Beslissingen van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen Trafigura Beheer B.V. (13/846003-06), genomen naar aanleiding van verzoeken gedaan ter terechtzitting van 26 juni 2008 en uitgesproken op de terechtzitting van 2 juli 2008.
1. Verzoek tot het horen van getuigen c.q. deskundigen
De verdediging van verdachte en die van medeverdachten [medeverdachte 1] (13/846003-08), [medeverdachte 2] (13/846004-08), Amsterdam Port Services B.V. (13/846006-08) en [medeverdachte 3] (13/994066-07) hebben verzocht een aantal getuigen c.q. deskundigen te (doen) horen. De rechtbank heeft een synoptisch overzicht gemaakt van alle verzoeken. Het overzicht is aan deze lijst van beslissingen gehecht en maakt daarvan deel uit. De rechtbank heeft reeds besloten dat indien een verzoek tot het horen van een getuige of deskundige wordt toegewezen, de desbetreffende getuige of deskundige, zal worden gehoord in de zaken van alle hierboven genoemde verdachten.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de getuigen [getuige 1] (4), [getuige 2] (8), [getuige 3] (12), [getuige 4] (16), [getuige 5] (21), [getuige 6] (33), de verzender en ontvanger van de e-mail van 5 juni 2006 (41a en b), [verzender] (42) en [ontvanger] (44). Ten aanzien van de getuigen [getuige 7] (1) en [getuige 8] (2) heeft de officier van justitie als voorbehoud gemaakt dat zij alleen mogen worden gehoord over hun eigen waarnemingen en bevindingen in deze zaak in de eerste week van juli 2006 tot aan het vertrek van de Probo Koala. Ten aanzien van de getuige [getuige 9] (6) heeft de officier van justitie opgemerkt dat deze getuige alleen zou moeten worden gehoord over het proces-verbaal van bevindingen vermeld in rubriek 5.09 en niet ten aanzien van het proces-verbaal van bevindingen betreffende de monstername (rubriek 5.03 en 5.04) omdat deze getuige daarbij niet was betrokken. Ten aanzien van het horen van de deskundigen en de overige getuigen heeft de officier van justitie geen bezwaar gemaakt.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuigen en deskundigen vermeld op de aangehechte synopsis achter wie in de kolom van de rechtbank een X is geplaatst, toe.
De rechtbank beslist dat ten aanzien van het horen van [getuige 7], officier van justitie (1) en [getuige 8], specialistisch beleidsmedewerker functioneel parket (2) geldt dat zij alleen kunnen worden gehoord voor zover zij betrokken zijn geweest bij het onderzoek van de politie voorafgaande aan de aanvang van de vervolging en dat de aan hen te stellen vragen alleen betrekking mogen hebben op hetgeen zij daarbij zelf hebben waargenomen en ondervonden (Hoge Raad 19 december 1995, NJ 1996, 249). [getuige 7] zal tijdens een terechtzitting worden gehoord. Dat verhoor zal plaatsgrijpen op een (regie)zitting parallel aan de verhoren door de rechter-commissaris.
De rechtbank houdt de beslissing op het verzoek van de hieronder genoemde getuigen om na te noemen redenen aan.
[getuige 1] (4)
De beslissing op het verzoek tot het horen van [getuige 1] wordt aangehouden tot na het verhoor van [getuige 10] (3). Indien dat verhoor aanleiding geeft tot vragen aan [getuige 1] dan dient deze getuige alsnog te worden gehoord. Het is aan de rechter-commissaris om te beoordelen of die aanleiding zich voordoet.
[getuige 3] (12)
De beslissing op het verzoek tot het horen van [getuige 3] wordt aangehouden tot na het verhoor van [getuige 11] (15). Indien dat verhoor aanleiding geeft tot vragen aan [getuige 3] dan dient deze getuige alsnog te worden gehoord. Het is aan de rechter-commissaris om te beoordelen of die aanleiding zich voordoet.
[getuige 4] (16)
De officier van justitie heeft toegezegd een proces-verbaal te laten opmaken waarin wordt gerelateerd wie de opsteller van de notitie van Verkeer en Waterstaat is, die wordt genoemd op pagina 11.477 van het dossier en welk stuk [getuige 4] heeft ge-e-maild naar [getuige 12]. De beslissing op het verzoek tot het horen van [getuige 4] wordt aangehouden tot nadat de officier van justitie het proces-verbaal heeft verstrekt.
