Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
in het geding met reg.nr. AWB 06/6136 WWB
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. H. Beekelaar,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang.
De rechtbank heeft op 22 december 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 14 november 2006 verzonden op 15 november 2006 (het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 22 februari 2008.
Eiseres ontvangt met ingang van 1 december 1996 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder.
Naar aanleiding van een anonieme schriftelijke mededeling van 5 juli 2006 hebben twee handhavingsspecialisten van de Dienst werk en inkomen (DWI) op 23 augustus 2006 een onaangekondigd huisbezoek afgelegd op het door eiseres opgegeven woonadres, te weten [adres] te [woonplaats]. De bevindingen van het huisbezoek zijn neergelegd in een op 25 augustus 2006 gedateerd rapport. Er zijn tijdens het huisbezoek verklaringen van eiseres en van [betrokkene] opgenomen, die in de rapportage zijn verwerkt. Uit de rapportage blijkt ook dat twee handhavingsspecialisten op 24 augustus 2006 een bezoek hebben gebracht aan de [adres 2] te [woonplaats], waar [betrokkene] staat ingeschreven. De hoofdbewoner van dat adres, [hoofdbewoner], heeft tijdens het bezoek verklaard dat [betrokkene] niet op dat adres woont en ook nooit heeft gewoond. [betrokkene] ontvangt alleen zijn post op dit adres, aldus de hoofdbewoner.
Bij besluit van 27 september 2006 heeft verweerder het recht op bijstand van eiseres met ingang van
1 januari 2001 ingetrokken. Verweerder heeft daartoe overwogen dat uit het huisbezoek is gebleken dat eiseres een gezamenlijke huishouding voert met [betrokkene]. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
In beroep stelt eiseres dat een anonieme tip geen redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek is. Voorts zijn eiseres noch [betrokkene] er bij het afgelegde huisbezoek op gewezen dat het weigeren toestemming tot binnentreden te verlenen geen (directe) gevolgen voor de uitkering heeft. Er is dan ook niet voldaan aan de eis van “informed consent”, wat heeft geresulteerd in een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Het gevolg daarvan is dat de bij het huisbezoek aan het licht gekomen gegevens als onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing dienen te worden gelaten, aldus eiseres. Bovendien is niet gebleken dat de controleurs waren beëdigd als (bijzonder) opsporingsambtenaar zodat het rapport niet kan worden aangemerkt als een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal en reeds om die reden buiten beschouwing hadden moeten blijven. Verder bestrijdt eiseres de juistheid van de verklaringen die zij en [betrokkene] hebben afgelegd. Eiseres heeft zich geen rekenschap kunnen geven van wat zij heeft verklaard en ondertekend doordat de handgeschreven aantekeningen van de controleurs slecht leesbaar waren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Anonieme verklaring
De aanleiding voor verweerder om bij eiseres een huisbezoek af te leggen was gelegen in het feit dat er verschillende malen een anonieme tip door DWI was ontvangen over de woon- en leefsituatie van eiseres. Volgens de uitspraak van 2 oktober 2007 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (LJN: BB5534, zie www.rechtspraak.nl) kan een dergelijke tip, mits deze relevant, concreet en voldoende onderbouwd is, aanleiding vormen voor het instellen van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. In dat kader dient eerst te worden bezien of gebruik kan worden gemaakt van voor betrokkene minder ingrijpende onderzoeksmiddelen dan een huisbezoek. Indien en zodra (daarbij) concrete objectieve feiten en omstandigheden blijken, die twijfel doen rijzen over de juistheid van de eerder over de woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, ontstaat er een redelijke grond voor een huisbezoek.
In dit geval bevat de anonieme tip concrete, gedetailleerde informatie, zoals de naam en geboortedatum van eiseres en [betrokkene], de aard van het werk van [betrokkene], het adres waarop [betrokkene] staat ingeschreven en het feit dat zij samen twee kinderen hebben die hun vaders naam dragen. In de anonieme tip staat voorts dat eiseres en [betrokkene] samenwonen en dat eiseres “rijdt met [betrokkene] zijn kleren in de achterbak van haar auto om niet betrapt te worden door de sociale dienst. Dat is Fraude.”
Uit de rapportage van 25 augustus 2006 blijkt verweerder vervolgens administratief vooronderzoek heeft ingesteld en dat gegevens zijn opgevraagd bij, onder andere, Suwinet en de gemeentelijke basisadministratie Amsterdam. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat eiseres op het uitkeringsadres staat ingeschreven met haar vier kinderen, waarvan twee de achternaam van [betrokkene] dragen. Ook is gebleken dat [betrokkene] op [adres 2] te [woonplaats] staat ingeschreven met twee andere personen, die aanmerkelijk jonger zijn dan [betrokkene] zelf. Deze twee personen staan ingeschreven respectievelijk als hoofdbewoner en partner van de hoofdbewoner. Voorts heeft het onderzoek aangetoond dat [betrokkene] werkt bij een makelaars- en assurantiekantoor.
