Parketnummer: 13/457593-07
Datum uitspraak: 19 maart 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2008.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd.
Met inachtneming van de wijziging van de telastelegging is aan verdachte telastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [sla[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] een of meermalen met een honkbalknuppel (met meer dan geringe kracht) tegen het hoofd heeft geslagen;
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten aangezichtsletsel in de vorm van meerdere kaakfracturen in het gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen (met meer dan geringe kracht) met een honkbalknuppel tegen het hoofd te slaan;
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,) die [slachtoffer] een of meermalen met een honkbalknuppel (met meer dan geringe kracht) tegen het hoofd heeft geslagen;
Hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] een of meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd geslagen heeft, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam [slachtoffer] en/of andere teamgenoten van die [slachtoffer] (waaronder [persoon 1] en/of [persoon 2]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd, dat hij, verdachte, met een vuurwapen zou terugkomen en/of dat hij ze één voor één ging pakken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te Amsterdam, voorhanden heeft gehad een voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, te weten een stormaansteker in de vorm van een pistool, die wat betreft vorm en/of afmetingen en/of kleur, een (sprekende) gelijkenis vertoont met een bestaand wapen, namelijk een pistool van het merk Beretta (model 92FS), in elk een wapen van categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht het telastegelegde onder feiten 1, 2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten niet bewezen verklaard kunnen worden, nu in alle drie de telastegelegde feiten een pleegplaats staat vermeld waar de telastegelegde feiten zich niet hebben voorgedaan. Ten onrechte vermelden feit 1 en 2 Amsterdam als pleegplaats, terwijl de telastegelegde feiten zich hebben afgespeeld in de gemeente Diemen. Feit 3 vermeldt ten onrechte als pleegplaats Amsterdam, terwijl dit feit zich heeft afgespeeld in Lelystad.
De telastelegging vormt de grondslag voor de rechtbank om tot een mogelijke bewezenverklaring te komen. Deze zogenaamde grondslagenleer wordt strikt uitgelegd. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid verdachte vrij te spreken van de hem telastegelegde feiten, nu niet bewezen kan worden dat de feiten in Amsterdam zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
De officier van justitie heeft een zeer ruime bevoegdheid, tot aan de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, om de telastelegging te wijzigen. Daarnaast heeft de officier van justitie de mogelijkheid de pleegplaats ruim op te nemen in de telastelegging, zoals door opneming van een zinsnede als ‘althans in Nederland’, om mogelijke onduidelijkheden omtrent de pleegplaats te ondervangen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat met een dergelijk ruime bevoegdheid van de officier van justitie, de ruimte voor de rechtbank beperkt is om de grondslag van de telastelegging te verlaten en het gebrek te herstellen, ook als omtrent de pleegplaats, los van de andere telastegelegde feiten, geen verschil van mening bestaat.
De rechtbank neemt bovendien in haar overweging mee dat de officier van justitie nog ter terechtzitting de telastelegging gewijzigd heeft ten behoeve van de aanvulling van feit 1 met een meer en meest subsidiaire variant. De officier van justitie heeft door deze wijziging blijk gegeven van een herhaalde bestudering van de telastelegging, maar heeft desondanks verzuimd de pleegplaatsen te veranderen. Gelet op het feit dat tijdens de zitting alle stukken uitgebreid zijn voorgehouden, waarbij meermalen melding is gemaakt van de juiste plaatsnamen, is de rechtbank van oordeel dat er ruimschoots de gelegenheid is geweest voor de officier van justitie om tijdig te signaleren dat abusievelijk de verkeerde pleegplaatsen telaste zijn gelegd.
Nu dit niet is geschied, ziet de rechtbank, gelet op de hiervoor overwogen omstandigheden, geen andere mogelijkheid dan verdachte vrij te spreken.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Wit, voorzitter,
mrs. P.H.A. Knol en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M. van Poecke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2008.