[getuige 6] (33)
De beslissing op het verzoek tot het horen van [getuige 6] wordt aangehouden tot na de verhoren van de andere bij Falcon Navigation Corporation werkzame getuigen (34, 45 en 36). Indien (een van) die verhoren aanleiding geven tot vragen aan [getuige 6] dan dient deze getuige alsnog te worden gehoord. Het is aan de rechter-commissaris om te beoordelen of die aanleiding zich voordoet.
Verzender en ontvanger van de e-mail van 5 juli 2006 (41a en b)
De officier van justitie heeft toegezegd te achterhalen wie de verzender en de ontvanger van de desbetreffende e-mail zijn. Nadat bekend is geworden wie dat zijn, kan de rechter-commissaris een beslissing nemen op het verzoek deze getuigen te horen.
3. Aanvullende getuigenverzoeken
Het verzoek van de verdediging van Amsterdam Port Services B.V. en [medeverdachte 3] tot het horen van [getuige 13], kazernemanager kazerne Displaystraat te Amsterdam (rubriek 2) wordt toegewezen (59).
4. Getuigen op verzoek van de officier van justitie
Aan de lijst van te horen getuigen worden - op verzoek van de officier van justitie - de volgende getuigen toegevoegd:
- [getuige 14] (60);
- [getuige 15] (61);
- [getuige 16] (62);
- [getuige 17] (63).
5. Getuige ambtshalve toegevoegd aan de lijst
De rechtbank voegt ambtshalve aan de lijst van te horen getuigen toe, de getuige [getuige 18] (56).
Het verzoek van diens verdediging tot het horen van [medeverdachte 1] (37) als verdachte in zijn eigen zaak bij wordt toegewezen.
Het verzoek tot het horen van [medeverdachte 2] (38) als getuige wordt toegewezen. Als zijn verdediging dat wenst kan hij ook worden gehoord als verdachte in zijn eigen zaak.
8. Afwijzen verzoek tot het horen van getuige
Het verzoek van Trafigura Beheer B.V. tot het horen van de getuige [getuige 2] wordt afgewezen. Verdachte wordt hierdoor redelijkerwijs niet in haar verdediging geschaad.
9. KLPD-dossier ‘Noordzee dossiernummer AP (….)
De rechtbank gelast dat het dossier waaraan wordt gerefereerd in de e-mail op pagina 36 van rubriek 9.42 (feitenrelaas VROM 30 oktober 2006, pagina 12.172 van het dossier), bekend bij het KLPD onder ‘Noordzee dossiernummer AP (.…)’ aan de stukken wordt toegevoegd.
10. Verwijzing naar de rechter-commissaris
De getuigen en deskundigen zullen - met uitzondering van [getuige 7] - door de rechter-commissaris worden gehoord. De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de in het synoptisch overzicht vermelde getuigen en deskundigen achter wie een X is geplaatst (in de kolom van de rechtbank) te horen alsmede [medeverdachte 1] als verdachte in diens eigen zaak en voorts al datgene te verrichten wat hij in het belang van het onderzoek acht, voor zover dit voortvloeit uit de verhoren en de (onderzoeks)handelingen niet kunnen wachten tot de eerstvolgende regiezitting.
11. Het verzoek tot het verwijderen van stukken uit het dossier
11.1 Standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht een aantal, in haar pleitnota onder randnummer 66 met name genoemde stukken, uit het dossier te verwijderen.
Het betreft hier - verkort en zakelijk weergegeven - stukken die zien op de gebeurtenissen in Abidjan (Ivoorkust) vanaf augustus 2006. Omdat de gebeurtenissen in dat land in geen enkel opzicht betrekking hebben op het aan verdachte tenlastegelegde, zij buiten de verantwoordelijkheid van verdachte vallen, reeds zijn onderzocht in Ivoorkust en tenslotte vallen buiten de Nederlandse rechtsmacht dienen zij - zo meent de verdediging - uitdrukkelijk buiten beschouwing te blijven.
Daartoe is ook reden omdat de publieke verontwaardiging haar schaduw over de zaak van verdachte werpt en het gevaar dreigt dat bewust of onbewust bij de beantwoording van de laatste vraag van artikel 350 Sv (als het gaat om de eventuele op te leggen straf of maatregel) aannemelijk zal worden geacht dat de afgifte van de stoffen van de Probo Koala de in de media geschetste groteske schadelijke gevolgen heeft gehad en deze verdachte zullen worden tegengeworpen, terwijl geheel niet vaststaat dat die gevolgen zich hebben voorgedaan als gevolg van handelingen van verdachte.
11.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich over dit verzoek van de verdediging niet uitgelaten.
