op de Nieuwe School (€ 18.000,-) vorderen [eisers] c.s. thans van de school als schade, alsmede kosten bijspijkercursus Frans (€ 2.100,-), kosten huiswerkbegeleiding in 2004 (€ 4.175,-) en kosten juridische bijstand (€ 2.500,-).
3.2. De school voert tegen de vorderingen allereerst aan dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over hun wederzijdse rechten en plichten. De aansprakelijkheid dient volgens de school te worden beoordeeld aan de hand van de normen die gelden voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een onrechtmatige daad.
Voorts betwist de school dat [leraar] geen rekening heeft gehouden met [eiseres 1]’s dyslexie. De school en [leraar] hebben het dyslexiebeleid op [eiseres 1] toegepast. De school had geen reden om [leraar] op zijn gedrag aan te spreken. [eiseres 1] is echter regelmatig niet komen opdagen bij overhoringen Frans en heeft het bij de laatste testen totaal opgegeven.
Toen aan het begin van het derde schooljaar bleek dat [eiseres 1] onderpresteerde heeft de school handelend opgetreden. In het verdere schooljaar hebben [eisers] c.s. zich niet beklaagd over de toepassing van het dyslexiebeleid. Pas bij brief van 15 mei 2004 heeft de moeder van [eiseres 1] zich tot de school gewend. Toen was er hoe dan ook onvoldoende tijd meer voor ingrijpen bij het vak Frans.
De school voert aan dat [eiseres 1] aan het einde van het derde schooljaar teveel tekortpunten had om te kunnen worden bevorderd naar 4 VWO. Van de school kon voorts niet worden verwacht dat zij [eiseres 1], nadat zij haar HAVO-diploma had gehaald, de gelegenheid zou geven het VWO-diploma in één jaar te halen.
De school betwist al met al dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad.
Tot slot betwist de school dat er oorzakelijk verband is tussen het gestelde handelen van de school en de gestelde schade.
4. De beoordeling
4.1. In geschil is of de school jegens [eiseres 1] heeft voldaan aan haar plicht om zorg te dragen voor deugdelijk onderwijs. Naar het oordeel van de rechtbank is dat, om hierna te noemen redenen, het geval. Daarom kan in dit geding verder in het midden blijven of een schending van de zorgplicht een toerekenbare tekortkoming van de school zou opleveren dan wel een onrechtmatige daad.
4.2. De rechtbank grondt haar oordeel op de volgende feiten en omstandigheden, die uit de gedingstukken blijken.
Aan het begin van het derde leerjaar heeft [eiseres 1] een aantal enen gehaald voor Frans. Haar mentor heeft naar aanleiding van de eerste twee slechte cijfers met haar gesproken en haar aangeraden om met de leraar Frans, [leraar], te praten. De moeder van [eiseres 1] heeft vervolgens een gesprek met [leraar] aangevraagd. In dat gesprek heeft [leraar] gewezen op het dyslexiebeleid van de school en de moeder van [eiseres 1] verwezen naar de dyslexiecoördinator, [dyslexiecoor[dyslexiecoördinator].
Het dyslexiebeleid van de school houdt onder meer in dat leerlingen met dyslexie 20% meer tijd krijgen bij toetsen en dat spelfouten een maximale aftrek kennen van 4 (van de 10) punten. Leerlingen met dyslexie krijgen een dyslexiekaart, die in voorkomende gevallen aanspraak kan geven op (onder meer) gefaseerde of mondelinge toetsen.
Eind november/begin december 2003 heeft [eiseres 1] een e-mailbericht gezonden aan [dyslexiecoördinator]. Daarin schreef zij dat ze wel een mondelinge overhoring had gehad van [leraar], maar dat hij haar zenuwachtig maakte. Verder schreef ze dat ze een proefwerk had gemist dat ze de volgende dag zou moeten inhalen. Omdat ze haar sleutelbeen had gebroken, zou ze dat met links moeten schrijven. Tot slot schreef ze dat ze haar proefwerken in tweeën zou krijgen, zodat ze het ook in tweeën kon leren, maar dat [leraar] had gezegd dat hij er wel een opdracht van af zou halen, maar dan zou ze toch alles tegelijk moeten leren en ze wist niet hoe ze het met hem moest oplossen.
