ECLI:NL:RBAMS:2008:BD1861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/817 WW44 en AWB 06/5943 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurdersvereniging De Pijp niet-ontvankelijk in beroep tegen bouwvergunning voor vrijesectorhuurwoningen

In deze zaak heeft de Huurdersvereniging De Pijp, gevestigd te Amsterdam, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een bouwvergunning die was verleend voor de bouw van zes vrijesectorhuurwoningen ter vervanging van negen goedkope huurwoningen. De voorzieningenrechter ontving het verzoek op 22 februari 2008, dat verband hield met een eerder besluit van de gemeente Amsterdam van 15 mei 2006. De vereniging stelde dat de bouwvergunning niet verleend had mogen worden, omdat er eerst een woningonttrekkingsvergunning en een samenvoegingsvergunning aangevraagd hadden moeten worden. Daarnaast werd aangevoerd dat het bouwplan niet voldeed aan het Bouwbesluit 2003.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de Huurdersvereniging niet als belanghebbende kan worden beschouwd in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter concludeerde dat het belang van de vereniging, dat gericht is op het behartigen van de belangen van huurders in de wijk, niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit om de bouwvergunning te verlenen. De rechter oordeelde dat de bouwvergunning voor zes vrijesectorhuurwoningen de woonomgeving van huurders niet schaadt en dat de vereniging niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in deze procedure.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter de Huurdersvereniging niet-ontvankelijk in het beroep geregistreerd onder nummer 06/5943 WW44 en wees het verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder nummer 08/817 WW44, af. De uitspraak werd gedaan op 28 maart 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor belanghebbenden gedurende zes weken na toezending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nrs. AWB 08/817 WW44 en AWB 06/5943 WW44
tussen:
Huurdersvereniging de Pijp, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verzoekster],
en:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. T.M. van Gorsel.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder] , gevestigd te [vestigingsplaats],
vergunninghouder,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers vergunninghouder].
1. PROCESVERLOOP
De voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) heeft op 22 februari 2008 een verzoek ontvangen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verweerder op 26 juni 2006 ontvangen en op 12 december 2006 aan de rechtbank ter behandeling doorgezonden beroepschrift gericht tegen het besluit van verweerder van
15 mei 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 18 maart 2008.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Ingevolge artikel 8:86 van de Awb is de rechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de rechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
Vergunninghouder heeft op 24 november 2005 een aanvraag ingediend om een bouwvergunning voor het veranderen van de eerste tot en met de vierde verdieping met bestemming daarvan tot zes woningen, het vervangen van de kozijnen in de voorgevel en het maken van dakterrassen op de eerste en vierde verdieping aan de achterzijde van de gebouwen op de adressen Ruysdaelkade [nummer] tot en met [nummer] te Amsterdam.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder die vergunning verleend. Daartoe heeft verweerder overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan “De Pijp, vijfde uitwerking, Cornelis Troost / Van Goghbuurt”. Verweerder heeft de beslissing op de aanvraag van vergunninghouder op grond van artikel 50, eerste lid, van de Woningwet aangehouden omdat het bouwplan in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, doordat de maximumbouwhoogte van 12 meter aan de achterzijde wordt overschreden. Verweerder stelt bevoegd te zijn om op grond van artikel 50, zesde lid, van de Woningwet vergunning te verlenen, omdat een vrijstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in samenhang met artikel 20, eerste lid, sub a, onder 1 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro). Nu er voorts geen zienswijzen zijn ingediend, het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2003, de Commissie voor Welstand en Monumenten positief geadviseerd heeft en het bouwplan voldoet aan de Bouwverordening Amsterdam 2003, kan worden besloten tot doorbreking van de aanhouding en verlening van een reguliere bouwvergunning voor de uitvoering van het bouwplan, aldus verweerder.
Het door verzoekster hiertegen ingediende bezwaarschrift is door verweerder doorgezonden aan de rechtbank omdat het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure en derhalve direct beroep openstaat.
In beroep heeft verzoekster aangevoerd dat verweerder geen bouwvergunning had mogen verlenen, omdat eerst een woningonttrekkingsvergunning had moeten worden aangevraagd. De panden zullen namelijk worden verbouwd tot zes woningen, terwijl de panden thans bestaan uit negen (huur)woningen. Voorts had vergunninghouder volgens verzoekster een samenvoegingsvergunning moeten aanvragen. Dit, omdat de eerste en de tweede verdieping van de drie panden samengevoegd worden. Ten slotte stelt verzoekster dat de bouwvergunning niet verleend had mogen worden omdat het bouwplan op een aantal punten niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003.