11.3 Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat - in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd - de officier van justitie het land Ivoorkust kennelijk bij het verwijt aan verdachte heeft willen betrekken. Hij heeft immers in het onder 3 tenlastegelegde het verwijt opgenomen dat verdachte in de periode tussen 5 juli 2006 tot en met 20 augustus 2006 tezamen en in vereniging met een ander of anderen (gevaarlijke) afvalstoffen heeft uitgevoerd uit de Europese Gemeenschap naar een ACS-Staat, te weten Nigeria en/of Ivoorkust. Of die beschuldiging juist is staat nog volstrekt niet vast. Het onderzoek ter terechtzitting waarbij ondermeer dit verwijt zal moeten worden onderzocht is weliswaar aangevangen, maar bevindt zich nog pas in de fase van de zogenoemde regiezitting.
Vast staat ook dat de stukken waarop de verdediging in dezen doelt door of vanwege de officier van justitie aan het dossier zijn toegevoegd.
Het verzoek van de verdediging roept de vraag op in hoeverre de rechtbank de omvang van het dossier bepaalt en haar de bevoegdheid zou toe komen stukken uit het dossier te verwijderen.
Naar haar oordeel komt haar die bevoegdheid niet toe. Zij legt aan dat oordeel het navolgende ten grondslag.
Uitgangspunt van het wettelijk systeem is dat het dossier in eerste instantie wordt samengesteld door de officier van justitie (Zie Hoge Raad 7 mei 1996, NJ 1996, 687 m.nt. Sch. en Hoge Raad 20 juni 2000, NJ 2000, 502). De officier van justitie is uit hoofde van zijn taak gehouden daarin alle stukken op te nemen die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin. Hij heeft de vrijheid de selectie te maken van de stukken die noodzakelijk worden geacht.
De zittingsrechter kan ambtshalve en hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting alsnog de toevoeging van stukken aan het dossier gelasten. De verdachte heeft dus ook een eigen bevoegdheid om processtukken die hij van belang acht voor zijn verdediging aan het dossier toe te voegen en de rechter is verplicht dit materiaal (mits binnen redelijke grenzen) te accepteren. (Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 12 december 1995, NJ 1996, 275 en Hoge Raad 17 juni 1997, NJ 1997, 658). Daarmee heeft de rechtbank de bevoegdheid om toevoeging van stukken waarvan voeging in het dossier wordt gevraagd te weigeren. Het geeft de verdediging het recht om bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting en in de loop daarvan actief gegevens aan het dossier toe te voegen die de juistheid van de door de officier van justitie geuite verdenkingen ontkrachten. De verdachte heeft daarmee ook de mogelijkheid zich in rechte te verdedigen tegen wat zij noemt de onzichtbare beeldvorming.
Verdachte heeft echter niet de mogelijkheid te voorkomen dat stukken aan het dossier worden toegevoegd (Hoge Raad 11 oktober 1992, NJ 1992, 494 m.nt. C.) en in het verlengde daarvan ook niet de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken stukken uit het dossier te verwijderen. Dat recht komt haar niet toe en daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank het recht van verdachte op een eerlijk proces niet gefrustreerd.
Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank om de uitdrukkelijke garantie dat de door haar in randnummer 66 genoemde stukken niet zullen worden voorgehouden tijdens het onderzoek ter terechtzitting en dat hierop geen acht zal worden geslagen bij haar beraadslagingen en besluitvorming.
De rechtbank zal die garantie niet geven.
Het is de rechter die uiteindelijk een antwoord zal hebben te geven op de in artikel 348 en 350 Sv gestelde vragen. Het inmiddels aangevangen onderzoek ter terechtzitting heeft tot doel uiteindelijk op het punt te geraken dat de rechter die punten, na sluiting van het onderzoek ter zitting, zal beslissen.
In het wettelijk systeem van strafvordering past niet dat de rechter op enig moment in het onderzoek ter terechtzitting garanties afgeeft dat hij op bepaald materiaal geen acht zal slaan. Op de rechter rust de taak om, in de woorden van het EHRM “all relevant elements” te betrekken bij zijn oordeel. Die “relevant elements” dienen tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde te komen zodat zowel de officier van justitie als de verdediging daarop hun visie kunnen geven. De rechter dient dit alles vervolgens in zijn oordeel te betrekken, maar de wijze waarop hij dit doet en tot welke beslissing dat leidt, is pas te lezen in zijn eindbeslissing.
12. Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen uit Ivoorkust
Waar de rechtbank het primaire en subsidiaire verzoek van de verdediging heeft afgewezen, komt aan de orde het verzoek van de verdediging dat zij als volgt heeft gemotiveerd:
“(…) de verdediging [is] genoodzaakt om de misplaatste grauwsluier die over het aandeel van Trafigura in deze heen hangt te lichten en het bestaande beeld te nuanceren.”
