ECLI:NL:RBAMS:2008:BD6551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07 2183 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor kosten van contra-expertise taalanalyse in het kader van verblijfsvergunning

Op 17 april 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende bijzondere bijstand voor de kosten van een taalanalytische contra-expertise. Eiser, afkomstig uit Sierra Leone, verblijft in Nederland in afwachting van een verblijfsvergunning en heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand om de kosten van de contra-expertise te dekken. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de kosten voor de contra-expertise wel degelijk noodzakelijk zijn voor eiser, aangezien deze kosten essentieel zijn voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank verwijst naar de Wet Werk en Bijstand (WWB), waarin staat dat bijzondere bijstand kan worden verleend voor noodzakelijke kosten van het bestaan. De rechtbank concludeert dat de kosten voor de contra-expertise door verweerder ten onrechte niet zijn erkend als noodzakelijke kosten.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van de contra-expertise. Tevens is de gemeente Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier, en is bekendgemaakt op 17 april 2008.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats]
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/2183 WWB
tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door drs. A.A. Brouwer.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 24 mei 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 15 mei 2007 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 1 april 2008.
2. OVERWEGINGEN
Eiser, afkomstig uit Sierra Leone, is een vluchteling die in Nederland verblijft in afwachting van een verblijfsvergunning. Eiser heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingediend.
In verband met deze procedure heeft eiser een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend ten behoeve van de kosten van een taalanalytische contra-expertise. Met behulp van de contra-expertise hoopt eiser dat zijn land van herkomst kan worden vastgesteld. Eiser heeft de contra-expertise aangevraagd om de afhandeling van zijn verblijfsstatus te versnellen.
Bij primair besluit van 28 december 2006 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat de kosten voor de contra-expertise niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt. Verweerder heeft opgemerkt dat de contra-expertise tot op heden niet heeft plaatsgevonden. Gelet op de jurisprudentie zal het aandragen van het rapport in de beroepsfase niet meer het resultaat kunnen opleveren dat eiser ermee beoogt te bereiken, aldus verweerder. Volgens verweerder had het rapport eerder in de besluitvormingsfase aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst moeten worden overgelegd.
Eiser heeft in beroep onder meer aangevoerd dat verweerder na afweging van alle betrokken belangen niet tot het bestreden besluit had kunnen overgaan. Eiser heeft gewezen op de uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 5 juli 2007, waarin wordt overwogen dat het besluit in de vreemdelingenrechtelijke procedure van eiser niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Nu opnieuw op de zaak dient te worden beslist, ontstaat er een situatie waarbij alsnog de mogelijkheid bestaat om een contra-expertise te doen verrichten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet Werk en Bijstand (WWB) - voor zover thans van belang - heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich in het onderhavige geval voordoen. Uit een brief van De Taalstudio van 22 september 2006 blijkt dat de kosten voor een taalanalytische contra-expertise € 1.517,25 inclusief BTW bedragen. Partijen zijn verdeeld over de vraag of genoemde kosten in dit geval behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. Vaststaat dat de contra-expertise tot op heden niet heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 maart 2005 (gepubliceerd op Rechtspraak.nl onder LJN: AT0388) dat bij de beoordeling van een verzoek om bijzondere bijstand het antwoord op de vraag, of bepaalde kosten voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking komen, afhangt van de omstandigheden van het bijzondere geval en dat dit ook slechts van geval tot geval kan worden beoordeeld.
Uit het dossier blijkt dat eiser het resultaat van de taalanalyse slechts door het laten uitvoeren van een contra-expertise kan aanvechten. Aangezien de vreemdelingenrechtelijke procedure nog aanhangig is bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en het in deze procedure voor eisers risico komt als hij geen contra-expertise laat uitvoeren, is voor eiser met het laten verrichten van een contra-expertise een wezenlijk belang gemoeid. Eiser heeft dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten voor de contra-expertise bijzonder en noodzakelijk zijn. Voor eiser vormt het laten verrichten van de contra-expertise immers in feite de enige mogelijkheid om het vreemdelingenrechtelijke geschil in zijn voordeel te doen beslechten. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de kosten die gemoeid zijn met het laten verrichten van de contra-expertise door verweerder ten onrechte niet zijn aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank ziet vanwege de omstandigheid dat de vreemdelingenrechtelijke procedure al enige tijd aanhangig is, zodat eiser terstond de contra-expertise dient uit te doen voeren, aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien in die zin dat bepaald wordt dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van een contra-expertise taalanalyse.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 322). Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. voorziet zelf in de zaak in die zin dat wordt bepaald dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van een contra-expertise taalanalyse;
gelast de gemeente Amsterdam de kosten van de contra-expertise te vergoeden zodra eiser de factuur van het taalanalysebureau heeft overgelegd;
4. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
5. bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 39 (zegge: negenendertig euro) aan hem vergoedt;
6. veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B