ECLI:NL:RBAMS:2008:BF3707
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de WWB na schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Eiseres, die vanaf 11 februari 1997 een bijstandsuitkering ontving, heeft de inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van haar detentie, geldtransacties en de verkoop van goederen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstand over de gehele periode rechtens in stand kon blijven, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de gelden niet tot haar beschikking stonden. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd vastgesteld dat de betrokkenheid van eiseres bij grote geldbedragen niet aan bepaalde maanden kon worden toegerekend.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het berustte op de ondeugdelijke grondslag dat eiseres geen recht had op bijstand, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Eiseres had erkend dat zij niet had voldaan aan haar inlichtingenplicht, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond opleverde voor de intrekking van de bijstand, en dat verweerder bevoegd was om de kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres en bepaalde dat het door eiseres betaalde griffierecht vergoed diende te worden.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de bedragen die zij had ontvangen niet van haar waren, en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten gerechtvaardigd waren.