Daartoe wenst de verdediging getuigen te horen die uit eigen waarneming kunnen verklaren over de gebeurtenissen in Ivoorkust, meer in het bijzonder over:
• de contacten tussen enerzijds Trafigura en Puma en anderzijds de douaneautoriteiten en afvalverwerker Tommy;
• de overdracht van de afvalstoffen vanuit de Probo Koala in de haven van Abidjan;
• het transport van de afvalstoffen met tankwagens;
• de verdere afhandeling van de afvalstoffen;
• de gevolgen die door derden zouden zijn ondervonden.
De verdediging wenst daartoe, volgens de opgave die zij bij brief van 12 juni 2008 op voet van artikel 263 Sv aan de officier van justitie heeft gedaan, de daarin genoemde getuigen 42 tot en met 92 te horen. Een kopie van deze brief wordt aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 juni 2008 gehecht.
De rechtbank oordeelt over dat verzoek als volgt.
Uitgangspunt moet zijn dat het belang dat de verdediging heeft bij het horen van getuigen moet zijn verankerd in de verwijten die verdachte door het openbaar ministerie worden gemaakt - het heeft immers geen zin getuigen te horen over feiten die geen onderdeel uitmaken van de tenlastelegging - en de verklaringen van de getuigen moeten van belang zijn voor op grond van artikel 348 en 350 Sv te nemen beslissingen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de getuigen die de verdediging wil horen omtrent de feitelijke gang van zaken na aankomst van de Probo Koala in de haven van Abidjan, het lossen van de slops en de wijze waarop vervolgens met deze slops is gehandeld niet van belang voor enige te nemen beslissing in de zin van 348 en 350 Sv. Voor zover de rechtbank kan nagaan, wordt verdachte op grond van de thans voorliggende tenlastelegging daarvan geen verwijt gemaakt en zijn die feiten in zoverre in het strafrechtelijk onderzoek in Nederland niet relevant. Bovendien heeft de verdediging een en andermaal de koers gevaren dat het arrest van de onderzoekskamer in tweede aanleg van het Cour d’appel d’Abidjan ook waar het gaat om de uiteenzetting van de feiten, een juiste weergave vormt van hetgeen in Abidjan heeft plaatsgevonden. Waar de verdediging die feitenvaststelling voor juist houdt, valt niet in te zien welk zelfstandig belang de verdediging in redelijkheid heeft bij het horen van getuigen die kunnen bevestigen wat de verdediging al voor juist houdt en wat de rechtbank voor haar uiteindelijke beoordeling niet relevant acht.
Dat betekent dat de rechtbank het horen van de getuigen 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 85, 86, 88, 91 en 92 afwijst omdat de verdediging bij het horen van die getuigen geen belang heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte wel een verdedigingsbelang bij het horen van getuigen die mogelijk zouden kunnen verklaren omtrent de gevolgen die het storten van de slops (welk feit naar het oordeel van de verdediging vaststaat) mogelijkerwijze voor mens en milieu zou kunnen hebben gehad. Het betreft hier dan de getuigen onder nummer 53 ([getuige 19]), 54 ([getuige 20]), 55 ([getuige 21]), 56 ([getuige 22]), 83 ([getuige 23]), 84 ([getuige24]), 87 ([getuige 25]), 89 ([getuige 26]), 90 ([getuige 27]) en 91 ([getuige 28]). De verdediging heeft in haar motivering bij deze getuigen onvoldoende concreet gemaakt hoe deze getuigen zijn te traceren. Behalve bij de getuigen 89, 90 en 91 volstaat de verdediging met de mededeling “gegevens bekend bij Ivoriaanse autoriteiten”. Een dergelijke aanduiding is onvoldoende om op grond daarvan een verzoek te kunnen toewijzen. Bovendien is de feitenomschrijving waarover de getuigen zouden moeten worden gehoord te algemeen gesteld om op een dergelijk verzoek te kunnen beslissen.
De rechtbank zal derhalve de beslissing op het horen van deze getuigen aanhouden en de verdediging de gelegenheid bieden bij de eerstkomende regiezitting haar verzoek om deze getuigen te horen nader en gemotiveerd toe te lichten.
13. Schorsing van het onderzoek
Het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd.
De rechtbank bepaalt dat in het eerste kwartaal 2009 een regiezitting zal plaatsgrijpen tenware mocht blijken dat een regiezitting eerder noodzakelijk is.