ECLI:NL:RBAMS:2008:BF0937

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-4426 WAO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overgangsregime van de WAO naar de WIA en de gevolgen voor arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2008, staat de overgang van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) centraal. Eiseres, die als apothekersassistente werkte, diende op 3 december 2006 een aanvraag in voor een WAO-uitkering na uitval door werkgerelateerde klachten op 21 september 2004. De rechtbank moest beoordelen of eiseres recht had op een WAO-uitkering of dat de WIA van toepassing was, gezien de datum van ziekmelding en de inwerkingtreding van de WIA op 29 december 2005.

De rechtbank oordeelde dat de WIA van toepassing was, omdat eiseres zich pas na 1 januari 2004 ziek had gemeld. De wetgeving bepaalt dat voor werknemers die na deze datum ziek worden, de WIA geldt na een wachttijd van 104 weken. Aangezien eiseres zich op 21 september 2004 ziek meldde, viel zij onder de nieuwe wetgeving en niet onder de WAO. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat de ziekmelding na de relevante datum viel.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de datum van ziekmelding in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de overgang van de WAO naar de WIA, en bevestigt dat de wetgeving duidelijk is in het bepalen van de toepasselijkheid van de uitkeringsregelingen.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/4426 WAO
tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
(districtskantoor Almere)
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 1 juni 2007, aangevuld op 12 juni 2007, een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 23 april 2007 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 27 juni 2008.
2. OVERWEGINGEN
Eiseres was laatstelijk werkzaam als apothekersassistente voor 32 uren per week tot zij op
21 september 2004 uitviel als gevolg van klachten die samenhingen met spanningen op haar werk. In verband hiermee heeft eiseres op 3 december 2006 een aanvraag ingediend om een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Bij primair besluit van 1 februari 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat niet de WAO maar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van toepassing is. Tegen dit besluit heeft eiseres tijdig bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat om in aanmerking te komen voor een uitkering ingevolge de WAO de ziekmelding dient te liggen vóór 1 januari 2004. Nu eiseres zich eerst per 21 september 2004 heeft ziek gemeld is, na een wachttijd van 104 weken, de WIA, welke op 20 december 2005 in werking is getreden, van toepassing. Het feit dat eiseres in haar land van herkomst eerder is beoordeeld en daar gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard doet daar niets aan af.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij ziek is geworden in de periode dat de WAO nog van toepassing was. Volgens de WAO had zij in september 2005 gekeurd moeten worden, hetgeen niet is gebeurd.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 1 van het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de WIA is bepaald dat de artikelen van de WIA in werking treden met ingang van 29 december 2005 (Stb. 2005, 619).
In artikel 23, eerste lid, van de WIA is bepaald dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet een wachttijd geldt van 104 weken.
Een van de ontstaansvoorwaarden van het recht op een uitkering ingevolge de WIA is dat de wachttijd moet zijn vervuld. Dit houdt in dat de betrokkene onafgebroken gedurende 104 weken ongeschikt is geweest tot het verrichten van de bedongen arbeid of zijn arbeid wegens ziekte of gebrek (zie Kamerstukken II, 2004-05, 30 034, nr. 3, p. 68 en 155). In die periode had hij immers recht op loondoorbetaling of recht op ziekengeld. De periode van 104 weken begint te lopen vanaf de eerste ziektedag, in het onderhavige geval is dat 21 september 2004.
De WIA is op 104 weken na 1 januari 2004, derhalve op 29 december 2005, in werking getreden. Dit betekent ten aanzien van werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden en dat na 104 weken nog steeds zijn, vanaf 29 december 2005 op grond van de maatstaven van de WIA beoordeeld zal worden of zij recht hebben op een uitkering. De datum 1 januari 2004 is derhalve doorslaggevend voor de bepaling of iemand een bestaand geval is op wie de WAO van toepassing blijft of een nieuw geval op wie vanaf 29 december 2005 de WIA van toepassing is. Ligt de eerste dag waarop wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt op of na 1 januari 2004, dan kan de betrokkene als hij aan het einde van de wachttijd arbeidsongeschikt is geen aanspraak meer maken op een WAO-uitkering; hij wordt dan aan het einde van de wachttijd beoordeeld op grond van de criteria van de WIA. Is de eerste ziektedag van de betrokkene gelegen vóór 1 januari 2004, dan gelden voor hem de criteria van de WAO (zie Kamerstukken II, 2004-05, 30 118, nr. 3,
p. 9-10; als wet gepubliceerd in Stb. 2005, 573).
Nu eiseres zich eerst per 21 september 2004 heeft ziek gemeld en aan het einde van de wachttijd nog steeds arbeidsongeschikt is kan zij, gelet op het voorgaande, geen aanspraak meer maken op een WAO-uitkering. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres terecht afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling en een vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 juli 2008 door mr. C.J. Polak, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B