ECLI:NL:RBAMS:2008:BD7127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-154 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel en evenredigheid van straf bij plichtsverzuim van ambtenaar

Op 2 juli 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, werkzaam als veiligheidsman bij de gemeente Amsterdam, in beroep ging tegen een disciplinaire maatregel opgelegd door zijn werkgever. Eiser was op 9 maart 2006 niet naar zijn werkplek gegaan, maar had in de opkomstruimte gewacht. De werkgever legde hem een schriftelijke berisping op en verminderde zijn salaris met 12 uur. Eiser maakte bezwaar en voerde aan dat hij niet verantwoordelijk was voor het plichtsverzuim, omdat hij op tijd op zijn werkplek was en geen contact had kunnen opnemen met zijn ploeggenoten. De rechtbank oordeelde dat eiser zich niet had gedragen zoals van hem verwacht mocht worden en dat het plichtsverzuim aan hem was toe te rekenen. Echter, de rechtbank vond de opgelegde straf van een berisping en salarisvermindering onevenredig in verhouding tot het plichtsverzuim. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de disciplinaire maatregel tot enkel een schriftelijke berisping. Tevens werd bepaald dat het ingehouden salaris van 9 uur aan eiser moest worden terugbetaald. De rechtbank veroordeelde de gemeente Amsterdam tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met registratienummer AWB 08/154 AW
van:
[eiser],
eiser,
vertegenwoordigd door mr. P. Bellod,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (GVB),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M. Burghout.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 10 januari 2008 een beroepschrift ontvangen gericht tegen een besluit van verweerder van 30 november 2007 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 20 juni 2008.
2. OVERWEGINGEN
Eiser is werkzaam bij verweerder in de functie van veiligheidsman. Met ingang van 1 maart 2006 is hij gedetacheerd bij de afdeling Instandhouding Railsystemen, onderafdeling Baanwerk voor 36 uur per week, tot 1 september 2006 of zoveel eerder als eiser de verplichte keuring voor de taken van veiligheidsman met goed resultaat heeft doorstaan.
Bij besluit van 12 juni 2006 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om hem op grond van artikel 204 en 1003, eerste lid, aanhef a en c van het Ambtenarenreglement Amsterdam (hierna: het ARA) wegens ernstig plichtsverzuim de sanctie van een schriftelijke berisping en 12 uur vermindering van het recht op vakantie op te leggen. Verweerder heeft daartoe overwogen, dat eiser in de nacht van 9 op 10 maart 2006 niet naar zijn werkplek is gegaan, maar in de opkomstruimte heeft gewacht. Van een medewerker mag worden verwacht dat hij zijn opgedragen werkzaamheden verricht of er alles aan doet om deze te verrichten, aldus verweerder.
Bij besluit van 21 november 2006 heeft verweerder op grond van artikel 204 en 1003, eerste lid, a en d van het ARA eiser een schriftelijke berisping opgelegd en twaalf uur in mindering gebracht op het salaris. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft in bezwaar ter onderbouwing van zijn standpunt een tweetal medische verklaringen overgelegd, te weten een brief van de behandelend KNO-arts en van de behandelend neuroloog.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Voorts heeft verweerder na een herberekening in plaats van 12 uur op het salaris van eiser bepaald dat 9 uur op het salaris van de eiser moet worden ingehouden. Verweerder heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Het lag op de weg van eiser om contact op te nemen met zijn collega’s. Hij had hulp kunnen vragen bij het inloggen. Hij had bij de in de opkomstruimte aanwezige collega’s te rade kunnen gaan. Hij had gebruik kunnen maken van de aldaar aanwezige telefoon. Indien eiser psychische klachten heeft gehad, had hij zich ziek moeten melden, aldus verweerder. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn medische beperkingen. Eiser was ruim op tijd op de afgesproken plaats. Hij heeft gewacht totdat zijn ploeggenoten contact met hem zochten of hem kwamen ophalen. Van de ploeg mocht zelf enig initiatief verwacht worden om achterblijvende collega’s te melden waar zij zijn en, wellicht belangrijker nog, hen te betrekken bij de te verrichten werkzaamheden. Het incident is onderdeel van een reeks pesterijen. Verweerder is nauwelijks ingegaan op de door eiser aangevoerde en aangetoonde medische beperkingen. Verweerder heeft bij het opleggen van de strafmaat volstrekt geen rekening gehouden met het feit dat de ploeg waar eiser onderdeel van was zelf te vroeg wegging, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 204, van het ARA (vervulling functie) dient de ambtenaar de hem gegeven voorschriften op te volgen en in het algemeen alles te doen of na te laten dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 1001, van het ARA (voorwaarden strafoplegging) kunnen Burgemeester en Wethouders de ambtenaar straffen, indien hij in strijd met het bepaalde in artikel 204 handelt of nalaat te handelen en zich deswege schuldig maakt aan plichtsverzuim.