Verzoekster stelt een spoedeisend belang te hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, bestaande uit schorsing van het bestreden besluit, nu vergunninghouder op 19 februari 2008 met de werkzaamheden is begonnen. In het kader van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft verzoekster voorts aangevoerd dat verweerder bij brief van 8 januari 2008 heeft aangegeven dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze is voorbereid. Volgens verzoekster is de kans daarom groot dat haar beroep gegrond zal worden verklaard.
De rechter overweegt als volgt.
De rechter beoordeelt ambtshalve vragen die samenhangen met de toegang tot de rechter, waaronder de vraag of het beroepschrift en verzoek om voorlopige voorziening zijn ingediend door een belanghebbende.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Blijkens artikel 2 van de statuten van 26 april 1994 stelt de Huurdersvereniging De Pijp zich ten doel:
a. het zowel wat betreft de woningen als wat betreft de woonomgeving behartigen van de belangen van de bewoners van huurwoningen in het werkgebeid van de vereniging;
b. het instandhouden van de voorraad goedkope huurwoningen in het werkgebied van de vereniging;
c. het waarborgen of doen waarborgen van de rechtspositie van huurders van woningen in het werkgebied van de vereniging; en
d. het gezamenlijk met de huurder en de bewoners van huurwoningen in het werkgebied van de vereniging bevorderen van de leefbaarheid en het welzijn in de directe woonomgeving.
Blijkens artikel 2, tweede lid, van de statuten tracht de vereniging dit doel te bereiken door:
a. het stimuleren van huurders zo veel mogelijk gebruik te maken van hun wettelijke rechten, waaronder het weigeren van huurverhoging en het aanvragen van huurverlaging;
b. het inventariseren van behoeften en knelpunten op het gebied van wonen en woonomgeving in het werkgebied van de vereniging;
c. het doen van voorstellen tot gezamenlijke (structurele) oplossingen van de hiervoor onder b bedoelde knelpunten-behoeften;
d. het regelmatig onderhouden van contacten met verhuurders, overheden en betrokken instanties op elk niveau;
e. het verzorgen van regelmatige publiciteit;
f. het organiseren en/of ondersteunen van acties ter realisering van wensen van huurders ten aanzien van hun woningen en woonomgeving;
g. het nastreven ven volledige inspraak van huurders bij het beleid op het gebied van stadsvernieuwing, woningbouw, renovatie en alle overige woonvoorzieningen, alsmede bij beleid inzake openbare voorzieningen in het werkgebied van de vereniging; en
h. het samenwerken met het Woonlastenkomitee De Pijp, alsmede het ondersteunen van woonlastencampagnes;
i. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande, in de ruimste zin genomen, in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn.
De rechter is van oordeel dat het belang van de Huurdersvereniging, voor zover het betreft de algemene en collectieve belangen die zij blijkens haar doelstelling beoogt te behartigen, niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit van verweerder van 15 mei 2006. Met dit besluit wordt bouwvergunning verleend voor –zoals ter zitting door vergunninghouder verklaard- zes vrijesectorhuurwoningen die in de plaats komen van de negen goedkope huurwoningen. De rechter ziet niet in dat de doelstelling van de vereniging, namelijk de behartiging van het algemeen belang van de huurders van De Pijp bij hun woonomgeving en bij het in stand houden van de voorraad goedkope huurwoningen, betrokken is bij dit besluit. Het verlenen van een bouwvergunning voor zes in plaats van negen huurwoningen schaadt op geen enkele wijze de woonomgeving van huurders. Voorts kan de bouwvergunning slechts worden geweigerd op de gronden genoemd in artikel 44 van de Woningwet en niet omdat er goedkope dan wel dure woningen worden gebouwd, en evenmin omdat er geen goedkope maar dure huurwoningen worden gebouwd. De rechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een besluit waardoor de Huurdersvereniging rechtstreeks wordt getroffen in een (collectief) belang dat zij in het bijzonder behartigt.
De rechter is mitsdien van oordeel dat de Huurdersvereniging in dit geval niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden beschouwd. Gelet hierop is de rechter van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De rechter beslist daarom meteen op het beroep van de Huurdersvereniging door dit niet-ontvankelijk te verklaren.
Nu het beroep niet-ontvankelijk is, zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestreden bouwvergunning van kracht is en mag worden benut.
De rechter ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht dan wel voor een proceskostenveroordeling, noch in het verzoek om voorlopige voorziening, noch in het beroep.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het beroep geregistreerd onder nummer 06/5943 WW44;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder nummer 08/817, WW44, af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 maart 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier,
en bekend gemaakt door toezending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter,
de uitspraak te ondertekenen.
Tegen de uitspraak in het beroep (Reg.nr. AWB 06/5943 WW44) kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening (Reg.nr. AWB 08/817 WW44) staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B