De rechtbank is van oordeel dat dit onderzoek een redelijke grond opleverde om tot een onaangekondigd huisbezoek over te gaan.
Huisbezoek
Eiseres heeft aangevoerd dat de handhavingsspecialisten bij het huisbezoek eiseres hadden moeten meedelen dat zij het huisbezoek ook mocht weigeren en dat zulks op zich geen gevolgen voor de uitkering zou hebben ("informed consent"). Eiseres heeft daarbij een beroep gedaan op schending van artikel 8 EVRM. In artikel 8 van het EVRM is – kort gezegd – het recht op de persoonlijke levenssfeer neergelegd.
In zijn uitspraak van 11 april 2007 (LJN: BA2410) heeft de CRvB ten aanzien van “informed consent” en het beroep op artikel 8 EVRM het volgende overwogen: “Van een inbreuk op het huisrecht is geen sprake wanneer de rechthebbende toestemming voor het binnentreden heeft gegeven. De toestemming moet op basis van vrijwilligheid zijn verleend, waarbij heeft te gelden dat er sprake moet zijn van een “informed consent”. Dit houdt in dat de toestemming van de belanghebbende gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. […] Bestaat er voorafgaande aan het huisbezoek aanleiding redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens en wordt om die reden tot het afleggen van een huisbezoek besloten, dan is het bestuursorgaan bij het vragen om medewerking aan dat huisbezoek niet gehouden betrokkene mee te delen dat het weigeren van de toestemming tot binnentreden zonder (directe) gevolgen voor de uitkering zal blijven.”
In dit geval is in de rapportage opgenomen dat de handhavers zich hebben gelegitimeerd en hebben gemeld wat het doel van het bezoek was, maar is niet als zodanig opgenomen dat eiseres is gemeld dat zij het huisbezoek mocht weigeren. In de rapportage staat dat eiseres de handhavers heeft binnengelaten. Dit is door eiseres niet weersproken. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiseres toestemming heeft gegeven de woning te betreden. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank eveneens vast dat verweerder voldoende aanleiding had om redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid van eiseres’ inlichtingen omtrent haar woonsituatie. Ongeacht of de handhavingsspecialisten een door eiseres bedoelde mededeling hebben gedaan voorafgaand aan het huisbezoek, waren zij gelet op de uitspraak van de CRvB niet gehouden eiseres mede te delen dat het weigeren toestemming voor het binnentreden te geven geen gevolgen zou hebben voor de uitkering. Nu derhalve het huisrecht van eiseres niet is geschonden en geen ongerechtvaardigde inbreuk op het privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM is gemaakt, heeft verweerder de verklaringen van eiseres en [betrokkene] terecht in de beoordeling van het recht op bijstand betrokken.
Bruikbaarheid van de verklaringen van eiseres en [betrokkene]
Ter terechtzitting heeft verweerder erkend dat de handhavingsspecialisten die de rapportage hebben ondertekend geen bijzonder opsporingsambtenaar zijn. Uit de eerder aangehaalde zaak van de CRvB (uitspraak van 11 april 2007, LJN: BA2410) volgt dat een dergelijk rapport niet kan worden aangemerkt als een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. In die zaak liet de CRvB dit gegeven meewegen bij de beoordeling of sprake was van “informed consent”. In dit geval gaat het erom of verklaringen die opgenomen zijn in de rapportage niet zijnd een proces-verbaal, niettemin als bewijs kunnen worden betrokken ten aanzien van de beoordeling van de woonsituatie.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier naast de getypte versie van de verklaringen tevens de door de handhavingsspecialisten handschreven verklaringen die eiseres en [betrokkene] hebben afgelegd. Deze verklaringen zijn tijdens het huisbezoek door eiseres respectievelijk [betrokkene] ondertekend. De rechtbank heeft geen aanleiding om te oordelen dat eiseres en [betrokkene] deze verklaringen niet uit vrije wil hebben afgelegd.
Na bestudering van de handgeschreven verklaringen en vergelijking daarvan met de rapportage, is de rechtbank van oordeel dat weliswaar de handgeschreven verklaringen niet heel gemakkelijk leesbaar zijn, toch duidelijk is op te maken wat er staat en dat in de rapportage goed tot uitdrukking komt wat is verklaard. Eiseres’ grond dat zij bij ondertekening van de verklaring zich onvoldoende rekenschap kon geven of de opgeschreven verklaring overeen kwam met hetgeen zij in werkelijkheid had verklaard, kan dan ook niet slagen.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres en [betrokkene] dan ook terecht als bewijs gebruikt bij de beoordeling van de woonsituatie.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden vanaf 1 januari 2001 door te verzwijgen dat zij met [betrokkene] een gezamenlijke huishouding in de zin van artikel 3, derde lid, van de WWB voerde. Verweerder was op grond van artikel 54, derde lid, onder a, van de WWB bevoegd het recht op bijstand te herzien.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder op goede gronden tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 maart 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koenders, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B