Ingevolge artikel 1003, eerste lid, van het ARA (strafmaat) kunnen de straffen, die de ambtenaar worden opgelegd zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst zonder geldelijke aanspraak op andere dagen dan de zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen;
c. vermindering van het recht op vakantie met ten hoogste drie dagen;
d. vermindering van salaris voor een bepaalde tijd, echter voor ten hoogste één jaar;
e. terugzetting in een lager gewaardeerde betrekking voor een bepaalde tijd, echter voor ten hoogste één jaar, gepaard gaande met vermindering van het salaris voor dezelfde tijd;
f. ontslag.
Ingevolge het tweede lid kan voor eenzelfde plichtsverzuim een combinatie van twee van de in het eerste lid genoemde straffen worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat eiser in de nacht van 9 op 10 maart 2006 niet naar zijn werkplek is gegaan, maar in plaats daarvan gedurende de hele nacht in de opkomstruimte heeft gewacht totdat men hem zou komen halen. Eiser heeft geen enkele poging ondernomen om met zijn ploeg in contact te komen of op andere wijze uit te zoeken waar hij zijn werkzaamheden diende te verrichten. Hij heeft daarbij geen hulp gevraagd aan de ter plaatse aanwezige collega’s. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de inlogcode en het wachtwoord van eiser verlopen waren, voor rekening en risico van eiser komt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser een eigen verantwoordelijkheid heeft om zijn werkzaamheden uit te oefenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser zich aldus willens en wetens heeft onttrokken aan zijn plicht en verantwoordelijkheden jegens zijn collega's en zijn plichten en verantwoordelijkheden jegens verweerder.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser zich niet heeft gedragen zoals van hem onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht en is sprake van plichtsverzuim. Verweerder was daarom bevoegd eiser een disciplinaire straf op te leggen.
Met verweerder is de rechtbank voorts van oordeel dat het plichtsverzuim aan eiser is toe te rekenen. Eiser heeft zijn standpunt dat hij het slachtoffer is geweest van pesterijen van zijn collega’s dan wel van zijn leidinggevende, niet nader geconcretiseerd dan wel onderbouwd. Voorts heeft verweerder op grond van de door eiser overgelegde medische verklaringen in redelijkheid geen aanleiding gezien om nader onderzoek te doen naar de vraag of het incident volledig aan eiser is toe te rekenen, nu uit deze verklaringen enkel naar voren komt dat eiser vanwege een snurkprobleem oververmoeid is geweest.
De rechtbank acht evenwel de straf van een berisping in combinatie met een vermindering van salaris ter hoogte van 9 uur, onevenredig met het plichtsverzuim, met name vanwege de context waarin dit plichtsverzuim plaatsvond. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat eiser in de nacht van 9 op 10 maart 2006 op tijd op zijn werkplek is verschenen en vervolgens gedurende zijn volledige werkdag (gedurende 9 uur) beschikbaar is geweest voor de ploegleider. Bovendien heeft verweerder ter zitting verklaard dat de ploegleider de verantwoordelijkheid heeft over zijn ploeg en dat uit onderzoek is gebleken dat de eerste medewerker gedurende de hele nacht geen contact heeft opgenomen met eiser. De collega’s van eiser zijn blijkens de stukken ook door verweerder op hun gedrag aangesproken. Ter zitting kon geen verweerder ontkennen noch bevestigen of deze collega’s ook disciplinair zijn bestraft. Mede gelet op voormelde context is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het kader van de evenredigheid van de disciplinaire maatregel met het plichtsverzuim diende te volstaan met de oplegging van een berisping.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren wegens strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb en het bestreden besluit vernietigen. Voorts ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit herroepen en te bepalen dat haar uitspraak treedt in de plaats van het herroepen besluit. Dat betekent dat eiser voor het vastgestelde plichtsverzuim alleen de disciplinaire maatregel van de schriftelijke berisping krijgt opgelegd. Het over 9 uur ingehouden loon dient aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten in bezwaar en beroep op na te melden wijze. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser vergoedt.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 21 november 2006 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, (zegge: twaalfhonderd achtentachtig euro) te betalen door de gemeente Amsterdam aan eiser;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het griffierecht van in totaal € 143,00 (zegge: honderd drieënveertig euro) aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juli 2008 door mr. A.C. Loman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B