In reactie op deze e-mail heeft [dyslexiecoördinator] aan [eiseres 1] geschreven dat ze de volgende dag naar hem toe moest komen en dat hij dan zou kijken wat hij kon doen.
Na het voorjaarsrapport, waarop [eiseres 1] (andermaal) een drie voor Frans had, is de moeder van [eiseres 1] opnieuw met [leraar] gaan praten. Dit was vlak voor de meivakantie. De moeder van [eiseres 1] heeft dit gesprek als onaangenaam ervaren en heeft de directie van de school bij brief van 15 mei 2004 verslag gedaan.
4.3. Anders dan [eisers] c.s. stellen kan uit deze vaststaande feiten niet worden afgeleid dat de school niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De slechte (rapport)cijfers van [eiseres 1] voor Frans (en voor een aantal andere vakken) betekenen nog niet dat de school geen deugdelijk onderwijs heeft geboden. Er kunnen immers tal van redenen zijn waarom een leerling op enig moment slechte cijfers haalt. Daarom kan ook niet worden gezegd dat de school actiever had moeten optreden. De mentor heeft aan het begin van het leerjaar met [eiseres 1] over de lage cijfers voor Frans gesproken en de moeder van [eiseres 1] is door [leraar] gewezen op het dyslexiebeleid en verwezen naar de dyslexiecoördinator [dyslexiecoördinator]. [eisers] c.s. stellen wel dat de school niet adequaat is opgetreden, maar zij hebben dit niet ten aanzien van het handelen van [dyslexiecoördinator] geconcretiseerd. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat [dyslexiecoördinator] onvoldoende adequaat is opgetreden.
[eisers] c.s. betogen voorts wel dat [leraar] het dyslexiebeleid niet handhaafde, maar dat kan uit de vaststaande feiten niet worden afgeleid. Met name blijkt dit niet uit de e-mail van [eiseres 1] aan [dyslexiecoördinator]. Met de school constateert de rechtbank op grond van deze e-mail en de reactie van [dyslexiecoördinator] daarop dat rekening werd gehouden met de belangen van [eiseres 1]. Bovendien geldt dat, indien [leraar] als leraar niet voldeed aan de professionele standaard, dit aan de school niet kan worden tegengeworpen nu niet is gebleken dat de schoolleiding eerder op de hoogte was van klachten over de handelswijze van [leraar] dan naar aanleiding van de brief van de moeder van [eiseres 1] d.d. 15 mei 2004. Met name uit de e-mail van de moeder van [eiseres 1] d.d. 1 oktober 2003 blijkt dat niet en evenmin uit de als productie 8 bij de dagvaarding overgelegde schriftelijke verklaringen van andere ouders.
De brief van 15 mei 2004 ontving de school aan het eind van het schooljaar, zodat de school niet tijdig kon optreden.
[eisers] c.s. hebben hun stellingen onder meer onderbouwd met een rapport van de onderwijsinspectie over de school d.d. 17 maart 2004. Dit algemene rapport biedt echter geen steun voor de specifieke verwijten die [eisers] c.s. aan de school maken over de wijze waarop [eiseres 1] in het derde leerjaar het vak Frans onderwezen heeft gekregen van [leraar].
Tot slot stellen [eisers] c.s. dat de school ten onrechte aan [eiseres 1] geen taalondersteuningslessen heeft gegeven. Ter comparitiezitting is echter gebleken dat partijen het erover eens zijn dat die lessen in het derde leerjaar niet worden gegeven en dat [eisers] c.s. destijds ook geen behoefte daaraan hadden.
4.4. Het voorgaande brengt mee dat de overige verwijten aan de school eveneens falen. Nu de school immers zijn zorgplicht niet heeft geschonden jegens [eiseres 1] in het derde leerjaar, was de school niet gehouden om [eiseres 1] – ondanks het feit dat zij teveel tekortpunten had – te bevorderen naar 4 VWO of om haar na het behalen van het HAVO-diploma in één jaar het VWO te laten doen.
De vorderingen van [eisers] c.s. zullen dan ook worden afgewezen.
4.5. [eisers] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de school tot op heden begroot op EUR 1.743,-, waarvan EUR 585,- aan vastrecht en EUR 1.158,- aan procureursalaris;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Hees en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.?